In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een schipper, en de minister van Infrastructuur en Milieu. De eiser was beboet voor meerdere overtredingen van de Binnenvaartwet (Bvw) en de Arbeidstijdenwet (Atw). De rechtbank oordeelde dat de gezondheidssituatie van de moeder van de eiser geen acute noodtoestand opleverde die de overtredingen rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de opgelegde boetes van € 1.150 en € 800,- te hoog waren, en dat er geen sprake was van dubbele bestraffing in strijd met het ne bis in idem-beginsel. De rechtbank stelde vast dat de overtredingen van de Bvw en de Atw als afzonderlijke feiten konden worden aangemerkt, en dat de boetes niet onevenredig waren in verhouding tot de overtredingen. De rechtbank verklaarde de beroepen van de eiser ongegrond en bevestigde de opgelegde boetes.