ECLI:NL:RBLIM:2025:6303

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
03.152776.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel corrumperen van minderjarigen en vertoning van pornografie

Op 2 juli 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 43-jarige verdachte, Huisvriend, die werd beschuldigd van seksueel corrumperen van twee minderjarigen, een meisje van 4 jaar en een jongen van 6 jaar. De verdachte heeft in de periode van 1 juli 2023 tot en met 18 januari 2024, in Bergen, de kinderen laten getuigen van seksuele handelingen en hen pornografisch materiaal getoond. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 juni 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feiten duidelijk had bekend en dat er voldoende bewijs was, waaronder verklaringen van de slachtoffers en het proces-verbaal van het informatief gesprek zeden.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een taakstraf op van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de ernst van de feiten en de persoonlijke situatie van de verdachte, die onder behandeling is voor een licht verstandelijke beperking en een exhibitionismestoornis. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en het vermijden van contact met minderjarigen.

Daarnaast werden schadevergoedingsvorderingen van de benadeelde partijen, vertegenwoordigd door hun ouders, toegewezen. De rechtbank kende aan elk van de benadeelde partijen een bedrag van € 1.635,00 toe, bestaande uit immateriële en materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen voldoende onderbouwd waren en dat de benadeelde partijen recht hadden op schadevergoeding als gevolg van de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.152776.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1982,
wonende te [adresgegevens] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.H. Fijma, advocaat kantoorhoudende te Boxmeer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 juni 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De ouders van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , hebben namens de slachtoffers vorderingen tot schadevergoeding ingediend. Mr. M.H.A. Dibbits heeft de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bijgestaan en de vorderingen ter terechtzitting (verder) toegelicht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:twee personen jonger dan 16 jaar ( [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) getuige heeft laten zijn van seksuele handelingen (seksueel corrumperen)
Feit 2:pornografie heeft vertoond aan twee personen jonger dan 16 jaar, namelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 primair en 2. Daarbij baseert hij zich op het proces-verbaal van het informatief gesprek zeden, de aangifte, de studioverhoren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en verdachte’s verklaringen tijdens de politieverhoren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aangezien de verdachte de feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd tijdens de zitting van 18 juni 2025;
- het proces-verbaal informatief gesprek zeden met de ouders van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van 26 januari 2024 [2] ;
- de aangifte van [naam] (vader) van 15 februari 2024 [3] ;
- het verslag verbatim studioverhoor van [slachtoffer 2] van 23 februari 2024 [4] ;
- het verslag verbatim studioverhoor van [slachtoffer 1] van 23 februari 2024 [5] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 Primairin de periode van 1 juli 2023 tot en met 18 januari 2024, te Bergen L, gemeente Bergen (L)
personen, van wie hij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt,
met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen,
immers heeft verdachte meermalen, in het bijzijn van
[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ) en/of
[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] )
zijn hand(en) in zijn (onder)broek gedaan en/of zijn penis vastgehouden en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen gemaakt en/of zijn penis uit zijn (onder)broek gehaald;
Feit 2in de periode van 1 juli 2023 tot en met 18 januari 2024, te Bergen L, gemeente Bergen (L)
afbeeldingen, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, zijnde filmpjes waarop seksuele handelingen te zien zijn, te weten masturbatie en/of het tonen en/of vasthouden van een ontblote penis, heeft vertoond aan
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] en/of
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] ,
van wie hij wist dat zij jonger waren dan zestien jaar.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 Primair
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd;
Feit 2
een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en het vermijden van contact met minderjarigen. De officier van justitie heeft in zijn strafeis rekening gehouden met de OM-richtlijnen, het strafblad van de verdachte, het reclasseringsadvies, de persoon van de verdachte en de omstandigheid dat hij zelf hulp heeft gezocht. Gelet hierop acht de officier van justitie een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, zodat er met behulp van de bijzondere voorwaarden een hulpverleningskader voor de verdachte kan worden bewerkstelligd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke taakstraf. De contactindrukken van de psycholoog en de informatie van [kliniek] wijzen op een licht verstandelijke beperking en een exhibitionismestoornis bij de verdachte. Een pedofiele stoornis kan op basis van het dossier echter niet worden vastgesteld. De verdachte realiseerde zich na het bekend worden van de feiten dat zijn handelen verkeerd was en heeft de incidenten gemeld op zijn werk, bij de huisarts en vervolgens direct hulp gezocht. De oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf vanwege het inperken van het recidivegevaar is daarom niet nodig.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan het seksueel corrumperen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door zijn geslachtdeel uit zijn broek te halen en op en neer gaande bewegingen te maken in het bijzijn van twee kinderen tussen de 4 en 6 jaar oud. Daarnaast liet hij ze pornografisch beeldmateriaal zien. Dit gebeurde thuis als vader of moeder even niet direct in de buurt was. Daarmee heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen en de gastvrijheid van het hele gezin.
