Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingslocatie Utrecht
1.Het onderzoek ter terechtzitting
Verdachte is ter terechtzitting vertegenwoordigd door [A] , algemeen directeur van [verdachte] .
is ter terechtzitting bijgestaan door mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle.
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
Deze strafbeschikking is onherroepelijk. Verdachte heeft de in de strafbeschikking opgelegde geldboete op 30 oktober 2015 voldaan.
4.Waardering van het bewijs
Het Openbaar Ministerie verwijt [verdachte] - zakelijk weergegeven - dat zij zich al dan niet opzettelijk en al dan niet samen met een ander of anderen van de afvalstof heeft ontdaan onder een verkeerde naam. [verdachte] zou de afvalstof verder hebben afgegeven aan bedrijven die dit afval niet mochten ontvangen.
In artikel 1.1. van de Wet milieubeheer wordt onder afvalstoffen verstaan: alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
Onder huishoudelijke afvalstoffen wordt verstaan afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.
Onder gevaarlijke afvalstoffen worden stoffen verstaan die als zodanig staan vermeld in de Europese Afvalstoffenlijst (“Eural,” Beschikking 2000/532/EG).
Gelet op de artikelen 10.38 en 10.39 Wet milieubeheer in onderling verband en samenhang bezien, is degene die zich van de afvalstoffen ontdoet degene die verantwoordelijk is voor de (juiste/volledige) invulling van de begeleidingsbrief. [13]
Tussen [verdachte] en [bedrijf 1] is afgesproken dat door een medewerker van [bedrijf 1] een begeleidingsbrief wordt uitgeprint, die de chauffeur van [bedrijf 1] meeneemt bij het afhalen van het afval van [verdachte] . [18] De inhoud van de begeleidingsbrief, voor zover dit gaat om de omschrijving van de afvalstof en de daarbij behorende code, is door [verdachte] bepaald en aan [bedrijf 1] doorgegeven. [19]
De container bevatte afval van het bedrijfsproces waarbij olie door actief kool wordt geleid. Dit proces is daar op dat moment daadwerkelijk gaande. In de container liggen drie bergen met de betreffende afvalstof. De inhoud van de container is aangemerkt als bestaande uit drie partijen. [78] Iedere partij is apart bemonsterd als respectievelijk AAFV2114NL, AAFV2113NL en AAFV2112NL. [79] De monsters bestaan uit zwart materiaal. [80] Uit door het NFI aan het energieonderzoekscentrum Nederland (ECN) uitbesteed onderzoek volgt dat de onderzochte monsters AAFV2114NL, AAFV2113NL en AAFV2112NL respectievelijk 75%, 73% en 74% koolstof bevatten. Het monster kan niet hoofdzakelijk bestaan uit bleekaarde omdat deze zwelklei vooral bestaat uit kleimineralen en daardoor een lager koolstofgehalte heeft. Bleekaarde heeft verder een veel hogere dichtheid dan actief kool. [81] Bleekaarde is geel tot donkerbruin van kleur. [82] Actief kool blijft actief kool, ook nadat dat een zuiveringsproces ten behoeve van oliën en vetten heeft doorlopen. [83] Gelet op het voorgaande, is er geen sprake van “bleekaarde” maar van de afvalstof “actief kool”.
De door het NFI genomen monsters zijn niet representatief voor het grote aantal aan- leveringen dat in de periode voor danwel na het nemen van de monsters plaats heeft gevonden. Bovendien zou een van de monsters zijn genomen uit een lekbak onder de filters en niet van de af te voeren afvalstof die is opgeslagen in een afvalbak. Gelet op het voorgaande zou niet vaststaan dat de afgevoerde actieve kool schadelijke gevolgen voor het milieu zou hebben veroorzaakt, aldus – steeds – de verdediging.
Voornoemde verweren worden verworpen. Vaststaat dat [verdachte] in het kader van bedrijfsactiviteiten bij het filteren van oliën en vetten actieve kool gebruikt. Van actieve kool is bekend dat het niet wordt afgebroken en dat het, eenmaal in de grond gebracht, daaruit niet is terug te winnen. Hieruit volgt dat de afgevoerde en tot slot als meststof over het land gebrachte afvalstof wel degelijk schade aan het milieu heeft veroorzaakt dan wel op zijn minst kon veroorzaken..
Een medewerker van [bedrijf 1] heeft het werkproces waarbij de door [verdachte] af te voeren afvalstof ontstond gezien. Daarbij is aan deze medewerker medegedeeld dat [verdachte] zich bezighoudt met het reinigen van vervuilde oliën en vetten met actieve kool. [bedrijf 1] heeft monsters ontvangen van de afvalstof. Uit het onderzoek is niet gebleken dat [bedrijf 1] deze monsters heeft laten onderzoeken.
De afvalstof van [verdachte] is desondanks door [bedrijf 1] afgevoerd onder de naam “bleekaarde.”
Gelet op dat wat hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 1, onder paragraaf 4.3.5.1, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van het opzettelijk noteren van een onjuiste omschrijving op de begeleidingsbrieven aan Beneluxvet.
Gelet op datgene wat hiervoor onder paragraaf 4.3.5.3 ten aanzien van het medeplegen van feit 2 is overwogen, is bewezen dat medewerkers van [verdachte] dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met medewerkers van [bedrijf 1] hebben begaan.
Gelet op dat wat hiervoor in paragraaf 4.3.5.3 ten aanzien van het medeplegen is overwogen, is bewezen dat medewerkers van [verdachte] dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met medewerkers van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] hebben begaan.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van de feiten:
telkens: medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
€ 70.000,00.
Door de betreffende gevaarlijke afvalstof een verkeerde benaming te geven, is de stof terechtgekomen in een biovergister, verwerkt als meststof en vervolgens uitgereden over de landbouwgrond.
Verdachte heeft de betreffende afvalstof onder meer afgegeven aan bedrijven die daartoe niet bevoegd waren.
Door het afvoeren van de gevaarlijke afvalstof ontstaan aanzienlijke risico’s voor de volksgezondheid en op forse milieuschade.
Verdachte heeft zich hierbij meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift door op de formulieren een onjuiste naam en code van de afvalstof te vermelden en zodoende te doen alsof het om een niet gevaarlijke afvalstof ging.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van schending van de redelijke termijn, nu de raadsman eerst bij brief van 29 september 2015 door de officier van justitie op de hoogte is gebracht van haar voornemen [verdachte] te vervolgen in de onderzoeken Bokje en Tödi. Wel houdt de rechtbank er bij de strafmaat rekening mee dat het gaat om feiten die in de periode van 2011 tot en met 2013 zijn gepleegd. Niet gebleken is dat verdachte zich in de periode na 2013 opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
€ 40.000,00 opgelegd.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
telkens: medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of
€ 40.000,00(zegge: veertigduizend euro en nul eurocent).
de periode van 12 juli 2012 tot en met 31 december 2013te [vestigingsplaats] , althans in Nederland, tezamen en in
immers werd met PAK’s, PCB’s en dioxines verontreinigde actieve kool als bleekaarde afgevoerd naar [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] waardoor de verontreinigde actieve kool in de biovergistingsinstallatie van [bedrijf 3] en vervolgens in het milieu kon/is terecht(ge)komen;
de periode van 3 juli 2012 tot en met 31 december 2013te [vestigingsplaats] , althans in Nederland, tezamen en in
ontdaan door afgifte aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] ;
3 juli 2012 tot en met 8 november 2013te [vestigingsplaats] en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en