ECLI:NL:RBMNE:2018:5043
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht door de partner
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2018 uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van bijstand aan eiseres, die sinds 11 februari 2015 gezinsbijstand ontving. De intrekking was het gevolg van een schending van de inlichtingenplicht door haar (ex-)partner, die bij de aanvraag van de bijstand niet alle relevante informatie had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat eiseres, als partner in de gezinsbijstand, hoofdelijk aansprakelijk was voor de gevolgen van deze schending, ongeacht haar individuele verwijtbaarheid. Eiseres kon niet aantonen dat zij recht had op volledige of aanvullende bijstand, zelfs niet als de inlichtingenplicht was nageleefd. De rechtbank concludeerde dat de verweerder terecht had gesteld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de financiële gevolgen van de terugvordering pas daadwerkelijk zouden optreden bij invordering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.
De rechtbank nam de feiten als vaststaand aan, waaronder dat eiseres en haar partner samen een bijstandsuitkering hadden aangevraagd en dat er een onderzoek was gestart naar de rechtmatigheid van deze uitkering. De rechtbank oordeelde dat de schending van de inlichtingenplicht een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zij recht had op bijstand, en de rechtbank vond dat de verweerder de omstandigheden rondom de terugvordering voldoende had gemotiveerd. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van dringende redenen voor terugvordering een individuele afweging vereist, en dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van onaanvaardbare gevolgen voor haar en haar kinderen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.