ECLI:NL:RBMNE:2018:1936

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
NL17.13365
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst en matiging contractuele boete bij tekortkoming in documentatieplicht

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] c.s., een verklaring voor recht dat verweerder tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst van een woning. De koopovereenkomst, die op 18 januari 2017 was ondertekend, bevatte een financieringsvoorbehoud en een verplichting voor verweerder om uiterlijk op 13 februari 2017 een bankgarantie of waarborgsom te stellen. Verweerder heeft deze verplichtingen niet nageleefd en heeft op 9 februari 2017 per e-mail aan de verkopende makelaar laten weten dat hij van de koop afzag, zonder de benodigde documentatie te overleggen. Eisers hebben de koopovereenkomst op 5 april 2017 buitengerechtelijk ontbonden en vorderden een contractuele boete van € 36.000,00, die overeenkomt met 10% van de koopsom. De rechtbank oordeelde dat verweerder tekortgeschoten was in zijn verplichtingen en dat de ontbinding van de koopovereenkomst rechtsgeldig was. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat de boete buitensporig was in verhouding tot de schade die eisers hadden geleden, en matigde de boete tot € 9.000,00. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan eisers.

Uitspraak

vonnis

_________________________________________________________________ _

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer: NL17.13365
Vonnis van 9 mei 2018
in de zaak van

1.[eiser 1] ,wonende te [woonplaats] ,2. [eiser 2] ,wonende te [woonplaats] ,eisers, hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud te noemen: [eiser 1] c.s.,advocaat: mr. A.G.P. van der Baan te Almere,

tegen
[verweerder],
wonende op een geheim adres,
verweerder, hierna te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. S.J. de Vries te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding,
  • het verweerschrift,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 28 maart 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In december 2016 is [eiser 1] c.s. als verkoper met [verweerder] als koper overeengekomen dat de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) aan [verweerder] wordt verkocht voor een koopsom van € 360.000,00 k.k. [eiser 1] c.s. werd bij de verkoop van de woning bijgestaan door een makelaar. [verweerder] werd niet bijgestaan door een makelaar.
2.2.
De koopovereenkomst is vastgelegd in een NVM-model koopovereenkomst die op 18 januari 2017 door partijen is ondertekend (hierna: de koopovereenkomst). In de koopovereenkomst is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
Artikel 4 Juridische overdracht
De voor de overdracht vereiste akte van levering zal gepasseerd worden op27 februari 2017of zoveel eerder of later als partijen nader overeen zullen komen (…).
Artikel 5 Waarborgsom, bankgarantie
1. Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk op13 februari 2017een schriftelijke door een bankinstelling afgegeven bankgarantie doen stellen voor een bedrag van:€ 36.000,-(…) op rekeningnummer (…) t.n.v.[notariskantoor]te[vestigingsplaats]. (…)
2. In plaats van deze bankgarantie te stellen kan koper een waarborgsom storten ter hoogte van het in artikel 5.1. genoemde bedrag in handen van de notaris via diens derdengeldenrekening. De waarborgsom moet uiterlijk op de in artikel 5.1 genoemde dag zijn bijgeschreven op genoemde rekening.
(…)
Artikel 11 Ingebrekestelling. Ontbinding.
1. Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
2. Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.
(…)
Artikel 16 Ontbindende voorwaarden
1. Deze koopovereenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk:
(…)
b. op9 februari 2017koper voor de financiering van de onroerende zaak voor een bedrag van€ 363.600,-(…) (101% van de koopsom) geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe van een erkende geldverstrekkende bankinstelling heeft verkregen.
(…)
3. Partijen verplichten zich over en weer al het redelijk mogelijke te doen teneinde de hierboven bedoelde (…) financiering (…) te verkrijgen.
De partij die de ontbinding inroept, dient er zorg voor te dragen dat de mededeling dat de ontbinding wordt ingeroepen uiterlijk op9 februari 2017door de notaris en [makelaar] is ontvangen. Deze mededeling dient schriftelijk en goed gedocumenteerd via gangbare communicatiemiddelen te geschieden. Indien koper de ontbinding wenst in te roepen als gevolg van het (tijdig) ontbreken van een financiering als bedoeld in artikel 16.1 onder sub b., wordt, tenzij partijen anders overeenkomen, onder ‘goed gedocumenteerd’ verstaan dat een afwijzing van een erkende geldverstrekkende bankinstelling aan verkopend makelaar en notaris dient te worden overlegd. In aanvulling hierop komen partijen overeen dat koper de volgende stuk(ken) dient te overleggen om te voldoen aan het vereiste van ‘goed gedocumenteerd’: minstens 1 afwijzing van een bankinstelling, alle inkomensgegevens inclusief de aanvraag bij de bankinstellingen. (…)”
2.3.
