ECLI:NL:RBMNE:2018:2563
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- E. van der Linde
- L.A.C. de Vaan
- A.M. Klijn
- Rechtspraak.nl
Woz-waardering van zwembad annex fitnessruimte en de kwalificatie van grond als bebouwde of onbebouwde grond
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de Woz-waardering van een zwembad annex fitnessruimte. De eiseres, een besloten vennootschap, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van het onroerend goed, die was vastgesteld op € 3.440.000,- per 1 januari 2016. De rechtbank moest beoordelen of de grond van het buitenzwembad als bebouwde of onbebouwde grond moest worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de grond als bebouwde grond moest worden gekwalificeerd, omdat het zwembad als een bouwwerk wordt beschouwd. Dit leidde tot de conclusie dat de waarde van de grond correct was vastgesteld door de heffingsambtenaar.
De rechtbank behandelde ook de argumenten van eiseres over de objectkenmerken en de waardering van de onbebouwde grond. Eiseres stelde dat de oppervlakte van het zwembad ten onrechte als bebouwde grond was gewaardeerd en dat de waarde van de onbebouwde grond te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de door de heffingsambtenaar gehanteerde waarde voor bebouwde grond van € 124,- per m² niet werd betwist door eiseres en dat de waarde voor onbebouwde grond van € 8,26 per m² ook terecht was vastgesteld.
Daarnaast werd het verzoek van eiseres om een correctie voor functionele veroudering afgewezen, omdat zij niet voldoende bewijs had geleverd om haar stellingen te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet hoger was dan de economische waarde op de waardepeildatum. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.