Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 oktober 2017 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres
[derde-partij], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. M. Koot.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over een loonsanctie opgelegd aan eiseres, een B.V., door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft de re-integratieverplichtingen van eiseres na het ontslag op staande voet van een werkneemster. De werkneemster had zich op 5 mei 2014 ziekgemeld en na een periode van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, werd zij op 30 november 2015 op staande voet ontslagen. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht na het ontslag, wat leidde tot de loonsanctie. Eiseres had de werkneemster op 26 november 2015 gewaarschuwd voor het niet opvolgen van controlevoorschriften en haar loon opgeschort, maar de rechtbank oordeelde dat deze maatregelen onvoldoende waren om de re-integratieverplichtingen te waarborgen. De rechtbank concludeerde dat eiseres zonder deugdelijke grond vanaf december 2015 onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, en dat de loonsanctie terecht was opgelegd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.