Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 maart 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
31 augustus 2016een planschadeverzoek ingediend op grond van de
Beoordelingskader
Beoordeling van het geschil
Deskundigenkosten
Tenslotte heeft cliënt ook bezwaren tegen de in het conceptadvies vermelde taxaties” en ook “
In dit kader zal cliënt nog een contra-expertise laten verrichten”. In het slot van de zienswijze wijst de gemachtigde nog op artikel 6.5 van de Wro. Naar het oordeel van de rechtbank had het hiermee voor verweerder duidelijk kunnen zijn dat eiser nog een contraexpertise wilde indienen vóór verweerder een beslissing op zijn planschadeverzoek zou nemen. Verweerder heeft dit echter niet afgewacht en is op 24 mei 2017 overgegaan tot het primaire besluit. Op dezelfde dag heeft eiser de contraexpertise van [taxateur] B.V. van 3 mei 2017 bij verweerder ingediend. Gelet op deze gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat de door eiser gemaakte deskundigenkosten moeten worden geacht te zijn gemaakt in de primaire fase.
Conclusie
31 augustus 2016tot aan de dag van algehele voldoening. Tot slot stelt de
€ 2.048,-- (1 punt voor het indienen
met een waarde per punt van € 254,--, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,--, en een wegingsfactor 1).
Beslissing
31 augustus 2016tot aan de dag van algehele voldoening;
€ 2.048,-.