ECLI:NL:RBMNE:2019:3125
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Verzekering voor de Wet langdurige zorg en de voorwaarden voor ingezetenschap in Nederland
In deze zaak stond de vraag centraal of eiseres verzekerd was voor de Wet langdurige zorg (Wlz) vanaf 28 mei 2018, na haar terugkeer naar Nederland. Eiseres had eerder in Suriname gewoond en was op 27 mei 2018 teruggekeerd naar Nederland, waar zij zich opnieuw inschreef in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP). De Sociale Verzekeringsbank, verweerder in deze zaak, had in een besluit van 10 augustus 2018 vastgesteld dat eiseres niet verzekerd was voor de Wlz, omdat zij volgens hen niet voldeed aan de voorwaarden voor ingezetenschap in Nederland. Eiseres ging hiertegen in beroep.
De rechtbank oordeelde dat eiseres geen sterke band met Nederland had aangetoond, wat een vereiste is voor ingezetenschap. Eiseres had weliswaar een huurwoning in Nederland, maar de rechtbank vond dit onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een duurzame band. Ook het feit dat eiseres verklaarde de intentie te hebben om in Nederland te blijven, was niet voldoende. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van ingezetenschap afhankelijk is van alle feiten en omstandigheden en dat de intentie alleen niet voldoende is om een sterke band aan te tonen.
De rechtbank concludeerde dat eiseres in de te beoordelen periode niet verzekerd was voor de Wlz en verklaarde het beroep ongegrond. Dit betekende dat eiseres geen gelijk kreeg in haar verzoek om verzekering onder de Wlz. De uitspraak werd gedaan door mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. C.W.M. Maase-Raedts, en werd openbaar uitgesproken op 4 juli 2019.