Bij e-mail van 9 februari 2017 heeft [verweerder] aan de verkoopmakelaar van [eiser 1] c.s. geschreven dat hij van de koop afziet. De verkoopmakelaar heeft dezelfde dag bij e-mail gereageerd dat het beroep op de ontbindende voorwaarde (hierna: het financieringsvoorbehoud) ongeldig is omdat [verweerder] dat beroep niet goed heeft gedocumenteerd.
2.4.
[verweerder] heeft op of voorafgaand aan 13 februari 2017 geen bankgarantie doen stellen en evenmin een waarborgsom gestort. Bij e-mail van 15 februari 2017 is [verweerder] gesommeerd om binnen acht dagen aan deze verplichting te voldoen. [verweerder] heeft dat nagelaten.
2.5.
Bij e-mail van 22 februari 2017 heeft [verweerder] aan de notaris van [notariskantoor] (hierna: de notaris) geschreven dat de koop vanuit zijn kant niet doorgaat. (De verkoopmakelaar van) [eiser 1] c.s. heeft [verweerder] bij e-mail van 27 februari 2017 gesommeerd om binnen acht dagen na dagtekening alsnog de koopsom op de rekening van de notaris te deponeren en aan levering van de woning mee te werken. [verweerder] heeft geen gehoor gegeven aan deze sommatie.
2.6.
Bij brief van 5 april 2017 heeft (de toenmalige gemachtigde van) [eiser 1] c.s. een ontbindingsverklaring aan [verweerder] gestuurd en hem gesommeerd om de contractuele boete van 10% van de koopprijs (€ 36.000,00) binnen veertien dagen te betalen. Bij brief van 2 mei 2017 is [verweerder] nogmaals gesommeerd om binnen veertien dagen na ontvangst van de brief de boete te betalen omdat hij anders ook de buitengerechtelijke kosten van € 875,00 verschuldigd is. [verweerder] heeft aan deze sommaties geen gehoor gegeven.
2.7.
[eiser 1] c.s. heeft de woning aan een derde verkocht voor een koopsom van € 359.500,00 en hij heeft de woning per 1 mei 2017 aan deze derde geleverd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] c.s. vordert – samengevat – om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. voor recht te verklaren dat [verweerder] tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst door:
- niet op uiterlijk 13 februari 2017 een bankgarantie van € 36.000,00 te doen stellen, dan wel voor dat bedrag een waarborgsom te storten op de derdengeldenrekening van de notaris; en
- niet mee te werken aan de notariële akte van levering van de woning;
voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst door [eiser 1] c.s. op 5 april 2017 buitengerechtelijk is ontbonden;
[verweerder] te veroordelen om aan [eiser 1] c.s. een bedrag van € 36.000,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[verweerder] te veroordelen om aan [eiser 1] c.s. de buitengerechtelijke incassokosten van € 875,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[verweerder] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
[eiser 1] c.s. legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [verweerder] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst door (i) niet de overeengekomen bankgarantie of waarborgsom te stellen/storten, en (ii) niet mee te werken aan de notariële levering van de woning. [eiser 1] c.s. heeft [verweerder] in gebreke gesteld en vervolgens op 5 april 2017 de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Op grond van artikel 11.2 van de koopovereenkomst maakt [eiser 1] c.s. aanspraak op betaling van de bedongen boete van 10% van de koopprijs.
3.3.
