ECLI:NL:RBMNE:2018:5540

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
16/997018-11 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit grootschalige illegale dierenhandel

Op 13 november 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen twee mannen, een 57-jarige man uit Woerden en een 40-jarige man uit Someren, die zich tussen 2010 en 2012 schuldig hebben gemaakt aan grootschalige illegale dierenhandel. De rechtbank oordeelde dat de mannen meer dan 200.000 euro aan de Staat moeten terugbetalen. De mannen waren eerder in 2015 veroordeeld tot celstraffen voor hun betrokkenheid bij de illegale handel in tientallen soorten vogels en beschermde dieren, waaronder lijgers en ringstaartmaki’s. Ze gebruikten verschillende constructies om dieren wereldwijd te verhandelen, waaronder de 'dierentuinroute', waarbij dieren die leken bestemd voor een dierentuin in werkelijkheid naar andere afnemers gingen. Ook werd de 'vijfvogelregeling' overtreden, die het vervoer van maximaal vijf vogels als gezelschapsdieren toestaat.

In de ontnemingsprocedure heeft de rechtbank de winst die de mannen met hun handel hebben gemaakt, vastgesteld op basis van het dossier. De 57-jarige man, die een leidende rol had in de organisatie, moet ongeveer 152.000 euro terugbetalen, terwijl de 40-jarige man 67.000 euro moet terugbetalen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die het wederrechtelijk verkregen voordeel wilde vaststellen, toegewezen en het bedrag op 67.182,73 euro vastgesteld. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel mogelijk maakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/997018-11 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 13 november 2018
in de ontnemingszaak tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 januari 2018 en 2 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. L.S. van Haeringen, en van hetgeen veroordeelde en diens raadsman,
mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 11 mei 2017 (hierna: het ontnemingsrapport), de conclusie van antwoord van 8 mei 2018, de conclusie van repliek van 4 juli 2018 en de conclusie van dupliek van 29 augustus 2018.

2.DE VORDERING

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 112.022,99 (na wijziging bij repliek).

3.DE GRONDSLAG VAN DE VORDERING

Veroordeelde is bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 18 januari 2017 ter zake van de navolgende strafbare feiten (voor zover relevant voor de ontnemingsvordering) veroordeeld. De Hoge Raad heeft op 5 juni 2018 het door veroordeelde ingestelde cassatieberoep tegen dit arrest verworpen.

1. medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en Faunawet

en
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet;

2 subsidiair: medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd

en
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 10 van de Gezondheidswet- en welzijnswet voor dieren.
De rechtbank heeft in het navolgende aangegeven op welk strafbaar feit het desbetreffende deelrapport betrekking heeft met daarbij een korte weergave van de bewezenverklaring door het Gerechtshof.

