In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zijn minderjarige dochter zonder toestemming van de moeder heeft onttrokken aan het wettig gezag. De verdachte heeft zijn dochter, die op het moment van vertrek anderhalf jaar oud was, meegenomen naar Soedan en het Verenigd Koninkrijk, waar zij gedurende een periode van vijfeneenhalf jaar bij hem verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde door zijn dochter te onttrekken aan het gezag van de moeder, die op dat moment ook gezag over het kind had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen toestemming had van de moeder om het kind mee te nemen, ondanks zijn beweringen dat er sprake was van gezamenlijke afspraken.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de jonge leeftijd van het kind, de lange periode van onttrekking en de emotionele impact op de moeder. De verdachte heeft geen eerdere strafbare feiten gepleegd en heeft blijk gegeven van een poging tot stabilisatie in zijn leven na zijn invrijheidstelling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de moeder, die als benadeelde partij was opgetreden, ter hoogte van € 10.789,92, voor de schade die zij heeft geleden door de onttrekking van haar dochter.