Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
2 [gedaagde sub 2], maat van sub 1,
3 [gedaagde sub 3], maat van sub 1,
4 [gedaagde sub 4], maat van sub 1,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 december 2014;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 januari 2015;
- akte uitlating wettelijk bewijsvermoeden;
- antwoordakte.
2.De feiten
“Prognose voor de sport gereserveerd”.
3.Het geschil
- primair, EUR 6.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2014 tot de dag van algehele voldoening;
- subsidiair een bedrag dat de kantonrechter “in goede justitie moge behagen”;
4.De beoordeling
“prognose voor de sport gereserveerd”van [dierenarts].
- van de rechtbank Groningen van 19 augustus 2009 ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ6974 waarin de rechtbank geoordeeld heeft dat vanwege de aard van de aandoening niet geoordeeld kan worden dat een, binnen drie weken na levering geconstateerde patellafixatie, reeds bij levering aan de orde was;
- van de rechtbank Arnhem van 24 mei 2004 ECLI:NL:RBARN:2004:AP4372) waarin de rechtbank geoordeeld heeft dat vanwege de korte tijd waarin de aandoening luchtzuigen zich kan ontwikkelen, de aard van de aandoening zich verzet tegen toepassing van het bewijsvermoeden bij luchtzuigen dat binnen drie weken na levering wordt geconstateerd, en
- van de rechtbank Haarlem van 12 mei 2010 (ECLI:NL:RBHAA:2010:BN1607) waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat omdat bij peesletsel, waarvan aan de hand van de stukken niet kan worden vastgesteld wanneer dat letsel is ontstaan, de aard van het letsel zich tegen toepassing van het bewijsvermoeden verzet.
- van het hof Arnhem-Leeuwarden van 3 december 2013 (ECLI:NL:GHARL:2013:9228) waarin het hof heeft geoordeeld dat de mogelijkheid dat de afwijking in springprestaties van een paard binnen een korte termijn kan ontstaan, niet met zich brengt dat het bewijsvermoeden geen gelding heeft;
- van het hof ’s-Gravenhage van 5 juni 2012 (ECLI:NL:GHDHA:2013:4492) waarin het hof heeft geoordeeld dat hetgeen de verkoper heeft gesteld, te weten dat een paard een levend wezen is en rugklachten ook kunnen ontstaan door andere oorzaken, onvoldoende is om te concluderen dat de tenzij-regel van het bewijsvermoeden van toepassing is.
in de drie maanden nadienverhinderd zijn; zij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;
;