4.HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL

Algemene uitgangspunten
Voordat de rechtbank per deelrapport/route ingaat op de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zal zij voor een aantal terugkerende elementen een algemeen uitgangspunt formuleren.
Tijdstip waardebepaling opbrengst/kosten
De rechtbank gaat, evenals de officier van justitie en de verdediging, bij het bepalen van de hoogte van de opbrengst uit van een waardebepaling op het tijdstip waarop de dieren zijn verkocht. Gelet op de door het Gerechtshof bewezen verklaarde feiten, betreft dit veelal een later moment dan direct na voltooiing van het bewezenverklaarde delict (bijvoorbeeld het binnen- of buiten Nederland brengen van beschermde diersoorten). Bij het bepalen van de hoogte van de kosten zal worden uitgegaan van het moment waarop de betreffende kosten zijn gemaakt.
Kosten uitgevallen dieren
Door de verdediging is aangevoerd dat er bij verschillende zendingen dieren zijn overleden voordat zij konden worden verkocht. Deze dieren hebben dus niets opgebracht, maar er zijn wel kosten ten behoeve van deze dieren gemaakt. De verdediging heeft twee arresten van de Hoge Raad [1] aangehaald, waaruit blijkt dat kosten mogen worden meegerekend als zij bespaard gebleven waren als het delict niet zou zijn gepleegd. De verdediging leidt hieruit af dat de kosten ten behoeve van de overleden dieren uit bepaalde zendingen voor aftrek in aanmerking komen, nu iedere zending als één geheel zou moeten worden beschouwd. De officier van justitie heeft, eveneens met verwijzing naar twee arresten van de Hoge Raad [2] , aangevoerd dat dit standpunt niet kan worden gevolgd, nu slechts kostenaftrek plaatsvindt van kosten die in directe relatie tot de voltooiing van het delict staan. De rechtbank leidt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad af dat de kosten die met een delict gepaard gaan dat geen opbrengsten heeft gegenereerd, niet aftrekbaar zijn. De rechtbank volgt de stelling van de verdediging dat iedere zending als één geheel moet worden gezien niet en ziet de in- of uitvoer van de verschillende diersoorten uit een bepaalde zending als het steeds opnieuw voltooien van een delict. De kosten die ten behoeve van de overleden diersoorten zijn gemaakt komen naar het oordeel van de rechtbank derhalve niet voor aftrek in aanmerking.
Vervoerskosten over de weg
Door de verdediging is aangevoerd dat de afschrijvingskosten van de door de heer [medeverdachte] gebruikte voertuigen voor aftrek in aanmerking zouden moeten komen, waardoor niet slechts moet worden uitgegaan van de kosten voor de dieselolie, zoals berekend door de officier van justitie, maar van een vergoeding van € 0,19 per gereden kilometer. Nu de heer [medeverdachte] heeft aangegeven dat de bewezenverklaarde illegale handel slechts vijf procent van zijn totale handel betrof en daarnaast niet is gesteld of gebleken dat de gebruikte voertuigen enkel voor het illegale gedeelte van de bedrijfsvoering zijn aangeschaft, danwel hoofdzakelijk daarvoor zijn gebruikt, komen de afschrijvingskosten naar het oordeel van de rechtbank niet voor aftrek in aanmerking.
Verdeling wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor zover uit de rapporten volgt dat niet alleen veroordeelde, maar ook de heer [medeverdachte] en/of de heer [A] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, zal in beginsel een evenredig gedeelte van het totaalbedrag van het wederrechtelijk verkregen aan veroordeelde worden opgelegd, zonder rekening te houden met de vraag welke kosten er precies door wie zijn gemaakt, aangezien het de rechtbank niet duidelijk is geworden hoe de verrekeningen tussen veroordeelde, de heer [medeverdachte] en de heer [A] precies hebben plaatsgevonden.
Traject Oneigenlijk bezit (rapporten 8, 9, 11 en 12)
Grondslag ontneming
Door de verdediging is primair aangevoerd dat veroordeelde niet is veroordeeld voor de handel in de dieren van dit traject, waardoor het deel van de ontnemingsvordering dat ziet op dit traject dient te worden afgewezen. De officier van justitie heeft daartegen aangevoerd dat ingevolge artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen dat is verkregen door middel van of uit de baten van feiten die soortgelijk zijn aan een strafbaar feit waarvoor de betrokkene is veroordeeld.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde niet is veroordeeld voor de handel in de dieren van dit traject, maar stelt ook vast dat veroordeelde, zoals hij zelf verklaart, deze dieren wel heeft gezien en verkocht. [3] Veroordeelde stelt dat hij pas in Dubai bij de zendingen betrokken raakte, maar de rechtbank acht dit op grond van de stukken in het dossier en de verklaringen van veroordeelde zelf niet geloofwaardig. Uit verschillende tapgesprekken [4] blijkt immers dat veroordeelde en de heer [medeverdachte] al contact hadden over de betreffende dieren voordat deze dieren door de heer [medeverdachte] waren aangekocht of in Dubai waren aangekomen. Veroordeelde heeft, hoewel daarvoor niet veroordeeld, feitelijk gezien dus wel een (strafbare) rol in dit traject gespeeld. Veroordeelde is daarnaast wel veroordeeld voor de feiten uit het traject Vijfvogelregeling en de rechtbank is van oordeel dat deze feiten soortgelijk zijn aan de feiten uit dat traject danwel andere strafbare feiten betreffen. In beide trajecten werd er immers illegaal gehandeld in beschermde uitheemse diersoorten die naar of vanuit Nederland geïmporteerd of geëxporteerd werden en in beide trajecten was veroordeelde vanuit Dubai betrokken bij de verschillende zendingen. Er zijn derhalve voldoende aanwijzingen dat veroordeelde ten aanzien van deze handel van dieren in de rapporten 8, 9, 11 en 12 strafbare feiten heeft begaan. De rechtbank kan dan ook aan veroordeelde de verplichting tot betaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de baten van dit traject aan hem opleggen. Onderstaand zal per rapport dit wederrechtelijk voordeel worden vastgesteld.
