29.2Over het door eisers 1 en 3 aangevoerde dat geen enkele vrachtwagen aan de grenswaarde van 60 dB(A) kan voldoen, zoals opgenomen in voorschrift 4.11, overweegt de rechtbank als volgt. In het geluidrapport 2016 is wel geconcludeerd dat in de nachtperiode niet kan worden voldaan aan de grenswaarde van 60 dB(A) vanwege het dichtslaan van het portier van een personenauto én het wegrijden van een eigen vrachtwagen aan de rand van de ochtend, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat een vrachtwagenbeweging in de nachtperiode niet aan de vergunde grenswaarde van 60 dB(A) kan voldoen. Vergunninghouder heeft ook niet gesteld dat het niet mogelijk is om daaraan te voldoen. Daarom is niet gebleken dat de vergunning op dit punt op voorhand onuitvoerbaar is. Er is dan ook geen aanleiding om het bestreden besluit op dit punt te vernietigen. De vraag of een vrachtwagen in de nachtperiode feitelijk aan de grenswaarde van 60 dB(A) voldoet, is vervolgens een kwestie van handhaving en kan niet in deze procedure aan de orde komen.
30. Zoals hiervoor is overwogen onder 18.1, 19.2, 23.1, 26.3 en 27.2 is het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheids-, evenredigheids- en motiveringsbeginsel, zoals neergelegd in de artikelen 3:2, 3:4 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in strijd met artikel 2.31, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wabo. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan uitsluitend met een nieuw besluit. Hierna zal de rechtbank beschrijven op welke manier verweerder de gebreken kan herstellen.
31. Om de gebreken in het bestreden besluit zoals beschreven in 18.1 en 19.2 te herstellen dient verweerder nader te motiveren dat het niet nodig is om voorschrift 1.9 (zorgplichtbepaling) aan de vergunning te verbinden, omdat de zorgplichtbepaling uit het Activiteitenbesluit milieubeheer geldt danwel bij een nader besluit het voorschrift weer aan de vergunning te verbinden. Voor het voorschrift 2.5 (afvalstoffen) geldt dat verweerder nader moet motiveren dat het Activiteitenbesluit milieubeheer dit regelt danwel bij een nader besluit het voorschrift weer aan de vergunning moet verbinden.
32. Herstel van het gebrek in het bestreden besluit zoals beschreven in 23.1 kan door bij een nieuw besluit voorschrift 1.10 (klachtenregistratie) in te trekken. Omdat dit voorschrift niet vastgesteld had mogen worden en nadelig is voor [bedrijfsnaam X] , ziet de rechtbank aanleiding om het bestreden besluit voor zover daarbij voorschrift 1.10 is vastgesteld te schorsen tot de einduitspraak op de beroepen.
33. De gebreken in het bestreden besluit, zoals omschreven in 26.3 en 27.2 kunnen als volgt hersteld worden. Verweerder moet de actuele representatieve bedrijfssituatie binnen de vergunde situatie van de inrichting in kaart brengen en beoordelen welke gevolgen dit heeft voor de vastgestelde geluidsgrenswaarden in voorschrift 4.9. Hierbij wijst de rechtbank erop dat verweerder het geluidrapport uit 2018 niet zonder meer kan gebruiken, omdat dit geluidrapport is opgesteld vanwege de aangevraagde, maar geweigerde omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de bedrijfstijden. Het gebrek ten aanzien van het vergunnen van geluidsruimte per toetspunt kan hersteld worden door voor dezelfde geluidgevoelige objecten dezelfde grenswaarden vast te stellen, zoals in de revisievergunning. Het aanscherpen van de geluidvoorschriften ten opzichte van de revisievergunning is mogelijk als een nieuw uit te voeren onderzoek op basis van de representatieve bedrijfssituatie laat zien dat maximale geluidsniveaus in de dag-, avond- en nachtperiode bij één van de toetspunten lager is dan de in de revisievergunning vergunde geluidsniveau. Zo had verweerder bijvoorbeeld op basis van het geluidrapport 2016, als dat de actuele representatieve bedrijfssituatie had bevat, het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de dagperiode kunnen verlagen naar 47 dB(A), zijnde de hoogste waarde bij toetspunt 1. Gelet op de belangen van [bedrijfsnaam X] ziet de rechtbank aanleiding om voorschrift 4.9 te schorsen en de voorschriften 4.1 tot en met 4.7 uit de revisievergunning te laten herleven totdat einduitspraak is gedaan op de beroepen tegen het bestreden besluit.
34. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak. Verweerder moet het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken, zodat derden daarvan kennis krijgen en eventueel rechtsmiddelen kunnen aanwenden.
35. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers en derde-partij in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. Zij hoeven dus niet opnieuw beroep in te stellen. Vervolgens zal de rechtbank partijen meedelen op welke wijze de beroepen verder worden behandeld.
36. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
37. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.