ECLI:NL:RBMNE:2018:299
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht onder de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een boete die aan eiser was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De boete van € 140,- was opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht, omdat eiser niet tijdig melding had gemaakt van zijn inkomsten. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 mei 2017, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 18 december 2017 heeft eiser zijn beroepsgronden met betrekking tot de berekening van het benadelingsbedrag en de mate van verwijtbaarheid ingetrokken, waardoor de rechtbank zich enkel hoefde te buigen over de vraag of de boete in verhouding stond tot de draagkracht van eiser.
De rechtbank overwoog dat de boete was vastgesteld op basis van de normale verwijtbaarheid en dat eiser de op hem rustende inlichtingenplicht had geschonden. Eiser voerde aan dat er geen rekening was gehouden met zijn betalingsregeling voor belastingschulden en dat hij door de invordering van de boete onder bijstandsniveau had geleefd. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende rekening had gehouden met de financiële omstandigheden van eiser en dat de boete niet gematigd hoefde te worden. De rechtbank concludeerde dat eiser in staat was om de boete binnen een redelijke termijn te voldoen en dat de wijze van invordering niet voortvloeide uit het bestreden besluit.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser had de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.