Rapport 8: 3 amoerpanters
Opbrengst
Uit tapgesprekken tussen veroordeelde en de heer [medeverdachte] blijkt dat er op verschillende momenten is gesproken over de opbrengst van de amoerpanters. [5] In telefoongesprekken op 2 september 2011 [6] en 21 november 2011 [7] wordt gesproken over een (verwachte) opbrengst van respectievelijk € 32.000,00 en € 20.000,00. In het laatste telefoongesprek, op 9 februari 2012, heeft veroordeelde aangegeven dat hij één amoerpanter voor niets weg zou geven en dat hij garandeerde dat de andere twee ’25 rooitjes’ op zouden brengen. [8] De verdediging heeft aangevoerd dat in deze gesprekken alleen over vermoedelijke opbrengsten wordt gesproken en dat de daadwerkelijke opbrengst blijkt uit een factuur aan [naam] van 6 oktober 2013 [9] . Nu deze factuur pas ruim anderhalf jaar na de overeenkomst is verstuurd, acht de rechtbank niet aannemelijk dat deze factuur daadwerkelijk op de betreffende verkoop ziet. De rechtbank acht de prijs van € 25.000,00 in het licht van de inhoud van de verschillende tapgesprekken en de daarin genoemde bedragen in de periode van de onderhandelingen aannemelijk en stelt de verkoopprijs vast op dat bedrag.
Kosten
Uit het ontnemingsrapport [10] volgt dat de inkoopkosten € 6.000,00 en de loonkosten € 185,22 bedroegen. De verdediging heeft hiermee ingestemd.
Volgens het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt worden de reiskosten overeenkomstig de berekening van de officier van justitie [11] vastgesteld op € 125,49 aan dieselolie.
De verdediging heeft aangevoerd dat er kosten zijn gemaakt voor het fabriceren van de vervoerskisten. Uit de verklaring van de heer [medeverdachte] bij de politie [12] blijkt dat de heer [medeverdachte] de kisten voor de amoerpanters heeft verkocht. De rechtbank kan niet vaststellen of veroordeelde heeft verdiend aan de verkoop van de kisten of kosten heeft gemaakt en stelt de kosten derhalve op nihil.
Verdeling wederrechtelijk verkregen voordeel
Nu de heer [medeverdachte] ook wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, zal, gelet op het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt, de helft van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde worden toegeschreven.
Opbrengst
€ 25.000,00
Kosten
- Inkoopkosten
- Loonkosten
- Reiskosten
€ 6.310,71
€ 6.000,00
€ 185,22
€ 125,49
Wederrechtelijk verkregen voordeel totaal
Wederrechtelijk verkregen voordeel veroordeelde
€ 18.689,29
€ 9.344,65
Rapport 9: 5 lemur catta’s / ringstaartmaki’s
Opbrengst
Uit het ontnemingsrapport [13] volgt dat de verkoopprijs van de vijf lemur catta’s € 3.500,00 bedroeg. De verdediging heeft hiermee ingestemd.
Kosten
De heer [B] heeft de vijf lemur catta’s voor € 500,00 aan de heer [medeverdachte] verkocht. [14] De heer [B] heeft hierover tegen de politie verklaard dat hij de lemur catta’s gratis had gekregen, omdat ze oud waren. [15] Hij heeft de lemur catta’s vervolgens aan de heer [medeverdachte] verkocht, waarbij hij een commissie van € 500,00 heeft gekregen. [16] De verdediging heeft aangevoerd dat dit niet klopt en dat uit een telefoongesprek tussen de heer [medeverdachte] en de heer [B] blijkt dat de lemur catta’s zijn gekocht voor € 3.500,00. Gelet op de verklaring van de heer [B] dat hij de lemur catta’s voor € 500,00 aan de heer [medeverdachte] heeft verkocht en het feit dat de rechtbank het onaannemelijk acht dat de lemur catta’s zonder winst zouden zijn doorverkocht, gaat de rechtbank uit van een inkoopprijs van € 500,00.
Volgens het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt worden de kosten voor dieselolie overeenkomstig de berekening van de officier van justitie [17] vastgesteld op € 9,84. De rechtbank stelt de vrachtkosten, op basis van de factuur [18] , vast op € 759,75. Het totaal aan reiskosten bedraagt derhalve € 769,59.
De rechtbank acht aannemelijk dat er kosten zijn gemaakt voor het fabriceren van de vervoerskisten en stelt deze kosten vast op € 50,00 per kist, waardoor het totaal aan kosten voor de vervoerskisten € 250,00 bedraagt.
Verdeling wederrechtelijk verkregen voordeel
Nu de heer [medeverdachte] ook wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, zal, gelet op het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt, de helft van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde worden toegeschreven.
Opbrengst
€ 3.500,00
Kosten
- Inkoopkosten
- Reiskosten
- Vervoerskisten
€ 1.519,59
€ 500,00
€ 769,59
€ 250,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel totaal
Wederrechtelijk verkregen voordeel veroordeelde
€ 1.980,41
€ 990,21
Rapport 11: 1 lijger/tigon
Opbrengst
Uit de berekening in de conclusie van antwoord [19] volgt dat de verkoopprijs van de lijger
€ 41.332,00 betrof. De officier van justitie heeft in repliek aangegeven deze berekening te volgen.
Kosten
Uit het ontnemingsrapport [20] volgt dat de inkoopprijs van de lijger € 14.000,00 betrof. De verdediging gaat ook van dit bedrag uit.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat veroordeelde naast de inkoopkosten van de lijger geen extra kosten zou hebben gemaakt, omdat door de verdediging is aangevoerd dat veroordeelde en de heer [medeverdachte] beiden een bedrag van € 13.666,00 aan winst hebben ontvangen. De rechtbank is echter met de verdediging van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat door de verdediging meer kosten zijn gemaakt dan alleen de inkoopkosten, welke kosten ook voor aftrek in aanmerking komen.