Het handelen van de verdachte heeft ook tot angst en boosheid bij zowel de kinderen als hun ouders geleid. Met zijn gedrag creëerde hij een onveilige thuissituatie voor de kinderen. De ouders maken zich zorgen of de verdachte een gezonde seksuele ontwikkeling van hun kinderen heeft verstoord.
In de NIFP-consultbrief van 18 september 2024 staat vermeld dat de contactindrukken van de NIFP-rapporteur en de informatie van [kliniek] , waar de verdachte inmiddels op vrijwillige basis behandeld wordt, wijzen op een licht verstandelijke beperking en een exhibitionismestoornis. Een pedofiele stoornis kan niet worden uitgesloten. De behandeling door [kliniek] zal zich richten op inperking van het recidivegevaar en op preventie van zedendelicten. Volgens de NIFP-rapporteur kan dit onder toezicht van de reclassering. De NIFP-rapporteur acht verder diagnostisch onderzoek in de vorm van een NIFP-rapportage niet geïndiceerd.
De reclassering heeft op 16 juni 2025 een advies uitgebracht. Hieruit blijkt dat de verdachte samenwoont met zijn 83-jarige moeder voor wie hij tevens mantelzorger is. De verdachte heeft nooit zelfstandig gewoond. Hij werkt al 25 jaar fulltime bij een sociale werkvoorziening en heeft weinig sociale contacten die hem kunnen ondersteunen tijdens een behandeltraject. Zijn moeder kan dit slechts in beperkte mate.
De verdachte heeft na het uitkomen van het tenlastegelegde direct zelf hulp gezocht bij zijn huisarts. Hij is doorverwezen naar [kliniek] en in mei 2024 is er een behandelplan opgesteld. Sinds ongeveer acht maanden heeft hij tweewekelijks contact met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige vanuit [kliniek] . Deze contacten lopen voorspoedig. De hoofdbehandelaar geeft aan dat de verdachte zich inzet voor de behandeling die nog een jaar zal duren. Er zal een terugvalpreventieplan worden opgesteld en nazorg is belangrijk om herhaling te voorkomen.
De verdachte is in 2008, 2013 en 2015 veroordeeld wegens schennis van de eerbaarheid. Dit eerdere exhibitionistische delictgedrag van de verdachte stond in verband met zijn beperkte copingstrategieën. De verdachte leek opgedane spanning op die manier te ontladen. Of spanningen die zich in de huidige fase van het persoonlijke leven van de verdachte voordoen ook nu ten grondslag liggen aan zijn grensoverschrijdende gedrag, is (nog) niet geheel duidelijk en behoeft volgens de hoofdbehandelaar nog verder onderzoek. Gezien de verstandelijke beperking en bijbehorend beperkte leerbaarheid en beperkt ziekte-inzicht, acht de reclassering toezicht en begeleiding noodzakelijk voor het voorkomen van recidive. Bij het wegvallen van een gedwongen kader (gezien verdachte’s beperkte probleembesef en beperkte ondersteunend netwerk) is het aannemelijk dat het de verdachte niet lukt om binnen het vrijwillig kader eventuele hulpverlening voort te zetten. Een langere proeftijd met een bijbehorend langdurig reclasseringstoezicht is daarom noodzakelijk. De reclassering adviseert om een taakstraf aan de verdachte op te leggen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het behandeltraject stagneren.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande en alles afwegende, een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren opleggen. Deze taakstraf is lager dan de officier van justitie heeft geëist omdat de verdachte vijf dagen in de week werkt, zijn moeder verzorgt en zijn eigen behandeltraject tijd vergt. Overvraging van de verdachte zal eerder tot problemen leiden dan tot voorkoming van delictgedrag. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en het vermijden van contact met minderjarigen opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] , in deze procedure vertegenwoordigd door haar ouders, bijgestaan door mr. Dibbits, vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 2.746,47. Dit bedrag ziet op zowel materiële als immateriële schade. De materiële schade bedraagt € 246,47, bestaande uit de helft van de posten reiskosten naar therapeuten/behandelaren ad € 270,00, bezoek politiebureau ad € 73,62, bezoek advocaat ad € 109,59 en bezoek rechtbank ad € 39,73. De immateriële schade bedraagt € 2.500,00.