ECLI:NL:RBMNE:2018:5290

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
UTR 17/4781
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van een winkelcentrum met appartementen in Zeist

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor de bouw van een winkelcentrum met appartementen in Zeist. Eiseres, een stichting, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, dat op 6 juli 2017 een omgevingsvergunning heeft verleend aan Rialto Zeist B.V. voor de bouw van het winkelcentrum. Eiseres betoogde dat de vergunning niet verleend had mogen worden vanwege de locatie van het laad- en loshof van de Aldi supermarkt, dat zich naast een moskee bevindt. Eiseres vreesde dat dit zou leiden tot overlast voor de bezoekers van de moskee en een aantasting van het woon- en leefklimaat in de inpandige woning van de imam.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van de vergunninghouder uitsluitend betrekking had op de activiteit bouwen en dat de toetsingsgronden voor de omgevingsvergunning limitatief en imperatief zijn. Dit betekent dat de vergunning alleen geweigerd kan worden op basis van de in artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) genoemde weigeringsgronden. De rechtbank oordeelde dat geen van deze gronden zich in deze zaak voordoen, en dat de ruimtelijke gevolgen van het laad- en loshof niet meer aan de orde konden komen in deze procedure, aangezien deze al in het kader van het bestemmingsplan waren beoordeeld.

De rechtbank concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning terecht had verleend en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/4781

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 oktober 2018 in de zaak tussen

Stichting [eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Boumanjal),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder

(gemachtigde: mr. M.S. Exler)

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Rialto Zeist B.V. (gemachtigde: M.H.J. Titulaer).

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan Rialto Zeist B.V. (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een winkelcentrum met appartementen aan de [winkelcentrum] 3202 t/m 3272 (blok C) te [woonplaats] .
Bij besluit van 12 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2018. Namens eiseres zijn [A] en [B] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [C] en [D] , [E] en [F] . De gemachtigde van de derde-partij is verschenen, vergezeld van [G] .

