4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (hierna: VOA)
Op 10 december 2016, omstreeks 19.28 uur waren op de Rijksweg A27, linker rijbaan te
Eemnes een personenauto en een bestelauto bij een kop-staart botsing betrokken.
De bestelauto, hierna te noemen voertuig 2, bereed de Rijksweg A27 links, komende uit de richting van afrit/toerit Huizen (afrit 35) en gaande in de richting van afrit/toerit Eemnes (afrit 34). De personenauto, hierna te noemen voertuig 1, bereed de A27 in dezelfde richting en bevond zich voor het moment van de botsing achter voertuig 2.
Om onbekende reden is voertuig 1 met de voorzijde tegen de achterzijde van voertuig 2 gebotst.
Als gevolg van deze aanrijding is voertuig 1 de middenberm ingereden, aldaar ongeveer 180°
geroteerd en, gezien zijn rijrichting, achterstevoren tegen de geleiderail tot stilstand gekomen. Voertuig 2 is uiteindelijk rechts naast de rijbaan de berm ingereden en aldaar tegen een boom gebotst. De bestuurder van dit voertuig overleed op de plaats van het ongeval en diens passagier raakte gewond.
Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig:
1. personenauto, merk Volvo, type V40, kenteken [kenteken] .
2. personenauto, merk Volkswagen, type Caddy D47 Kw, kenteken [kenteken] .
Het verkeersongeval had plaatsgevonden tussen hectometerpaal 101.5 en 101.4.
De A27 heeft zijn verloop ter plaatse van nagenoeg noord (Rijksweg A6) naar nagenoeg zuid (A58) en vice versa. Het ongeval vond gezien de rijrichting van betrokken voertuigen, plaats op een recht weggedeelte van de A27 links. De rijbaan had een breedte van ongeveer 6,8 meter en was door middel van een onderbroken witte asstreep verdeeld in 2 rijstroken. Naast de rijbaan lag aan de rechterzijde een vluchtstrook die door middel van een ondoorbroken kantstreep was gescheiden van de rijbaan.
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 130 km/h.
Op het moment van de aanrijding was de lichtgesteldheid: nacht.
Wegverlichting: geen straatverlichting.
Weersgesteldheid: regen.
De voertuigen 2 en 1 reden in genoemde volgorde over rijstrook 1 van de Rijksweg A27 links. De bestuurder van voertuig 2 reed met een indicatieve snelheid gelegen tussen 117 km/h en 125 km/h. De bestuurder van voertuig 1 reed met een aanzienlijk hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan. Uit het onderzoek van de data opgeslagen door de RCM (airbag module) van voertuig 1 bleek dat door dit systeem een snelheid was geregistreerd van ongeveer 175 km/h gedurende de laatste 5 seconden voor de botsing. Op een enig moment botste de bestuurder van voertuig 1 met de voorzijde van zijn voertuig tegen de achterzijde van voertuig 2. De bestuurder van voertuig 1 heeft in de genoemde 5 seconden de stand van het gaspedaal niet gewijzigd, niet geremd of getracht een uitwijkmanoeuvre uit te voeren.
Proces-verbaal van bevindingen
Op 22 december 2016 was ik, verbalisant [verbalisant] , belast met het onderzoek naar de dodelijke aanrijding welke is gebeurd op 10 december 2016 op de Rijksweg A27 ter hoogte van Eemnes.
Uit de verklaring van slachtoffer [slachtoffer 1] bleek dat ze samen met slachtoffer [slachtoffer 2] in diens auto bij de Mc Donald’s in Lelystad zijn geweest kort voor de aanrijding. Hierop zijn de beelden van de Mc Donald’s gevorderd.
Ik heb de beelden bekeken. Ik zag dat
- de beelden zijn van 10 december 2016;
- om 18.42.44 een voertuig in het beeld komt rijden;
- het voertuig dezelfde vorm had van de Volkswagen Caddy waarin slachtoffer [slachtoffer 2] reed;
-het voertuig dezelfde kleur had als de Volkswagen Caddy van het slachtoffer;
-op de linker voorzijde van het voertuig een licht vlak te zien was, Dit vlak heeft een overgang van licht en donker. Het vlak komt qua vorm, grootte en kleur overeen met de reclamesticker die op het voertuig van het slachtoffer zat;
- de verlichting van het voertuig aan stond. Ik zag dat zowel de linker als de rechter achterlichten werkten.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]
Op 10 december 2016, omstreeks 19.30 uur reed ik over de Rijksweg A27 in de richting van Utrecht. Mijn snelheid was 130 km/u. Je mag daar 130 km/u. Ik reed op de rechterbaan.
Ter hoogte van Huizen heb je een Tango tankstation. Bij de uitvoegstrook van dit
tankstation werd ik rechts met hoge snelheid ingehaald door een Volvo V40 die over de
uitvoegstrook reed. Ik schat zijn snelheid op circa 160 tot 170 km/u.
Mijn zicht op de Volvo raakte ik kwijt omdat die zo hard reed. Een paar honderd meter verderop zag ik ineens dat een auto ging tollen en in tegengestelde richting tegen de linker vangrail in de middenberm aan zat. Bij het passeren van deze auto zag ik dat het de betreffende Volvo was, die mij eerder had ingehaald.
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1]
Wij reden op de A27 en ik voelde een klap tegen de achterzijde van de auto. Ik
voelde dat de stoel waarop ik zat naar achter klapte en door de afscheiding van de
laadruimte brak. Ik kwam dus plat te liggen.