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] , in deze procedure vertegenwoordigd door zijn ouders, bijgestaan door mr. Dibbits, vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 2.746,47. Dit bedrag ziet op zowel materiële als immateriële schade. De materiële schade bedraagt € 246,47, bestaande uit de helft van de posten reiskosten naar therapeuten/behandelaren ad € 270,00, bezoek politiebureau ad € 73,62, bezoek advocaat ad € 109,59 en bezoek rechtbank ad € 39,73. De immateriële schade bedraagt € 2.500,00.
De benadeelde partijen hebben verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om beide vorderingen in het geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. In reactie op het betoog van de verdediging met betrekking tot de scheiding van de ouders heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat het volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad niet relevant is of de schade (ook) door de scheiding van beide ouders ontstaan is, immers de verdachte neemt het slachtoffer zoals het slachtoffer op dat moment is. De vorderingen zijn verder voldoende (specifiek) onderbouwd, ook de reiskosten.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen en te bepalen dat zij hun vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. De verdediging heeft de vorderingen namelijk pas een dag voor de zitting ontvangen en heeft zich daardoor onvoldoende kunnen voorbereiden. Schorsing van het onderzoek ter terechtzitting zou tot een onevenredige belasting van het strafproces leiden en is daarom niet wenselijk. Daarbij komt dat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd . Voor wat betreft de immateriële schade wordt verwezen naar jurisprudentie die niet relevant is. Ook is onduidelijk in hoeverre de schade mede is veroorzaakt door de scheiding van de ouders.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging tijdig bekend is geraakt met de vorderingen van de benadeelde partijen en verwijst in dit verband naar artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering.
Rechtstreekse schade
De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek, voldoende gebleken dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade hebben geleden.
Materiële schade
De rechtbank zal bij beide vorderingen de post reiskosten therapeuten/behandelaren van
€ 135,00 toewijzen, omdat het hier om kosten ter beperking of voorkoming van (verdere) schade gaat en deze kosten voldoende zijn onderbouwd.
Dit ligt anders voor de overig gevorderde reiskosten.
De reiskosten in verband met bezoek aan het politiebureau zijn namelijk geen kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade. Zij strekken ertoe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. De enkele omstandigheid dat een eventuele daarop volgende strafrechtelijke veroordeling de grondslag kan bieden voor schadevergoeding (en dit vaak mededoelstelling van het slachtoffer is), maakt niet dat gezegd kan worden dat die reiskosten met dat doel zijn gemaakt (ECLI:NL:HR:2003:AF0690 en ECLI:NL:GHSHE:2023:3401).
De reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting zijn evenmin kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade.
De reiskosten in verband met bezoek advocaat zijn weliswaar kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade, maar dergelijke kosten zijn géén rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit (vgl. ECLI:NL:HR:2018:2338).
De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding voor de reiskosten in verband met het bezoek politiebureau, het bijwonen van de zitting en het bezoek aan de advocaat afwijzen.