Volgens het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt worden de reiskosten overeenkomstig de berekening van de officier van justitie [21] vastgesteld op € 51,17 aan dieselolie. De rechtbank stelt de vrachtkosten, gelet op de zich in het ontnemingsrapport bevindende factuur [22] , vast op € 1.213,76. Het totaal aan reiskosten bedraagt derhalve € 1.264,93.
De rechtbank acht aannemelijk dat er kosten zijn gemaakt voor het fabriceren van de vervoerskist en stelt deze kosten vast op € 300,00.
Ter terechtzitting heeft veroordeelde verklaard dat hij nog extra kosten heeft gemaakt en dat deze kosten ongeveer € 600,00 tot € 700,00 bedroegen. [23] De rechtbank acht aannemelijk dat deze kosten zijn gemaakt en zal er vanuit gaan dat deze kosten € 600,00 bedroegen.
Verdeling wederrechtelijk verkregen voordeel
Nu de heer [medeverdachte] ook wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, zal, gelet op het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt, de helft van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde worden toegeschreven.
Opbrengst
€ 41.332,00
Kosten
- Inkoopkosten
- Reiskosten
- Vervoerskisten
- Kosten veroordeelde
€ 16.164,93
€ 14.000,00
€ 1.264,93
€ 300,00
€ 600,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel totaal
Wederrechtelijk verkregen voordeel veroordeelde
€ 25.167,07
€ 12.583,54
Rapport 12: 2 lijgers/tigons
Opbrengst
Er hebben verschillende telefoongesprekken tussen veroordeelde en de heer [medeverdachte] plaatsgevonden over de verkoop van de twee lijgers. [24] Op 29 juni 2012 [25] en 1 oktober 2012 [26] heeft veroordeelde in deze gesprekken aangegeven dat hij van plan was € 80.000,00 per lijger te vragen. De officier van justitie gaat er op grond van deze gesprekken vanuit dat de lijgers ook daadwerkelijk € 80.000,00 per stuk hebben opgeleverd. De verdediging stelt echter dat de vraagprijs wel € 80.000,00 per lijger betrof, maar dat de lijgers uiteindelijk samen maar € 40.000,00 hebben opgeleverd, aangezien de lijgers niet tam bleken te zijn en er bovendien sprake was van fors toenemende concurrentie. Volgens de verdediging zou dit onder meer blijken uit het op het zich in het ontnemingsdossier bevindende telefoongesprek [27] op 25 april 2012. De rechtbank kan uit dit gesprek echter niet afleiden dat sprake was van een dusdanige concurrentie dat aannemelijk moet worden geacht dat de opbrengst van de lijgers zoveel lager ligt dan de opbrengst van de lijger uit het vorige rapport. De in de telefoongesprekken genoemde bedragen betreffen speculaties en hieruit kan niet een verkoopprijs voor de twee lijgers van € 160.000,00 worden afgeleid. Onvoldoende is onderbouwd dat de twee lijgers samen slechts € 40.000,00 hebben opgebracht. De rechtbank sluit daarom aan bij de opbrengst van de lijger uit het vorige rapport en stelt de verkoopprijs van beide lijgers samen geschat vast op € 80.000,00.
Kosten
Uit het ontnemingsrapport [28] volgt dat de inkoopkosten € 15.000,00 en de onkostenvergoeding voor de heer [C] € 1.000,00 bedroegen. De verdediging heeft hiermee ingestemd.
Volgens het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt worden de reiskosten overeenkomstig de berekening van de officier van justitie [29] vastgesteld op € 12,46 aan dieselolie. De rechtbank acht niet aannemelijk dat veroordeelde ook kosten heeft gemaakt voor de reiskosten van de heer [C] , zoals de verdediging stelt, aangezien de heer [C] zelf heeft verklaard dat hij een onkostenvergoeding heeft ontvangen en dat er daarnaast niets financieels meer hoefde te worden afgehandeld. [30] De rechtbank stelt de vrachtkosten, gelet op de zich in het ontnemingsrapport bevindende factuur [31] , vast op € 1.213,76. Het totaal aan reiskosten bedraagt derhalve € 1.226,22.
De rechtbank acht aannemelijk dat er kosten zijn gemaakt voor het fabriceren van de vervoerskisten en stelt deze kosten vast op € 300,00 per kist. Het totaal aan kosten voor de twee kisten samen bedraagt derhalve € 600,00.
Ter terechtzitting heeft veroordeelde verklaard dat hij nog extra kosten heeft gemaakt en dat deze kosten ongeveer € 800,00 tot € 900,00 bedroegen. [32] De rechtbank acht aannemelijk dat deze kosten zijn gemaakt en stelt deze kosten vast op € 800,00.
Verdeling wederrechtelijk verkregen voordeel
Nu de heer [medeverdachte] ook wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, zal, gelet op het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt, de helft van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde worden toegeschreven.
Opbrengst
€ 80.000,00
Kosten
- Inkoopkosten
- Onkostenvergoeding [C]
- Reiskosten
- Vervoerskisten
- Kosten veroordeelde
€ 18.626,22
€ 15.000,00
€ 1.000,00
€ 1.226,22
€ 600,00
€ 800,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel totaal
Wederrechtelijk verkregen voordeel veroordeelde
€ 61.373,78
€ 30.686,89
Traject Oneigenlijk bezit: wederrechtelijk verkregen voordeel
Rapport 8
€ 9.344,65
Rapport 9
€ 990,21
Rapport 11
€ 12.583,54
Rapport 12
€ 30.686,89
Totaal Oneigenlijk bezit
€ 53.605,29
Traject Vijfvogelregeling (rapporten 14 tot en met 17)
Rapport 14: 10 toerako’s + rapport 16: 5 ross toerako’s en 5 grijswanghoornvogels
Veroordeling Gerechtshof [33]
Feit 2 subsidiair:
Hij (..) opzettelijk vogels in Nederland heeft gebracht, te weten:
- (..) tien reuzentoerako’s
- (..) vijf ross toerako’s (..) en
- (..) vijf grijswanghoornvogels (..)

