ECLI:NL:RBMNE:2014:6758
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering schadevergoeding loonschade door niet tijdig opleggen loonsanctie
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. L.C. Talsma, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. J.H. Ermers. Eiseres had een schadevergoeding gevraagd wegens het niet tijdig opleggen van een loonsanctie aan haar werkgever, Brokking’s Beheer B.V. Het primaire besluit van het Uwv om geen schadevergoeding toe te kennen, werd door eiseres bestreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv inderdaad te laat een loonsanctie heeft opgelegd, maar dat er geen loonschade is aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving en eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) betrokken. Eiseres stelde een schade te hebben geleden van € 29.533,51, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv een bestendige beleidslijn hanteert die in dit geval niet in strijd is met de wet. De rechtbank concludeerde dat eiseres gedurende een periode van meer dan tien maanden een hoger nettobedrag aan loongerelateerde uitkering (LGU) heeft ontvangen dan zij aan nettoloon zou hebben ontvangen als haar werkgever een loonsanctie had gekregen. Hierdoor was er volgens de rechtbank geen sprake van schade die voor vergoeding in aanmerking kwam.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.