[verweerder] verzet zich niet tegen toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst op 5 april 2017 is ontbonden. Tegen de overige vorderingen voert hij het volgende verweer. Het financieringsvoorbehoud moet worden bezien in het licht van de mededeling van de verkopende makelaar die tijdens de bezichtiging van de woning heeft verteld dat [verweerder] tot 13 februari 2017 zonder nadere verplichtingen van de koop kon afzien. [verweerder] heeft de koopovereenkomst dan ook rechtsgeldig ontbonden met de e-mail van 9 februari 2017. Door de ontbinding is [verweerder] van zijn verplichtingen uit de overeenkomst bevrijd en hij is daarom niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en bijgevolg is de contractuele boete niet verschuldigd. Voor zover [verweerder] wel een boete verschuldigd is, verzoekt [verweerder] de boete te matigen tot nihil, althans tot een in redelijkheid te bepalen bedrag.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil betreft de vraag of [verweerder] rechtsgeldig een beroep heeft gedaan op het financieringsvoorbehoud en zodoende de koopovereenkomst heeft ontbonden. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, ligt in dat oordeel besloten dat [verweerder] van zijn verplichting tot het stellen van zekerheid (bankgarantie/waarborgsom) en het meewerken aan de levering van de woning werd bevrijd. In dat geval is [verweerder] dus niet tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en geen boete verschuldigd. Indien die vraag afwijzend wordt beantwoord, staat vast dat [verweerder] op de genoemde punten is tekortgeschoten: tussen partijen is immers niet in geschil dat [verweerder] geen bankgarantie of waarborgsom heeft gesteld/gestort en evenmin dat hij niet heeft meegewerkt aan de levering van de woning. Aangezien ook niet in geschil is dat de koopovereenkomst op 5 april 2017 door [eiser 1] c.s. is ontbonden, is [verweerder] in dat geval dus in beginsel de contractuele boete verschuldigd en dient de rechtbank vervolgens het beroep op matiging te beoordelen.
Heeft [verweerder] de koopovereenkomst rechtsgeldig ontbonden?
4.2.
Op grond van artikel 16.1 van de koopovereenkomst kon [verweerder] de koopovereenkomst met een beroep op het financieringsvoorbehoud ontbinden indien hij uiterlijk op 9 februari 2017 geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe van een erkende geldverstrekkende bankinstelling had verkregen. Om een rechtsgeldig beroep op het financieringsvoorbehoud te kunnen doen, volgt uit artikel 16.3 van de koopovereenkomst dat [verweerder] dan wel al het redelijke moest hebben gedaan om een hypothecaire lening te verkrijgen (de inspanningsplicht) en gelijktijdig met het beroep op het financieringsvoorbehoud in ieder geval moest hebben meegestuurd: (i) de financieringsaanvraag en (ii) alle inkomensgegevens inclusief een afwijzing van een erkende geldverstrekkende bankinstelling (de documentatieplicht).
4.3.
De rechtbank begrijpt dat [verweerder] in het verweerschrift heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de voorwaarden als genoemd in artikel 16.1 en 16.3 van de koopovereenkomst omdat de verkopende makelaar tegen hem had gezegd dat hij zonder verdere verplichtingen van de koop van de woning kon afzien. Ter comparitie heeft [verweerder] echter verklaringen afgelegd waaruit bezwaarlijk anders kan worden geconcludeerd dan dat hij wel op de hoogte was van, en akkoord was gegaan met het financieringsvoorbehoud zoals opgenomen in de koopovereenkomst. [verweerder] heeft ter comparitie immers verklaard dat (i) hij de koopovereenkomst goed had doorgelezen voorafgaand aan de ondertekening daarvan en de verkopende makelaar had gebeld met de mededeling dat hij een hypothecaire lening zou aanvragen, (ii) hij ervan op de hoogte was dat hij het financieringsvoorbehoud tot uiterlijk 9 februari 2017 kon inroepen, (iii) hij heeft geprobeerd om aan de documentatieplicht te voldoen, maar (iv) geen bank hem schriftelijk wilde bevestigen dat hij niet voor een hypothecaire lening in aanmerking kwam. Nu [verweerder] op dit punt wisselende standpunten heeft ingenomen, gaat de rechtbank daaraan voorbij en zal zij het beroep op het financieringsvoorbehoud beoordelen op basis van de in de koopovereenkomst neergelegde afspraken.
4.4.
Tussen partijen staat vast dat toen [verweerder] op 9 februari 2017 per e-mail verklaarde dat hij van de koop wilde ‘afzien’, hij geen informatie heeft meegestuurd op basis waarvan [eiser 1] c.s. kon beoordelen of [verweerder] aan zijn inspanningsverplichting had voldaan. Ter comparitie heeft [verweerder] verklaard dat hij telefonisch aan de verkopende makelaar heeft gezegd dat hij wel financieringsaanvragen heeft gedaan, maar dat geen bank hem schriftelijk bewijs van een afwijzing wilde geven, hetgeen [eiser 1] c.s. heeft betwist. De juistheid van deze stelling kan echter in het midden blijven, want ook indien dat zo zou zijn gegaan, had [verweerder] in ieder geval de financieringsaanvragen met bijlagen aan [eiser 1] c.s. moeten sturen, zodat [eiser 1] c.s. zich een beeld had kunnen vormen van de inspanningsverplichting van [verweerder] . De achtergrond van de documentatieplicht is immers dat de verkoper moet kunnen beoordelen of de koper zich heeft ingespannen om al het redelijk mogelijke te doen om de hypothecaire lening te krijgen (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28 februari 2017 ECLI:NL:GHARL:2017:1695). Nu [verweerder] heeft nagelaten om zijn beroep op het financieringsvoorbehoud (op enige wijze) te onderbouwen, heeft hij niet voldaan aan de documentatieplicht zoals opgenomen in artikel 16.3 van de koopovereenkomsten en heeft hij dus geen rechtsgeldig beroep op het financieringsvoorbehoud gedaan.
