In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een WIA-uitkering aan eiseres, die arbeidsongeschikt was geraakt na een auto-ongeval. Eiseres had een uitkering aangevraagd, maar de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) weigerde deze op basis van de vaststelling dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Eiseres was van mening dat haar medische beperkingen niet correct waren beoordeeld en dat de functies die zij had vervuld op het moment van uitval niet als maatman konden worden genomen. De rechtbank oordeelde dat de UWV terecht de functies van slaapwacht en begeleider als maatman had vastgesteld, omdat er op het moment van uitval geen redelijke mate van zekerheid bestond dat eiseres een nieuwe functie als persoonlijk begeleider zou verkrijgen. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op basis van rapportages van verzekeringsartsen mag plaatsvinden, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.