welke vogels zijn verzonden vanuit een lidstaat of andere staat die partij is bij het EER-verdrag dan wel vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat in Nederland worden gebracht en bestemd zijn voor Nederland, een lidstaat of een andere staat die partij is bij het EER-verdrag.

Opbrengst
Uit het ontnemingsrapport [34] volgt dat de toerako’s uit rapport 14 voor € 2.000,00 per stuk zijn verkocht. De officier van justitie gaat er vanuit dat de opbrengst van de tien toerako’s samen daarom € 20.000,00 betreft. De verdediging heeft aangevoerd dat er twee toerako’s zijn overleden voordat zij konden worden verkocht, waardoor er in totaal maar acht toerako’s zijn verkocht. Daarnaast is aangevoerd dat de heer [D] , die de toerako’s uiteindelijk heeft gekocht, slechts 25 procent van de verkoopprijs van € 16.000,00 heeft betaald, waardoor de totale opbrengst maar € 4.000,00 bedroeg. De stelling dat er twee toerako’s zijn overleden wordt door de verdediging niet onderbouwd en de rechtbank zal hier dan ook geen rekening mee houden. Gelet op het lange tijdsverloop tussen het moment van de levering van de toerako’s aan de heer [D] (in mei 2012 [35] ) en de inbeslagname van de toerako’s (in november 2012 [36] ), acht de rechtbank daarnaast niet aannemelijk dat de heer [D] het resterende gedeelte van de verkoopprijs nooit heeft betaald. Zelfs als dit wel het geval zou zijn, zou dit voor rekening en risico van veroordeelde komen, nu het feit dat niet volledig zou zijn betaald niet af doet aan de waarde van de toerako’s op het moment van de verkoop ervan. De rechtbank stelt de totale verkoopprijs voor de tien toerako’s vast op € 20.000,00.
Uit het ontnemingsrapport [37] volgt eveneens dat de vijf ross toerako’s samen € 5.000,00 en de vijf grijswanghoornvogels samen € 6.000,00 hebben opgebracht. De verdediging heeft hiermee ingestemd. De rechtbank stelt de opbrengst van rapport 16 daarom vast op
€ 11.000,00, waardoor de totale opbrengst de toerako’s, de ross toerako’s en grijswanhoornvogels (rapport 14 en rapport 16) uitkomt op € 31.000,00.
Kosten
De officier van justitie en de verdediging gaan voor de vogels in deze rapporten uit van afwijkende kostenposten. Hoewel niet duidelijk is wanneer de zich in het ontnemingsrapport bevindende e-mail [38] is verstuurd, zal de rechtbank in het voordeel van veroordeelde uitgaan van de bedragen die in deze e-mail zijn vermeld. Dit betekent dat de volgende kosten voor aftrek in aanmerking komen: de aan de […] Autorities betaalde kosten (‘kosten U’) van € 4.800,00, de kosten voor het afhandelen van de vogels bij binnenkomst, de vliegtickets en de invoerkosten (‘tikt+hdling’) van € 2.500,00 en de betaling aan bemiddelaar [voornaam] (‘ [voornaam] ’) van € 2.350,00. De rechtbank zal geen kosten toewijzen voor het maken van de vervoerskisten, welke kosten door de verdediging zijn opgevoerd, nu deze kosten naar het oordeel van de rechtbank al vallen onder de kostenpost ‘kosten U’, immers de vogels zijn vanuit Uganda verstuurd.
Verder is aannemelijk dat er kosten zijn gemaakt voor het zakgeld van de vervoerders, welke kosten worden vastgesteld op € 300,00.
Volgens het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt worden de reiskosten overeenkomstig de berekening van de officier van justitie [39] vastgesteld op € 32,95 aan dieselolie.
Door de verdediging is aangevoerd dat er een bedrag is betaald aan de heer [A] , welk bedrag voor aftrek in aanmerking zou moeten komen. Nu dit bedrag bestaat uit een deel van de winst en uit kosten die al zijn afgetrokken (namelijk de ‘kosten U’ van
€ 4.800,00), komt deze betaling aan de heer [A] naar het oordeel van de rechtbank niet voor aftrek in aanmerking.
Verdeling wederrechtelijk verkregen voordeel
Nu de heer [medeverdachte] en de heer [A] ook wederrechtelijk verkregen voordeel hebben genoten, zal, gelet op het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt, een derde van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde worden toegeschreven.
Opbrengst
€ 31.000,00
Kosten
- ‘Kosten U’
- ‘Tikt+hdling’
- ‘ [voornaam] ’
- Zakgeld
- Reiskosten
€ 9.982,95
€ 4.800,00
€ 2.500,00
€ 2.350,00
€ 300,00
€ 32,95
Wederrechtelijk verkregen voordeel totaal
Wederrechtelijk verkregen voordeel veroordeelde
€ 21.017,05
€ 7.005,68
Rapport 15: 7 geelkopgieren
Veroordeling Gerechtshof [40]
Feit 2 subsidiair:
Hij (..) opzettelijk vogels in Nederland heeft gebracht, te weten:
- (..) zeven geelkopgieren (..)

