ECLI:NL:RBMNE:2015:5745

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2015
Publicatiedatum
30 juli 2015
Zaaknummer
3959839
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsovereenkomst en recht op uitkering bij schade aan auto

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een verzekerde, mevrouw [A], en haar verzekeraar, [gedaagde] B.V., over de uitkering van schade aan haar auto na een ongeval. Mevrouw [A] had een allrisk verzekering afgesloten bij [gedaagde] voor haar Kia Rio. Op 28 maart 2014 ontstond er schade aan de auto, waarna mevrouw [A] de schade liet herstellen zonder deze eerst te laten vaststellen door een door [gedaagde] aangewezen herstelbedrijf, zoals voorgeschreven in de polisvoorwaarden. De herstelkosten bedroegen € 1.486,38, waarvan mevrouw [A] € 135,00 als eigen risico heeft betaald. Mevrouw [A] heeft haar vordering op [gedaagde] gecedeerd aan [eiseres], die vervolgens een factuur indiende bij [gedaagde]. [gedaagde] heeft slechts gedeeltelijk betaald en de rest van de factuur bleef onbetaald.

De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niet gehouden is tot verdere uitkering, omdat mevrouw [A] niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de verzekering. De rechter benadrukt dat de polisvoorwaarden duidelijk zijn en dat mevrouw [A] op de hoogte had moeten zijn van de noodzaak om de schade eerst te laten vaststellen door een ABS schadeherstelbedrijf. De rechter wijst de vordering van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten. De beslissing is genomen op 29 juli 2015.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 3959839 AC EXPL 15-1069 AL/1116
Vonnis van 29 juli 2015
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A.B. Bouter,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.L. Mijnssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte houdende uitlating van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Mevrouw [A] (hierna: [A] ) heeft met [gedaagde] een allrisk verzekeringsovereenkomst gesloten voor haar auto, een Kia Rio met kenteken [kenteken] (hierna: de auto).
2.2.
Op deze overeenkomst zijn de ‘Voorwaarden Autoverzekering van [gedaagde] ’ van december 2012 (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing. Hierin is onder meer het volgende bepaald:

1.9 Contact bij schade?
Onze deskundigen stellen uw schade vast. Hiervoor gaat u altijd naar het [gedaagde] -herstelnetwerk. Alleen dan kunnen wij uw schade vergoeden. Neemt u daarom altijd contact met ons op voor u tot reparatie overgaat. Hoe de vaststelling en vergoeding verder gaat lees u hierna in 9 ‘Hoe behandelen we schade’.
(...)
4.1
Waarvoor bent u verzekerd?
U bent verzekerd voor de volledige schade aan uw auto.
(...)
Eigen risico Hieronder staat hoeveel u zelf aan de schade bijdraagt.
- Bij de 1e schademelding.
- €135,- bij reparatie door ons aangewezen herstelbedrijf.
- €250,- in alle overige gevallen.
(...)
9.1
Hoe wordt de schade aan uw auto vastgesteld en vergoed?
[gedaagde] stelt op basis van de door u gekozen dekking de schade vast en mag de schade rechtstreeks aan de uitkeringsgerechtigde vergoeden.
(...)
[gedaagde] vergoedt de kosten van herstel (reparatiekosten) uitgevoerd door ons aangewezen herstelbedrijf, zo nodig op basis van originele of origineel gelijkwaardige onderdelen. (...)”
2.3.
Op 28 maart 2014 is schade aan de auto ontstaan.
2.4.
[eiseres] heeft de schade aan de auto hersteld. De herstelkosten bedroegen € 1.486,38 inclusief btw. [A] heeft daarvan € 135,00 aan [eiseres] voldaan ten titel van eigen risico.
2.5.
[A] heeft haar vordering op [gedaagde] uit hoofde van de verzekerings-overeenkomst gecedeerd aan [eiseres] .
2.6.
[eiseres] heeft op 30 april 2014 aan [gedaagde] een bedrag van € 1.486,38 inclusief btw gefactureerd.
2.7.
[gedaagde] heeft op 2 maart 2015 en 9 maart 2015 een betaling gedaan van € 524,78 respectievelijk € 402,96. Voor het overige is de factuur onbetaald gebleven.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.449,86 (bestaande uit € 1.236,36 aan hoofdsom, € 185,45 aan buitengerechtelijke kosten en € 28,05 aan rente berekend tot 2 maart 2015), althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.236,36 vanaf 30 mei 2014 tot de voldoening, te verminderen met de door [gedaagde] gedane betalingen van € 524,78 op 2 maart 2015 en € 402,96 op 9 maart 2015, welke het eerst strekken ter voldoening van de kosten en de verschenen rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit vonnis.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiseres] , kort gezegd, dat [gedaagde] op grond van de polisvoorwaarden gehouden is om de herstelkosten van de auto van [A] onder aftrek van een bedrag van € 250,00 aan eigen risico te vergoeden. [A] heeft haar vordering gecedeerd aan [eiseres] . [gedaagde] is slechts tot gedeeltelijke betaling overgegaan.
[eiseres] maakt aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten nu [gedaagde] in verzuim is geraakt, respectievelijk [eiseres] de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
[gedaagde] voert, samengevat, als verweer dat er geen recht bestaat op enige uitkering van de schade. [A] heeft de schade immers niet voorafgaand aan het herstel daarvan laten vaststellen door een ABS herstelbedrijf zoals artikel 1.9 van de polisvoorwaarden voorschrijft. [gedaagde] heeft slechts uit coulance betalingen gedaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil is het antwoord op de vraag of [gedaagde] gehouden is tot vergoeding van (het restant van) de schade aan de auto van [A] .
4.2.
Bij de beantwoording van voormelde rechtsvraag komt het allereerst aan op de uitleg van de toepasselijke polisvoorwaarden, meer in het bijzonder artikel 1.9 daarvan.
Indien de inhoud van de overeenkomst, zoals hier, in een geschrift is vastgelegd, is bij de uitleg ervan de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van het geschrift als geheel, in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, van groot belang (HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493 (DSM/ [naam] )).
In HR 16 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:83, RvdW 2015/168, is bepaald dat indien de verzekerde de verzekeringsovereenkomst is aangegaan als consument in de zin van afdeling 6.5.3 van het Burgerlijk Wetboek, zoals in de onderhavige zaak het geval is, daarnaast de eis geldt dat het voor de verzekerde bij de totstandkoming van de overeenkomst in de omstandigheden van het geval duidelijk en begrijpelijk moet zijn geweest dat schade-uitkering zou zijn uitgesloten indien er voorafgaand aan het herstel van de schade geen schadevaststelling door een ABS schadeherstelbedrijf heeft plaatsgevonden, en bij twijfel over de betekenis van het beding de voor hem gunstigste uitleg prevaleert (artikel 6:238 lid 2 BW).
4.3.
De kantonrechter overweegt het volgende. Artikel 1.9 van de geldende poliswaarden bepaalt: “Onze deskundigen stellen uw schade vast. Hiervoor gaat u altijd naar het [gedaagde] -herstelnetwerk. Alleen dan kunnen wij uw schade vergoeden.” Deze bepaling is voor geen andere uitleg vatbaar dan dat een verzekerde bij een schadegeval, voorafgaand aan het herstel, de schade dient te laten vaststellen door een [gedaagde] -herstelnetwerk, te weten een ABS schadeherstelbedrijf. Gelet hierop moet het [A] bij de totstandkoming van de overeenkomst duidelijk en begrijpelijk zijn geweest dat schade-uitkering zou zijn uitgesloten indien er voorafgaand aan het herstel van de schade geen schadevaststelling door een ABS schadeherstelbedrijf heeft plaatsgevonden.
4.4.
Vast staat dat [A] de schade aan haar auto niet heeft laten vaststellen door een ABS schadeherstelbedrijf alvorens tot herstel van die schade is overgegaan. Tussen partijen staat immers niet ter discussie dat [eiseres] geen ABS schadeherstelbedrijf is.
4.5.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of het door [gedaagde] gedane beroep op artikel 1.9 van de polisvoorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [gedaagde] heeft gesteld dat het belang dat de schade eerst wordt vastgesteld door een door haar aangewezen herstelnetwerk er in is gelegen dat op een uniforme en objectieve wijze inzicht wordt gekregen en gehouden in de aard en omvang van de bij haar ingediende claims. Ook wordt hierdoor fraude zoveel mogelijk voorkomen. Deze belangen van [gedaagde] zijn door [eiseres] niet weersproken. Nu [A] de schade niet eerst heeft laten vaststellen door een ABS schadeherstelbedrijf is een redelijk belang van [gedaagde] geschaad. Dit betekent dat het door [gedaagde] gedane beroep op artikel 1.9 van de polisvoorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.
4.6.
De keuze van [A] om de schade niet eerst te laten vaststellen door een ABS schadeherstelbedrijf zoals artikel 1.9 van de polisvoorwaarden voorschrijft, met als gevolg dat geen recht op uitkering bestaat, komt dus voor haar rekening en risico. Dat in de e-mail van [gedaagde] naar aanleiding van de door [A] gedane schademelding is vermeld dat [A] voor de schade contact
kan(‘kunt’ in de e-mail) opnemen met ABS Autoherstel [naam] maakt dit niet anders. De polisvoorwaarde is immers leidend. Daarnaast volgt de kantonrechter [gedaagde] in haar stelling dat het woord ‘kunt’ betrekking heeft op de door de verzekerde te maken keuze voor één de ABS schadeherstelbedrijven en zij dus niet gebonden is aan het door [gedaagde] in de e-mail aangegeven ABS schadeherstelbedrijf.
4.7.
De door [eiseres] aan [A] gedane onjuiste mededeling dat [eiseres] gerechtigd is tot schadevaststelling met behoud van recht op verzekeringsuitkering, ook zonder dat [A] de schade eerst door een ABS autobedrijf zou laten vaststellen, komt eveneens voor rekening en risico van [A] .
4.8.
Het voorgaande betekent dat [A] geen recht heeft op uitkering uit hoofde van de tussen haar en [gedaagde] gesloten verzekeringsovereenkomst. Nu [A] de vermeende vordering aan [eiseres] heeft gecedeerd, geldt hetgeen hiervoor is overwogen eveneens ten aanzien van [eiseres] .
4.9.
Dat [gedaagde] is overgegaan tot een tweetal betalingen maakt het voorgaande niet anders. De omstandigheid dat een partij tot (gedeeltelijke) betaling overgaat hoeft immers geenszins een erkenning van de verplichting tot betaling (van het geheel) te impliceren. [gedaagde] heeft uitvoerig uitgelegd waarom zij in het onderhavige geval coulance halve is overgegaan tot betaling van € 524,78 respectievelijk € 402,96. De kantonrechter volgt [eiseres] derhalve niet in haar stelling dat [gedaagde] met die betalingen heeft erkend de schade aan de auto van [A] te moeten vergoeden. [gedaagde] was, zoals reeds hiervoor is overwogen, ook niet verplicht tot enige betaling.
4.10.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de gevorderde hoofdsom worden afgewezen. De nevenvorderingen volgen dit lot.
4.11.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op (2 punten à
€ 100,00) € 200,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 200,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Heuveling van Beek, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2015.