Immateriële schade
De wet regelt in artikel 6:106 BW de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens artikel 6:106 lid 1 BW komt vergoeding van ander nadeel onder meer in aanmerking bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending - het seksueel corrumperen van minderjarigen en het tonen van pornografie - aan de benadeelde partijen met zich brengt dat de in dit verband relevante nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank stelt het toe te kennen bedrag naar maatstaven van billijkheid vast op € 1.500,00 per benadeelde partij. Zij zoekt daarbij aansluiting bij wat er in soortgelijke gevallen is opgelegd. Voor het meer gevorderde is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden onvoldoende zijn onderbouwd. Verder onderzoek hiernaar levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partijen voor dat deel niet-ontvankelijk in hun vordering wordt verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan ieder van de benadeelde partijen een bedrag
van € 1.635,- toewijzen. Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente en wel met ingang van 18 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Proceskosten
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de proceskosten van voornoemde benadeelde partijen, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op € 0,-.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 240a (oud) en 248d (oud) van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
  • veroordeelt de verdachte tot
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van drie jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Stieltjesstraat 1, 6511 AB, Nijmegen, via telefoonnummer 088 8041401. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door [kliniek] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Vermijden contact met minderjarigen
Veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt betrokkene dat ambulante hulpverlening of toezichthouder hierbij aanwezig zijn;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partijen
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1 en 2)
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
  • wijst de vordering tot schadevergoeding voor zover deze ziet op de reiskosten vanwege bezoek politiebureau, bezoek advocaat en bezoek rechtbank af;
  • verklaart de benadeelde partij voor de resterende gevorderde immateriële schade
  • veroordeelt verdachte tevens in de
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 1 en 2)
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
  • wijst de vordering tot schadevergoeding voor zover deze ziet op
  • de reiskosten vanwege bezoek politiebureau, bezoek advocaat en bezoek rechtbank af;
  • verklaart de benadeelde partij voor de resterende gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de

Schadevergoedingsmaatregelen

Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 1] (feiten 1 en 2)
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 1.635,00,bestaande uit € 1.500,00 immateriële schade en € 135,00 materiële schade (de reiskosten naar de therapeuten/behandelaren), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 2] (feiten 1 en 2)

- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 1.635,00,bestaande uit € 1.500,00 immateriële schade en € 135,00 materiële schade (de reiskosten naar de therapeuten/behandelaren), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Mestrom, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van S.P.C. Terpelle, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot en met 18 januari 2024, te Bergen L, gemeente Bergen (L)
een of meer perso(o)n(en),
van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt,
met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen,
immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal telkens in het bijzijn van
[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ) en/of
[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] )
zijn hand(en) in zijn (onder)broek gedaan en/of zijn penis vastgehouden en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen gemaakt en/of zijn penis uit zijn (onder)broek gehaald;
Subsidiairhij in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot en met 18 januari 2024, te Bergen L, gemeente Bergen (L)
de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats,
te weten in een woning gelegen aan de [adres] ,
terwijl een ander,
te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
daarbij zijns/haars ondanks tegenwoordig was,
door meermalen, althans eenmaal telkens met zijn hand(en) in zijn (onder)broek te gaan en/of zijn penis vast te houden en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen te maken en/of zijn penis uit zijn (onder)broek te halen;
Feit 2hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot en met 18 januari 2024, te Bergen L, gemeente Bergen (L)
(een) afbeelding(en) en/of een gegevensdrager bevattende (een) afbeelding(en),
waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar,
zijnde (een) afbeelding(en) en/of filmpje(s) waarop seksuele handelingen te zien zijn,
te weten masturbatie en/of het tonen en/of vasthouden van een ontblote penis, heeft vertoond aan
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] en/of
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] , van wie hij wist of redelijkerwijs moet vermoeden,
dat zij jonger waren dan zestien jaar.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, registratienummer 2024011167, gesloten op 2 mei 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 71. Tevens zijn de verslagen van de verbatime studioverhoren van [slachtoffer 1] (16 pagina’s) en [slachtoffer 2] (14 pagina’s) bijgevoegd als separate documenten.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 16 januari 2024, pg. 7 t/m 9.
3.Proces-verbaal aangifte [naam] (vader) van 15 februari 2024, pg. 12 t/m 15.
4.Verslag verbatim studioverhoor [slachtoffer 2] van 23 februari 2024, pg. 1 t/m 14.
5.Verslag verbatim studioverhoor [slachtoffer 1] van 23 februari 2024, pg. 1 t/m 16.