ECLI:NL:RBAMS:2018:5135

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
13/728063-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bezit pistoolmitrailleur, veroordeling voor bezit automatisch geweer en pistool

Op 19 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man, die werd verdacht van het bezit van een pistoolmitrailleur en andere vuurwapens. De man was gearresteerd na de liquidatie van de broer van een kroongetuige op 29 maart 2018. Tijdens de rechtszitting op 5 juli 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, en de verdediging van de verdachte, mr. J.H. Weermeijer, gehoord. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het bezit van de pistoolmitrailleur niet voldoende was, omdat het DNA van de verdachte slechts deel uitmaakte van een mengprofiel en er geen andere belastende informatie was. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.

Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op 29 maart 2018 in Wassenaar een automatisch vuurwapen en een pistool voorhanden had. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van deze wapens een ernstig feit was, dat onverantwoorde risico's voor de veiligheid met zich meebracht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheid dat hij een maand in beperkingen had doorgebracht in verband met een andere verdenking die later verviel. De rechtbank baseerde haar beslissing op de wettelijke voorschriften en de oriëntatiepunten voor straffen in vergelijkbare zaken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728063-18
Datum uitspraak: 19 juli 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het Justitieel Complex [naam JC] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.H. Weermeijer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 maart 2017 tot en met 29 maart 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
- een (automatisch) vuurwapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur (merk
Ceska Zebrojovska, model VZ61, kaliber 7,65mm) en/of
- een patroonmagazijn (met daarin een of meer patro(o)nen)
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2018 te Wassenaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
- een (automatisch) vuurwapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur (merk
Tula, model Avtomát Kaláshnikova Modernizirovanny, kaliber 7.62x39mm) en/of
- een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk CZ, model P-07, kaliber
9mmx19) en/of
- een patroonmagazijn (met daarin een of meer (zes) (volmantelrondneus)
patro(o)n(en) (kaliber 9mmx19) en/of
- een patroon
voorhanden heeft gehad;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie en met de raadsman – niet bewezen hetgeen onder 1 is ten laste gelegd.
Op de ruwe delen van de in het water aangetroffen pistoolmitrailleur is DNA van verdachte aangetroffen. Dit DNA maakte deel uit van een mengprofiel. Vastgesteld zou derhalve kunnen worden dat (onder andere) verdachte het wapen op enig moment heeft vastgehouden of aangeraakt. Verdachte verklaart dat hij mogelijk het wapen op enig moment heeft vastgehouden maar kan zich dat niet (actief) herinneren. Naast het DNA mengprofiel bevindt zich geen andere belastende informatie voor verdachte in het dossier. Op basis van de bewijsmiddelen kan daarom niet worden vastgesteld wanneer, waar en onder welke omstandigheden verdachte het wapen heeft vastgehouden of aangeraakt. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld of verdachte het wapen ook daadwerkelijk voorhanden heeft gehad, in die zin dat hij daarover beschikkingsmacht had, en zo ja, wanneer of in welke periode dit het geval zou zijn geweest. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
4.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
2.
op 29 maart 2018 te Wassenaar,
- een (automatisch) vuurwapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur (merk
Tula, model Avtomát Kaláshnikova Modernizirovanny, kaliber 7.62x39mm) en
- een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk CZ, model P-07, kaliber
9mmx19) en
- een patroonmagazijn met daarin zes volmantelrondneus patronen (kaliber 9mmx19)
en
- een patroon
voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte dit strafbare feit heeft begaan op de redengevende feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn opgenomen. (
bijlage 1)

6.De strafbaarheid van het feit

De rechtbank acht het onder 2 bewezene voor wat betreft het vierde gedachtestreepje ‘een patroon’ niet strafbaar. Uit de tenlastelegging volgt immers niet dat het hier een patroon betreft waarvan het voorhanden hebben strafbaar is gesteld in de Wet wapens en munitie, te weten een patroon van categorie II of III.
Verdachte dient daarvan dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het bewezen geachte feit is voor het overige volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Ook met betrekking tot de patronen onder het derde gedachtestreepje ontbreekt weliswaar de vermelding van een categorie. Echter, deze patronen zaten in het patronenmagazijn dat afkomstig was uit het bij het tweede gedachtestreepje bewezenverklaarde vuurwapen van categorie III. De patronen zijn in de tenlastelegging nader omschreven als: volmantelrondneus patronen van het kaliber 9mmx19. Dit is hetzelfde kaliber als dat van het vuurwapen. De rechtbank is daarom van oordeel dat hier kennelijk bedoeld is patronen van categorie III ten laste te leggen en acht dit ook bewezen.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank komt tot een aanzienlijk lagere gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank heeft bij de strafmaat een rol laten spelen dat verdachte een ernstig en zeer gevaarlijk feit heeft gepleegd.
Verdachte heeft immers een automatisch geweer en een pistool voorhanden gehad. Reeds het enkele voorhanden hebben van dergelijke wapens brengt onverantwoorde risico’s voor de veiligheid van personen met zich. Eén van de wapens was bovendien geladen en dus voor onmiddellijk gebruik gereed. Het feit dat verdachte zich hiermee, zoals hij zelf heeft verklaard, regelmatig op de openbare weg en onder de mensen begaf en kennelijk in een milieu verkeert waar dit normaal wordt gevonden, maakt dit des te ernstiger.
De reden dat de rechtbank toch tot een aanzienlijk lagere straf komt dan de officier van justitie heeft geëist, heeft twee redenen.
Ten eerste acht de rechtbank feit 1 niet bewezen (het voorhanden hebben van een automatisch geweer) en de officier van justitie wel.
Ten tweede heeft de rechtbank bij het bepalen van de duur van de straf vanuit het oogpunt van rechtseenheid veel waarde gehecht aan de landelijk door rechters vastgestelde oriëntatiepunten voor dit soort zaken. Ook heeft zij gekeken naar de straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken doorgaans opleggen. De oriëntatiepunten vermelden voor het voorhanden hebben van een automatisch geweer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden en voor het voorhanden hebben van een pistool een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Opgeteld is dat 12 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de rechtbank heeft dat als uitgangspunt genomen. De rechtbank ziet aanleiding om daarvan 4 maanden voorwaardelijk op te leggen vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheid dat verdachte een maand van zijn voorarrest in beperkingen heeft doorgebracht omdat hij werd verdacht van betrokkenheid bij een liquidatiezaak, welke verdenking achteraf is komen te vervallen.
Het voorwaardelijke deel heeft uitdrukkelijk ook tot doel om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst weer aan strafbare feiten schuldig te maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met betrekking tot het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het in rubriek 4 onder 2, eerste, tweede en derde gedachtestreepje bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Verklaart het in rubriek 4 onder 2, vierde gedachtestreepje bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2018.