Dan voel ik dat de auto begint te glijden door de berm aan de rechterzijde van de weg en vervolgens zijn we tot stilstand gekomen.
V:
welk letsel heb je overgehouden aan deze aanrijding?
Ik heb een breukje in de schedel op de overgang naar mijn nekwervel. Verder heb ik pijn over mijn hele lichaam.
Schouwverslag [slachtoffer 2]
Verkeersongeval waarbij bestuurder met hoge snelheid tegen een boom is gereden; daarbij is hij bekneld geraakt in zijn auto en is overleden als gevolg van ernstig hoofd/nekletsel.
Akte van overlijden
Overledene
Geslachtsnaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Dag van overlijden: [2016]
Geneeskundige verklaring [slachtoffer 1]
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Omschrijving van het letsel.
A. Uitwendig waargenomen letsel:
Multiple contusies Co #
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht:
10/12/2016
E. Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed)
Co # wv Philadelphia kraag
F. Geschatte duur van de genezing:
Enkele maanden
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting
Ik reed op 10 december 2016 op de Rijksweg A27 in de richting van Utrecht. Ik ken de weg daar goed. Ik ben bij de oprit Huizen de snelweg op gegaan. Ik heb de lange invoegstrook helemaal uitgereden. De invoegstrook liep door in de uitvoegstrook van de Tango.
Ik heb daarbij een auto rechts ingehaald terwijl ik op de invoegstrook reed. Die auto reed op de rechterrijbaan. Ik reed harder dan de maximale toegestane snelheid. Ik reed voor mijn gevoel 140 tot 150 kilometer per uur. U, voorzitter, houdt mij voor dat op de tenlastelegging 175 kilometer per uur staat. Ik denk dat dit ook kan kloppen. Ik weet het niet meer, maar die snelheid komt uit onderzoek naar voren. Ik betwist niet dat ik 175 kilometer per uur heb gereden. Ik had goed zicht. Ik zat alleen in de auto en ik had geen bijzondere reden om zo hard te rijden. Ik ben tegen de achterkant van de VW Caddy aangereden. Ik heb de VW Caddy niet gezien.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de ten laste gelegde schuld in de zin van artikel 6 WVW wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
Vastgesteld kan worden dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer 2] is overleden en waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Om tot een veroordeling voor artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te kunnen komen, is vereist dat verdachte schuld heeft aan de aanrijding, hetgeen hier is tenlastegelegd als het zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gedragen. Gelet op het standaardarrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen voorts het volgende is komen vast te staan.
Verdachte reed als bestuurder van een personenauto op 10 december 2016 rond 19.28 uur op de Rijksweg A27, een voor verdachte bekende weg. Het regende, maar verdachte had goed en onbelemmerd zicht. Verdachte kwam vanaf de invoegstrook uit Huizen. Deze invoegstrook liep over in de uitvoegstrook van de Tango. Terwijl hij op de uitvoegstrook van de Tango reed, heeft hij een auto die links van hem op de rechterweghelft reed met een snelheid van 160 tot 170 kilometer per uur ingehaald. Hij is vervolgens de Rijksweg A27 op gereden en naar de linker weg helft gegaan om zo andere auto’s te kunnen inhalen. Op de A27 gold ter plaatse een maximumsnelheid van 130 kilometer per uur. Verdachte heeft daar met een snelheid van 175 kilometer per uur gereden. Op dat moment reed op de linker rijbaan de VW Caddy met een snelheid van 117 tot 125 kilometer per uur. De VW Caddy reed met de achterlichten aan. Verdachte heeft geen afstand gehouden van de VW Caddy die voor hem reed op de linkerrijbaan en is vervolgens, zonder te remmen, met zijn auto tegen de achterzijde van de VW Caddy gebotst. Ten gevolge van deze klap heeft de bestuurder van die Caddy, [slachtoffer 2] , de macht over het stuur verloren en is rechts naast de rijbaan de berm ingereden en vervolgens tegen een boom gebotst.
Verdachte kan worden verweten dat hij met een veel te hoge snelheid van 175 kilometer per uur geen afstand heeft gehouden van zijn voorganger, deze niet heeft gezien en daarbij, zonder te remmen, vol op deze VW Caddy is gebotst. De situatie ter plaatse was overzichtelijk en er was vrij zicht om de verkeerssituatie verder vooruit te zien. Verdachte had de VW Caddy eerder kunnen en moeten zien.
Van een kort moment van onoplettendheid, zoals door de verdediging betoogd onder verwijzing naar het arrest van Hoge Raad van 29 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD0544 ) was geen sprake. Verdachte liep gedurende honderden meters met een snelheid van ongeveer 50 km/h in op de Caddy die voor hem reed. Met dit snelheidsverschil duurt het ruim zeven seconden om 100 meter op de Caddy in te lopen. Er is dan geen sprake van een situatie waarbij verdachte een kort moment wel heeft gekeken, maar de Caddy over het hoofd heeft gezien, maar van een situatie waarbij verdachte gedurende meerdere seconden niet heeft opgelet, zoals bijvoorbeeld ook aan de orde was in de casus die ten grondslag ligt aan het eerder vermelde (standaard)arrest van de Hoge Raad van 1 juni 2014. Van een momentane onoplettendheid is dan geen sprake. De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit, in die zin dat de verdachte schuld heeft aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor een persoon is gedood en een persoon zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, waarbij de mate van schuld bestaat uit aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het hierna onder 2 bewezen verklaarde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van aangifte van 9 december 2016;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 8 maart 2018.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.