16.2Uit het controleverslag blijkt dat de stofconcentraties niet gemeten zijn, omdat de toezichthouder niet over de juiste apparatuur beschikt. Verder staat in het controleverslag dat voorschrift 7.26 bij de actualisering van de vergunning zal worden aangepast, omdat een niet erkende maatregel wordt toegepast. In het bestreden besluit 2 staat dat de vergunde norm van 50 mg/m³ inmiddels is opgenomen in artikel 3.38 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en dat daarbij op grond van artikel 3:48 van de Activiteitenregeling milieubeheer een erkende maatregel hoort, te weten: de afgezogen lucht moet door een filtrerende afscheider worden afgevoerd. [verzoekster 2] past geen filtrerende afscheider toe, maar cyclonen en doekenfilterinstallaties. Volgens [verzoekster 2] worden de emissiewaarden met deze cyclonen en doekfilterinstallaties, die elke 1,5 jaar worden vervangen, behaald. Op grond van waarschuwing 5 moet [verzoekster 2] eenmalig aantonen dat de inrichting voldoet aan de emissie-eis uit artikel 3.38, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat een waarschuwing is gegeven en geen last onder dwangsom is opgelegd, omdat geen overtreding is geconstateerd. Tijdens de controle is door de toezichthouder buiten de inrichting geen stof waargenomen. Uit het voorgaande blijkt dat tijdens de controle aandacht is besteed aan de voorschriften 7.26 en 7.27, maar dat de toezichthouder geen overtredingen van deze voorschriften heeft kunnen vaststellen. Gelet hierop heeft verweerder terecht niet handhavend opgetreden tegen deze voorschriften. Overigens dient [verzoekster 2] alsnog een meting uit te voeren en afhankelijk van de resultaten daarvan zal verweerder verder beslissen over al dan niet handhavend optreden.
17. Voor de volledigheid merkt de rechtbank ten aanzien van de zendmasten op dat zij blijft bij hetgeen in de tussenuitspraak is geoordeeld.
18. Het beroep van [verzoeker 1] tegen het bestreden besluit van 18 januari 2016 is niet-ontvankelijk. Gelet op 7.2 en de door verweerder ingetrokken lasten zijn de beroepen van [verzoeker 1] en [verzoekster 2] tegen het bestreden besluit 2 gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit 2, ten aanzien van de door verweerder niet langer gehandhaafde lasten onder dwangsom 2, 3, 5 en 6, en voor zover een (ontwerp)besluit naar aanleiding van de bevindingen van het actualiseringsonderzoek ontbreekt, wegens strijd met artikel 7:11 van de Awb.
Zoals in 7.4 is overwogen ziet de rechtbank geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. Ter zitting is gebleken dat verweerder de uitkomst in onderhavige procedure heeft afgewacht voor het nemen van een ontwerpbesluit naar aanleiding van het actualiseringsonderzoek, maar ook met het besluit op de wijzigingsaanvraag van [verzoekster 2] . Verweerder heeft aangegeven hiermee na uitspraak in deze zaak aan de slag te gaan. Om voortvarendheid van het verdere verloop van die procedure te stimuleren zal de rechtbank een termijn stellen waarbinnen verweerder het ontwerpbesluit ter inzage moet leggen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
19. Omdat de rechtbank het beroep van [verzoeker 1] gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan [verzoeker 1] het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Nu door [verzoekster 2] in deze procedure geen griffierecht is betaald, zijn er ook geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door [verzoeker 1] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 495,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1), omdat de gemachtigde van [verzoeker 1] alleen op de laatste zitting als gemachtigde is opgetreden. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door [verzoekster 2] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het beroepschrift gericht tegen bestreden besluit 2 en 1 punt verschijnen ter zitting van 8 mei 2017 met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).