welke vogels zijn verzonden vanuit een lidstaat of andere staat die partij is bij het EER-verdrag dan wel vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat in Nederland worden gebracht en bestemd zijn voor Nederland, een lidstaat of een andere staat die partij is bij het EER-verdrag.

Opbrengst
Uit het ontnemingsrapport [41] volgt dat de zeven geelkopgieren in totaal € 3.850,00 hebben opgebracht. De verdediging heeft hiermee ingestemd.
Kosten
De verdediging heeft aangevoerd dat de geelkopgieren behoorden tot een zending, waartoe ook twee pompadour cotinga’s behoorden. Deze pompadour cotinga’s zijn overleden en zijn derhalve niet verkocht. Nu het ging om één zending, dienen volgens de verdediging ook de kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de pompadour cotinga’s voor aftrek in aanmerking te komen. De kosten gemaakt voor overleden diersoorten komen naar het oordeel van de rechtbank niet voor aftrek in aanmerking, dus ook de kosten van de pompadour cotinga’s niet. Dit betekent dat de rechtbank wat betreft de inkoopprijs, de luchtvrachtkosten en de invoerbelasting uitgaat van de bedragen zoals deze volgen uit het ontnemingsrapport [42] , te weten: € 805,00 aan inkoopkosten, € 220,27 aan luchtvrachtkosten en € 250,27 aan en invoerbelasting.
Uit het ontnemingsrapport [43] volgt verder dat de kosten voor vliegtickets € 1.567,10, de kosten voor het zakgeld voor de heer [E] € 500,00 en de kosten voor het loon van de heer [F] € 185,22 bedroegen. De verdediging heeft hiermee ingestemd.
Volgens het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt worden de reiskosten overeenkomstig de berekening van de officier van justitie [44] vastgesteld op € 104,35 aan dieselolie.
Verdeling wederrechtelijk verkregen voordeel
Nu de heer [medeverdachte] ook wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, zal, gelet op het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt, de helft van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde worden toegeschreven.
Opbrengst
€ 3.850,00
Kosten
- Inkoopkosten
- Luchtvrachtkosten
- Invoerbelasting
- Vliegtickets
- Zakgeld [E]
- Loon [F]
- Reiskosten
€ 3.632,21
€ 805,00
€ 220,27
€ 250,27
€ 1.567,10
€ 500,00
€ 185,22
€ 104,35
Wederrechtelijk verkregen voordeel totaal
Wederrechtelijk verkregen voordeel veroordeelde
€ 217,79
€ 108,90
Rapport 17: 10 papoea beo’s
Veroordeling Gerechtshof [45]
Feit 1:
Hij (..) opzettelijk, telkens dieren behorende tot een beschermde inheemse en/of beschermde uitheemse diersoort, te weten
- tien papoea beo’s (..)

binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.