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Het bestaande winkelcentrum de [winkelcentrum] in [woonplaats] is verouderd. Naast het winkelcentrum staat een sporthal en ten zuiden van deze sporthal staat de moskee [moskee] met een inpandige woning van de imam. Deze moskee is in 2011 gebouwd. Er zijn al jaren plannen om dit winkelcentrum en het gebied daaromheen te vernieuwen.
Vergunninghouder heeft op 5 april 2017 bij verweerder een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een winkelcentrum met appartementen, het kappen van bomen en het herinrichten van het terrein aan de [winkelcentrum] (blok A en B) ingediend. Op 15 juni 2017 heeft vergunninghouder bij verweerder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een winkelcentrum met appartementen aan de [winkelcentrum] (blok C) . Vervolgens heeft verweerder bij twee afzonderlijke besluiten van 6 juli 2017 de omgevingsvergunningen verleend.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het bezwaar van eiseres alleen is gericht tegen de omgevingsvergunning voor blok C. Verweerder stelt dat deze omgevingsvergunning uitsluitend ziet op de activiteit bouwen. Volgens verweerder is deze omgevingsvergunning terecht verleend, omdat zich geen van de weigeringsgronden uit artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voordoen.
3. In het winkelcentrum gaat zich een Aldi supermarkt vestigen. Eiseres kan zich niet verenigen met de locatie van het laad- en loshof van de Aldi die naast de moskee is gesitueerd. Zij vreest dat het laad- en loshof tot een aantasting van het woon- en leefklimaat in de inpandige woning van de imam zal leiden. Daarnaast vreest zij dat de bezoekers van de moskee overlast gaan ondervinden. Daarbij wijst zij erop dat rondom het laad- en loshof geen veilige verkeerssituatie kan worden gewaarborgd.
4. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van vergunninghouder alleen betrekking heeft op de activiteit bouwen. Het toetsingskader voor een omgevingsvergunning voor deze activiteit is neergelegd in artikel 2.10 van de Wabo. Dit toetsingskader komt er kort gezegd op neer dat de omgevingsvergunning enkel kan worden geweigerd vanwege strijd met het Bouwbesluit, de bouwverordening, het ter plaatse geldende bestemmingsplan of de redelijke eisen van welstand.
5. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de artikel 2.10 vermelde weigeringsgronden limitatief en imperatief van aard zijn. Dit betekent dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd als de bouwactiviteit in strijd is met één of meer toetsingsgronden en dat de omgevingsvergunning moet worden verleend, indien geen sprake is van één van deze weigeringsgronden. Indien dat laatste het geval is, staat het verweerder, gelet op de dwingende formulering van dit artikel, niet vrij om een ruimer toetsingskader te hanteren en zal hij ook aan een belangenafweging niet kunnen toekomen.
6. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat het laad- en loshof niet in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Gelet op het toetsingskader kan het aangevoerde over de ruimtelijke gevolgen van het laad- en loshof in deze procedure niet meer aan de orde komen. De afweging of een supermarkt met een laad- en losvoorziening vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is, heeft al in het kader van de totstandkoming van het bestemmingsplan plaatsgevonden.
7. Eiseres heeft niet gesteld dat zich één van de andere weigeringsgronden voordoet. Hiervan is de rechtbank ook niet gebleken. De rechtbank stelt derhalve vast dat geen van de in artikel 2.10 vermelde weigeringsgronden zich in deze zaak voordoen. Eiseres betoogt evenwel dat er andere redenen zijn op grond waarvan verweerder de gevraagde vergunningverlening had moeten weigeren.
8. Volgens eiseres mag verweerder de omgevingsvergunning niet verlenen, omdat de vergunningverlening in dit geval in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat verweerder deze beginselen ook in acht dient te nemen bij een beschikking zoals onderhavige, waarbij de weigeringsgronden limitatief en imperatief van aard zijn. Volgens eiseres is verweerder bij de besluitvorming voorbij gegaan aan de afspraken tussen verweerder en eiseres zoals vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst van 28 juni 2010. Bij deze samenwerkingsovereenkomst is een stedenbouwkundige visie met een verkavelingssuggestie gevoegd waarop het laden en lossen is voorzien aan de straatzijde en niet direct naast de moskee. Ook is in de besluitvorming door verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met het verplichte overleg dat heeft plaatsgevonden tussen verweerder en eiseres. Eiseres leidt dit af uit het feit dat het verslag van het overleg ontbreekt in de stukken.
9. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de door eiseres gestelde strijd met de samenwerkingsovereenkomst, het Beeldkwaliteitsplan en de verkavelingssuggestie een weigeringsgrond is voor verweerder. De reden hiervoor is dat de weigeringsgronden uit artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo, limitatief en dwingend zijn, zodat er geen ruimte voor verweerder is om vanwege andere redenen de vergunning te kunnen weigeren. Het is vaste rechtspraak dat uit dit artikel tevens volgt dat als de bouwactiviteit in overeenstemming is met de in lid 1 genoemde toetsingsgronden, de omgevingsvergunning moet worden verleend. Eventuele andere redenen dan de in dit artikel bedoelde weigeringsgronden, kunnen dus niet leiden tot weigering van de vergunning (vgl. onder meer ECLI:NL:RVS:2015:918).
10. Uit hetgeen hiervoor onder 9. is overwogen volgt dat ook het standpunt van eiseres op het vertrouwensbeginsel omdat zij er op mocht vertrouwen dat verweerder zich aan deze samenwerkingsovereenkomst zou houden, niet kan leiden tot het slagen van dit beroep (zie ook de uitspraak van 24 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3514). Dit geldt ook voor het beroep op het evenredigheidsbeginsel, waarbij de rechtbank tevens opmerkt dat in artikel 3:4, eerste lid, van de Awb een afweging van belangen is voorgeschreven voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. Artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo behelst een dergelijke beperking.
Ook eiseres’ standpunt dat geen deugdelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden, faalt om de hiervoor bedoelde redenen. Zoals overwogen in 5 bestaat voor een belangenafweging door verweerder geen ruimte.
11. Eiseres voert verder aan dat verweerder ten onrechte niet heeft onderzocht of een laad- en losplek aan de weg langs de supermarkt beter is vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid. De rechtbank overweegt hierover dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen dat verweerder de mogelijkheid van een laad- en losplek aan de straatzijde heeft verkend, maar daarvoor gemotiveerd niet heeft gekozen. Eiseres is het niet eens met deze motivering van verweerder. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit geschilpunt te bespreken, omdat het toetsingskader geen ruimte biedt voor het maken van een ruimtelijke afweging van een alternatieve locatie van het laad- en loshof. Daarbij komt dat verweerder dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend.
12. Voor zover in de beroepsgronden van eiseres ook een beroep op strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel besloten ligt, kan deze grond ook niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert en de omstandigheid dat zij heeft berust in het bestemmingsplan, omdat zij gelet op de samenwerkingsovereenkomst in de veronderstelling was dat het laden en lossen elders was voorzien, geen aanleiding om te oordelen dat verweerder het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden door de omgevingsvergunning te verlenen.
13. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning terecht heeft verleend.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S. Wijna, voorzitter, en mr. L.A.C. de Vaan en mr. A.R. Klijn, leden, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.