4.5.
Nu vast staat dat [verweerder] de documentatieplicht niet heeft nageleefd, kan verder onbesproken blijven of hij wel aan de inspanningsplicht heeft voldaan.
4.6.
Zoals overwogen onder 4.1. houdt het voorgaande in dat [verweerder] tekortgeschoten is in de nakoming van de koopovereenkomst door (i) niet op uiterlijk 13 februari 2017 een bankgarantie van € 36.000,- te doen stellen, dan wel voor dat bedrag een waarborgsom te storten op de derdengeldenrekening van de notaris, en (ii) niet mee te werken aan de levering van de woning. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom toegewezen.
4.7.
[verweerder] heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst door [eiser 1] c.s. op 5 april 2017 is ontbonden. Dat betekent dat ook deze verklaring voor recht wordt toegewezen, maar deze en de in 4.6. genoemde verklaring voor recht worden niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard omdat een verklaring voor recht zich daartoe niet leent (zie Hoge Raad, 11 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5360).
(Matiging van) de contractuele boete
4.8.
Nu gesteld noch gebleken is dat sprake is geweest van overmacht aan de zijde van [verweerder] , zijn de tekortkomingen in de nakoming van de koopovereenkomst toerekenbaar en is [verweerder] op grond van artikel 11.2 van de koopovereenkomst in beginsel de gevorderde boete van € 36.000,00 verschuldigd.
4.9.
Het beroep van [verweerder] op matiging van de contractuele boete beoordeelt de rechtbank als volgt. De in artikel 6:94 lid 1 BW opgenomen maatstaf, die inhoudt dat voor matiging slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Deze maatstaf noopt dus tot terughoudendheid. Hoewel een (enorme) wanverhouding tussen schade en boete op zichzelf voldoende grond kan zijn om een boete te matigen ((HR 11-02-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA4779 (
Kok/Schoor)), zal de rechter ook rekening moeten houden met de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638). Deze toetsingsmaatstaf dient de rechter eveneens toe te passen indien sprake is van een tussen particulieren gesloten boetebeding, hoewel de rechter bij het beoordelen van een matigingsberoep wel gewicht mag toekennen aan de hoedanigheid van een partij als particulier (vgl. HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4986).
4.10.
Vast staat dat [eiser 1] c.s. de woning aan een derde heeft verkocht binnen korte tijd (ongeveer twee maanden) na de oorspronkelijk tussen partijen beoogde leveringsdatum. [eiser 1] c.s. heeft onweersproken gesteld dat de schade die hij heeft geleden in totaal € 895,00 heeft bedragen (dubbele lasten en lagere koopprijs). De rechtbank stelt dan ook vast dat de schade minder bedraagt dan 2,5% van de gevorderde boete. Daarmee lopen de schade en boete niet slechts uiteen, maar is de boete naar het oordeel van de rechtbank buitensporig in verhouding tot de schade.
4.11.
[eiser 1] c.s. heeft daarentegen terecht aangevoerd dat er in beginsel van moet worden uitgegaan dat [verweerder] bij het sluiten van de koopovereenkomst wist welke verplichtingen hij aanging en welke financiële gevolgen daaraan verbonden waren. Daarbij is tevens de aard van de overeenkomt, zijnde een gebruikelijke NVM-koopakte met daarin een eveneens gebruikelijke boeteclausule van 10% van de koopprijs, relevant. Als uitgangspunt wordt voorts genomen dat een contractuele boete er niet alleen toe strekt om geleden schade te dekken, maar bovendien dient als prikkel tot nakoming. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat [eiser 1] c.s. als gevolg van de tekortkoming van [verweerder] enige tijd in onzekerheid heeft verkeerd over de vraag of de woning alsnog zou worden verkocht.
4.12.