Feit 2 subsidiair:
Hij (..) opzettelijk vogels in Nederland heeft gebracht, te weten:
- (..) tien papoea beo’s (..)

welke vogels zijn verzonden vanuit een lidstaat of andere staat die partij is bij het EER-verdrag dan wel vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat in Nederland worden gebracht en bestemd zijn voor Nederland, een lidstaat of een andere staat die partij is bij het EER-verdrag.

Opbrengst
Uit het ontnemingsrapport [46] volgt dat de eerste zending papoea beo’s € 6.000 heeft opgeleverd. De verdediging heeft hiermee ingestemd. De officier van justitie gaat er vanuit dat de tweede zending papoea beo’s hetzelfde bedrag heeft opgeleverd. Door de verdediging is daartegen aangevoerd dat de heer [D] slechts € 4.000,00 voor de tweede zending heeft betaald. De rechtbank acht dit standpunt echter niet aannemelijk en gaat voor beide zendingen uit van een opbrengst van € 6.000,00.
Kosten
Uit het ontnemingsrapport [47] volgt dat de vijf papoea beo’s uit de tweede zending op
2 februari 2011 door veroordeelde zijn aangemeld met een goederenwaarde van € 472,62. [48] De officier van justitie acht aannemelijk dat de vijf papoea beo’s uit de eerste zending op 14 januari 2011 dezelfde goederenwaarde hadden. De verdediging heeft echter verklaard dat de goederenwaarde van de papoea beo’s € 500,00 per vogel bedroeg en dat veroordeelde een lager bedrag heeft opgegeven dan de vogels waard waren, omdat hij niet commercieel wilde handelen en derhalve geen belasting wilde betalen. Veroordeelde heeft volgens de verdediging aldus een fictief bedrag opgegeven. Nu het standpunt van de verdediging op geen enkele wijze is onderbouwd, zal de rechtbank voor de inkoopkosten uitgaan van de op de airwaybill aangegeven goederenwaarde, te weten: € 472,62 per zending.
Uit het ontnemingsrapport [49] volgt verder dat de kosten voor de eerste zending € 70,68 aan luchtvrachtkosten, € 82,33 aan invoerbelasting, € 737,10 voor het vliegticket en € 500,00 voor de vergoeding aan de heer [E] bedroegen. Voor de tweede zending bedroegen de kosten € 70,68 aan luchtvrachtkosten, € 121,03 aan invoerbelasting, € 737,10 voor het vliegticket en € 100,00 voor de vergoeding aan de heer [E] . De verdediging heeft hiermee ingestemd.
De verdediging heeft aangevoerd dat er bij de beide zendingen ook reiskosten zijn gemaakt. Bij de eerste zending heeft de heer [E] met de auto van de heer [medeverdachte] gereden, waarbij de kosten voor rekening van de heer [medeverdachte] zouden komen. De heer [E] heeft echter een onkostenvergoeding ontvangen en de rechtbank acht aannemelijk dat deze onkostenvergoeding inclusief reiskosten was. De door de verdediging gestelde reiskosten van de eerste zending komen derhalve niet voor aftrek in aanmerking. Nu veroordeelde bij de tweede zending zelf heeft gereden, komen de reiskosten in het kader van die zending wel voor vergoeding in aanmerking. Volgens het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt worden deze kosten, overeenkomstig de berekening van de officier van justitie in rapport 15 [50] , waarbij ook wordt uitgegaan van een afstand van 816 kilometer, vastgesteld op € 104,35 aan dieselolie.
Verdeling wederrechtelijk verkregen voordeel
Nu de heer [medeverdachte] uit zending 1 ook wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, zal, gelet op het in dit vonnis gehanteerde uitgangspunt, de helft van het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel van zending 1 aan veroordeelde worden toegeschreven. Nu de rechtbank er vanuit gaat dat de heer [medeverdachte] geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit zending 2, zal het wederrechtelijk verkregen voordeel uit zending 2 geheel aan veroordeelde worden toegeschreven.
Opbrengst zending 1
€ 6.000,00
Kosten zending 1
- Inkoopkosten
- Luchtvrachtkosten
- Invoerbelasting
- Vliegticket
- Vergoeding [E]
€ 1.862,73
€ 472,62
€ 70,68
€ 82,33
€ 737,10
€ 500,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel totaal
Wederrechtelijk verkregen voordeel veroordeelde
€ 4.137,27
€ 2.068,64
Opbrengst zending 2
€ 6.000,00
Kosten zending 2
- Inkoopkosten
- Luchtvrachtkosten
- Invoerbelasting
- Vliegticket
- Vergoeding [E]
- Reiskosten
€ 1.605,78
€ 472,62
€ 70,68
€ 121,03
€ 737,10
€ 100,00
€ 104,35
Wederrechtelijk verkregen voordeel veroordeelde
€ 4.394,22
Het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel uit dit rapport dat aan veroordeelde kan worden toegeschreven bedraagt € 6.462,86.
Traject Vijfvogelregeling: wederrechtelijk verkregen voordeel
Rapport 14 + 16
€ 7.005,68
Rapport 15
€ 108,90
Rapport 17
€ 6.462,86
Totaal Vijfvogelregeling
€ 13.577,44
Totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel
Traject Oneigenlijk bezit
€ 53.605,29
Traject Vijfvogelregeling
€ 13.577,44
Totaal alle trajecten
€ 67.182,73
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op
€ 67.182,73.

