4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank volgt de raadsvrouw in haar betoog dat uit het procesdossier geen bewijs volgt voor het feit dat verdachte in de periode van 20 maart 2016 tot en met 12 april 2016 Kalashnikovs voorhanden heeft gehad. Dat verdachte meermaals in de buurt is geweest van de woning waar deze wapens zijn aangetroffen, is daarvoor onvoldoende.
Feit 1: bespreking rechtmatigheidsverweren
Ten aanzien van het aangevoerde rechtmatigheidsverweer omtrent de inbeslagname van en het onderzoek aan de telefoon van verdachte overweegt de rechtbank als volgt. Op 12 april 2016, toen [A] werd aangehouden door de politie, zaten zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] bij [A] in de auto en zijn van hen beiden de telefoons in beslaggenomen en uiteindelijk ook onderzocht. De medeverdachte [medeverdachte] is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 juli 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:6069) – waarin hij werd bijgestaan door dezelfde raadsvrouw als verdachte – veroordeeld voor het voorhanden hebben van vuurwapens. De raadsvrouw heeft in de zaak van de medeverdachte in eerste aanleg en in hoger beroep vergelijkbare rechtmatigheidsverweren omtrent de inbeslagname van en het onderzoek aan de telefoon naar voren gebracht. Deze verweren zijn door het Hof verworpen. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw gemeld dat tegen het arrest van het gerechtshof cassatie is ingesteld. Zij heeft - op vraag van de rechtbank – niet expliciet naar voren gebracht waarom het oordeel van het gerechtshof onjuist of onvoldoende gemotiveerd zou zijn. De rechtbank onderschrijft hetgeen het Hof in dat arrest heeft overwogen en geoordeeld.
Ten aanzien van het primaire standpunt van de verdediging dat de inbeslagname van de mobiele telefoon en het daaropvolgende onderzoek aan die telefoon onrechtmatig zouden zijn, is de rechtbank van oordeel dat dit verweer moet worden verworpen.
Verdachte is op 12 april 2016 aangehouden omdat hij in de auto zat bij [A] die ter zake van betrokkenheid bij een moord werd aangehouden. De mobiele telefoons van [A] , verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn vervolgens op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen en onderzocht. Gelet op de verdenking van het strafbare feit waarvoor [A] is aangehouden, is deze inbeslagname rechtmatig geweest. Voor inbeslagneming waren ook vatbaar voorwerpen die niet direct aan [A] toebehoorden. De officier van justitie heeft voorts gemeld dat na aanhouding door het arrestatieteam moest worden uitgezocht welke telefoon bij welke persoon hoorde. De telefoon van verdachte kan ook om die reden onderzocht worden. De heenzending van verdachte maakt dit niet anders. De rechtbank concludeert dat de inbeslagname van de telefoon rechtmatig is geweest.
Met betrekking tot het onderzoek dat aan de telefoon heeft plaatsgevonden overweegt de rechtbank als volgt. De volgende overweging van de Hoge Raad in het arrest van 4 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:588) is daarbij van belang. “Voor het doen van onderzoek door een opsporingsambtenaar aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken teneinde de beschikking te krijgen over daarin opgeslagen of beschikbare gegevens vereist de wet geen voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie. Indien de met het onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd, biedt de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren, neergelegd in art. 94, in verbinding met art. 95 en 96 Sv, daarvoor voldoende legitimatie. Dit zal het geval kunnen zijn indien het onderzoek slechts bestaat uit het raadplegen van een gering aantal bepaalde op de elektronische gegevensdrager of in het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens. Indien dat onderzoek zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de gegevensdrager of het geautomatiseerde werk, kan dat onderzoek jegens hem onrechtmatig zijn. Daarvan zal in het bijzonder sprake kunnen zijn wanneer het gaat om onderzoek van alle in de elektronische gegevensdrager of het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens met gebruikmaking van technische hulpmiddelen.”
Uit het dossier blijkt niet meer dan dat de politie een aantal afbeeldingen die op de telefoon en/of SD-kaart stonden heeft bekeken. Daaruit volgt niet dat er een verdergaand onderzoek heeft plaatsgevonden. Van een onderzoek dat zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is gekregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van verdachte is niet gebleken. Met het onderzoek aan de telefoon van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte gemaakt. De algemene bevoegdheid van artikel 94 in samenhang met artikel 95 en 96 van het Wetboek van Strafvordering biedt voor dit onderzoek een voldoende wettelijke grondslag. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“De aangetroffen foto’s stonden inderdaad op mijn telefoon, een Samsung Galaxy S4. Ik ben degene die op de foto’s staat en het waren naar mijn weten echte wapens. Het adres weet ik niet, maar het was in Nieuwegein. Ik was in huis bij een vriend van meneer [A] . Ik ging naar de keuken om drinken te pakken en toen zag ik een big shopper met wapens erin. Dat zijn de wapens waarmee ik op de foto sta. Ik heb aan die wapens gezeten en toen heb ik gevraagd of ik er mee op de foto mocht. Alle wapens waarmee ik op de foto sta, lagen in die big shopper die ik in die woning zag.”
Op 12 april 2016 is door de hulpofficier van justitie een Samsung mobiele telefoon, model Galaxy S4, type GT-I9505 in beslag genomen en gelabeld met SIN-nummer AAGR7374NL.
Door verbalisant [verbalisant 1] is een onderzoek ingesteld naar de gegevens van een Samsung GT-I9505 Galaxy S4 met SIN-nummer AAGR7374NL en bijbehorende SD-kaart met hetzelfde SIN-nummer. De verbalisant heeft geverbaliseerd dat er onder meer 10 afbeeldingen zijn aangetroffen waarop een man te zien is, gekleed in een donkere broek en een donkergekleurd t-shirt voorzien van lichte opdruk. De man heeft een lichtgetinte huidskleur en draagt donkere handschoenen en hij heeft donkere gelaatsbedekking.De man heeft op alle afbeeldingen wapens in zijn handen of tussen zijn broeksband. De wapens die de man steeds in zijn handen vasthoudt, betreffen automatische vuurwapens, gelijkend op een Kalashnikov. Verbalisant heeft voorts geverbaliseerd dat uit de veiliggestelde informatie van de afbeeldingen is af te lezen dat de afbeeldingen zijn gemaakt met een Samsung, type I9505 op 19 maart 2016.
Bij het proces-verbaal zijn de afbeeldingen als bijlage gevoegd. Zie bijvoorbeeld afbeelding 1.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat verdachte zoals uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen blijkt door de wapens op 19 maart 2016 in zijn handen te nemen en daarmee voor foto’s te poseren, deze wapens op dat moment voorhanden heeft gehad. Door met de wapens in zijn handen op verschillende manieren te poseren en daarvan foto’s te (laten) maken, heeft verdachte de beschikkingsmacht gehad over de wapens en daarmee artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie overtreden. Dat verdachte stelt niet de eigenaar te zijn van de wapens en er verder niets vanaf te weten, maakt dit niet anders. Ten aanzien van het (hand)vuurwapen overweegt de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de wapens naar zijn weten echt waren. Voorts is het wapen voldoende duidelijk zichtbaar op de in verdachtes telefoon aangetroffen afbeeldingen.