[verweerder] heeft ter comparitie verklaard dat hij van plan was om de woning te kopen met geld vanuit een investering in 3D-tablets. Achteraf bleek echter dat hij was opgelicht ter zake van die investering. Deze omstandigheid verklaart volgens [verweerder] waarom hij niet direct een hypothecaire lening heeft aangevraagd nadat overeenstemming was bereikt over de koop. De rechtbank overweegt dat indien [verweerder] wél tijdig en compleet een hypothecaire lening zou hebben aangevraagd, het evident is dat geen enkele financiële instelling een hypothecaire lening van € 363.600,00 zou hebben verstrekt op basis van de inkomensgegevens van [verweerder] (ongeveer € 1.900,00 bruto per maand). In dat geval zou [verweerder] dus wel een beroep op het financieringsvoorbehoud hebben kunnen doen, mits hij dat beroep ook zou hebben gedocumenteerd. Dan zou het voor [eiser 1] c.s. eveneens uiterlijk op 9 februari 2017 duidelijk zijn geweest dat de koopovereenkomst niet werd uitgevoerd, maar was [verweerder] geen boete verschuldigd. Nu verder niet in geschil is dat partijen niet hebben onderhandeld over het boetebeding of dit onderwerp nadrukkelijk hebben besproken, overweegt de rechtbank dat het niet redelijk is dat een particulier een boete van € 36.000,00 verschuldigd raakt en daardoor – zoals [verweerder] onweersproken heeft gesteld – in grote financiële problemen raakt terwijl de wederpartij slechts beperkte schade lijdt.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat gegeven de omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang bezien, de billijkheid klaarblijkelijk een matiging van de boete eist. Het verweer van [verweerder] dat de boete dient te worden gematigd tot nihil kan echter niet worden gevolgd, gelet op de omstandigheden als genoemd onder 4.10. en 4.11. Naar het oordeel van de rechtbank dient de boete in dit geval te worden gematigd tot een bedrag van € 9.000,00 (ongeveer 10 x de geleden schade en 25% van de contractuele boete). De rechtbank zal de vordering van [eiser 1] c.s. dan ook tot dit bedrag toewijzen.
Wettelijke rente
4.14.
[eiser 1] c.s. heeft de wettelijke rente over de contractuele boete gevorderd vanaf 19 april 2017 tot de dag der betaling. [verweerder] heeft hiertegen geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat de rechtbank de rente als op de wet gegrond toewijst.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.15.
[eiser 1] c.s. maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De vraag of de buitengerechtelijke kosten van [eiser 1] c.s. al dan niet door zijn rechtsbijstandverzekering worden gedragen is niet relevant. Het betreft immers vermogensschade aan diens zijde, zij het dat deze (wellicht) door een verzekering is gedekt. De door [eiser 1] c.s. verzonden aanmaning voldoet niet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, nu daarin een lager bedrag is genoemd dan het bedrag waarop het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten op basis van de hoofdsom recht geeft (€ 875,00 in plaats van € 1.135,00). Door deze afwijking is [verweerder] echter niet in zijn belangen geschaad en de buitengerechtelijke incassokosten zijn daarom toewijsbaar. Aangezien de hoofdsom is gematigd tot € 9.000,00 wijst de rechtbank conform het Besluit een bedrag van € 825,00 toe aan buitengerechtelijke incassokosten.
4.16.
[eiser 1] c.s. heeft tevens de wettelijke rente gevorderd over de buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat [eiser 1] c.s. deze kosten al daadwerkelijk aan haar advocaat heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal daarom niet worden toegewezen.
Proceskosten
4.17.
[verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. worden begroot op:
- betekening procesinleiding € 99,20
- griffierecht 883,00
- salaris advocaat
1.390,00(2 punt × tarief € 695,00)
Totaal € 2.372,20
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn. De nakosten worden eveneens toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [verweerder] tekortgeschoten is in de nakoming van de koopovereenkomst door:
 niet op uiterlijk 13 februari 2017 een bankgarantie van € 36.000,- te doen stellen, dan wel voor dat bedrag een waarborgsom te storten op de derdengeldenrekening van de notaris; en
 niet mee te werken aan de notariële akte van levering van de woning,
5.2.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst door [eiser 1] c.s. op 5 april 2017 buitengerechtelijk is ontbonden,
5.3.
veroordeelt [verweerder] om aan [eiser 1] c.s. te betalen een bedrag van € 9.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2017 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [verweerder] om aan [eiser 1] c.s. te betalen een bedrag van € 825,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.5.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] c.s. tot op heden begroot op € 2.372,20, waaronder € 1.390,00,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [verweerder] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [verweerder] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.7.
verklaart de veroordelingen onder 5.3. tot en met 5.6. uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2018.