5.DE BETALINGSVERPLICHTING

De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 67.182,73.

6.DE TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.DE BESLISSING

De rechtbank:
- stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 67.182,73;
- legt op aan [veroordeelde] de
verplichting tot betaling aan de Staatvan een bedrag van
€ 67.182,73(zegge: zevenenzestigduizendhonderdtweeëntachtig euro en drieënzeventig eurocent).
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en J.A. Spee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2018.

Voetnoten

3.Pagina 5 van de conclusie van antwoord.
4.Pagina 1426 (rapport 8), 1531-1532 (rapport 9), 1625-1626 (rapport 11), 1708 (rapport 12) van het ontnemingsrapport.
5.Pagina 1426-1427 van het ontnemingsrapport.
6.Pagina 1435 van het ontnemingsrapport.
7.Pagina 1437 van het ontnemingsrapport.
8.Pagina 1438-1439 van het ontnemingsrapport.
9.Productie 40a van de conclusie van antwoord.
10.Pagina 1427-1429 van het ontnemingsrapport.
11.Pagina 1429 van het ontnemingsrapport.
12.Pagina 1505 van het ontnemingsrapport.
13.Pagina 1521-1522 van het ontnemingsrapport.
14.Pagina 1522 van het ontnemingsrapport.
15.Pagina 1560 van het ontnemingsrapport.
16.Pagina 1563 van het ontnemingsrapport.
17.Pagina 1522 van het ontnemingsrapport.
18.Pagina 1546 van het ontnemingsrapport.
19.Pagina 10 van de conclusie van antwoord.
20.Pagina 1626 van het ontnemingsrapport.
21.Pagina 1626-1627 van het ontnemingsrapport.
22.Pagina 1656 van het ontnemingsrapport.
23.Proces-verbaal ter terechtzitting van 2 oktober 2018.
24.Pagina 1708-1709 van het ontnemingsrapport.
25.Pagina 1708 van het ontnemingsrapport.
26.Pagina 1708-1709 van het ontnemingsrapport.
27.Pagina 1717 van het ontnemingsrapport.
28.Pagina 1709-1710 van het ontnemingsrapport.
29.Pagina 1710 van het ontnemingsrapport.
30.Pagina 1747 van het ontnemingsrapport.
31.Pagina 1734 van het ontnemingsrapport.
32.Proces-verbaal ter terechtzitting van 2 oktober 2018.
33.Pagina 15-16 van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 januari 2017.
34.Pagina 1799 van het ontnemingsrapport.
35.Pagina 1821-1822 van het ontnemingsrapport.
36.Pagina 1825 van het ontnemingsrapport.
37.Pagina 2028 van het ontnemingsrapport.
38.Pagina 1836 van het ontnemingsrapport.
39.Pagina 2028-2029 van het ontnemingsrapport.
40.Pagina 15-16 van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 januari 2017.
41.Pagina 1941 van het ontnemingsrapport.
42.Pagina 1941-1942 van het ontnemingsrapport.
43.Pagina 1942 van het ontnemingsrapport.
44.Pagina 1942-1943 van het ontnemingsrapport.
45.Pagina 5-6 en 15-16 van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 januari 2017.
46.Pagina 2128 van het ontnemingsrapport.
47.Pagina 2128 van het ontnemingsrapport.
48.Pagina 2164 van het ontnemingsrapport.
49.Pagina 2128-2129 van het ontnemingsrapport.
50.Pagina 1942-1943 van het ontnemingsrapport.