ECLI:NL:RBLIM:2024:8105

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
ROE 24/4295
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning voor drie maanden wegens overtreding van de Opiumwet en afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit een vader, moeder en zoon, hebben bezwaar gemaakt tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester van Roermond. De burgemeester had op 2 oktober 2024 besloten de woning te sluiten voor drie maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet, waarbij een grote hoeveelheid drugs en chemicaliën was aangetroffen. Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij in de woning konden blijven wonen tot de beslissing op hun bezwaar. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 29 oktober 2024 behandeld en vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien verzoekers anders gedurende drie maanden geen toegang tot hun woning zouden hebben.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens beoordeeld of de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en of er noodzaak was voor deze sluiting. Op basis van de aangetroffen hoeveelheid drugs en de ernst van de situatie oordeelde de voorzieningenrechter dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting had kunnen besluiten. De burgemeester had beleidsruimte om de belangen af te wegen en had voldoende redenen om aan te nemen dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting evenwichtig was en dat de belangen van verzoekers niet zwaarder wogen dan het algemeen belang.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden kon doorgaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/4295

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 november 2024 in de zaak tussen

[naam] (verzoeker 1),

[naam] (verzoeker 2),
[naam] (verzoekster),
gezamenlijk te noemen verzoekers,
(gemachtigde: mr. T.J.N. Hameleers),
en

de Burgemeester van de gemeente Roermond

(gemachtigde: S. Vissers, I.X.B. Berends en F. Satoe).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 2 oktober 2024 heeft de burgemeester de woning van verzoekers aan de [adres] te [plaats] vanaf 9 oktober 2024 gesloten voor drie maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Ook hebben zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. De sluiting is opgeschort.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker 1 en verzoekster, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoekers (vader, moeder en zoon) wonen op het adres [adres] in [plaats] (de woning) en staan daar ook ingeschreven. Verzoeker 1 is eigenaar.
3. Op 28 juni 2024 werd door het Flexteam Opsporing van de politie Limburg, in samenwerking met het Interventieteam Ondermijning & Drugstransport (IOD) een onderzoek ingesteld naar de woning van verzoekers en nummer 8 naar de mogelijke aanwezigheid van een illegale chemische fabriek (ICF), in de volksmond een drugslab, gelet op het in [plaats] aangetroffen drugsafval. Het Landelijk Faciliteit Ondersteuning Ontmanteling heeft op 28 juni 2024 en 29 juni 2024 het perceel onderzocht. Tijdens deze doorzoeking werden in verschillende ruimtes op het gehele perceel een zeer grote hoeveelheid chemicaliën, goederen en attributen aangetroffen waaronder 21.740 gram MDMA, HCI, jerrycans met 660 liter aceton en attributen voor de inrichting van een hennepkwekerij. Op de zolder is een hoeveelheid van 7 kilo hennep aangetroffen. Tot slot was er sprake van diefstal van stroom. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 15 juli 2024 (bestuurlijke rapportage).
4. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning te sluiten voor drie maanden. Verzoekers zijn het daar niet mee eens. Zij willen met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij voorlopig in de woning mogen blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5.1.
De voorzieningenrechter vindt het spoedeisend belang voldoende aannemelijk. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, hebben verzoekers immers gedurende drie maanden geen toegang meer tot de woning.
Wat is het beoordelingskader?
6. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoekers kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6.1.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot sluiting van een woning als in dat pand harddrugs of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt of als de drugs met dat doel aanwezig is. De burgemeester legt dan een last onder bestuursdwang op. De burgemeester beschikt bij de uitoefening van die bevoegdheid over beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten. [1]
6.2.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in [plaats] tegen te gaan. Dit beleid staat in het Damoclesbeleid woningen en lokalen Roermond 2021, dat in werking is getreden op 27 oktober 2021.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
7. Verzoekers wijzen op de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 13b Opiumwet waaruit blijkt dat de burgemeester bij een eerste overtreding moet volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. [2] Door de nationale ombudsman [3] is gesteld dat veel te snel wordt overgegaan tot sluiting, zonder onderzoek te verrichten naar de gevolgen voor de persoon c.q. personen achter/in de woning.
7.1.
Niet in geschil is dat er in de woning en de opstallen ruim 21 kilo MDMA, HCI,
7 kilo hennep en een grote hoeveelheid chemicaliën, grondstoffen en attributen voor de productie van zowel soft- als harddrugs is aangetroffen. De burgemeester is daarom in beginsel bevoegd om de woning te sluiten gelet op artikel 4, lid 3 van het Damoclesbeleid waarin staat dat bij een eerste constatering van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs, dan wel van strafbare voorbereidingshandelingen gerelateerd aan harddrugs, de woning gesloten wordt voor de duur van drie maanden. Gelet op voornoemd beleid mocht de woning in beginsel gesloten worden. Hetgeen verzoekers in dit verband aanvoeren is niet in strijd met het beleid.
Was er noodzaak om de woning te sluiten?
8. Als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om een woning te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [4] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. [5] Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de vraag of er vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
9. Verzoekers betwisten de noodzaak. Als de noodzaak er was had de burgemeester al in juni 2024 tot sluiting van de woning moeten overgaan en niet pas in oktober 2024. [6] Dat er regelmatig ongelukken gebeuren, explosies plaatsvinden is niet door de burgemeester onderbouwd. Hetzelfde geldt voor het teniet doen van het imago (drugspand) dat zou kleven op de woning.
9.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft kunnen achten en niet met een minder ingrijpend middel, zoals een waarschuwing, hoefde te volstaan. De burgemeester heeft daarbij kunnen betrekken dat sprake is van een ernstig geval als bedoeld in zijn beleid. Dit gelet op de zeer grote hoeveelheid chemicaliën, grondstoffen en attributen die gebruikt kunnen worden voor de productie van verdovende middelen. Daarnaast is 21,7 kilo MDMA, HCI en 7 kilo hennep aangetroffen. Dit is een zeer ruime overschrijding van de toegestane eenpersoonshoeveelheid van 0,5 gram bij harddrugs en 5 gram bij softdrugs. Aangenomen mag dan ook worden dat deze verdovende middelen aanwezig waren met een handelsbestemming. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dat levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [7] Verder heeft de burgemeester daarbij kunnen betrekken dat er sprake is van ernstige gevaarzetting nu er bij de productie van synthetische drugs zeer regelmatig ongelukken plaatsvinden. De kans op explosies was in dit geval nog groter gelet op de aanwezigheid van brandbare chemicaliën op het perceel in combinatie met de vastgestelde diefstal van stroom. Op het perceel ontbraken veiligheidsmaatregelen en was sprake van een gevaarlijke situatie. Daarnaast was er sprake van gevaarzetting omdat het in de criminele drugswereld regelmatig voorkomt dat er ripdeals worden gepleegd of afrekeningen plaatsvinden.
10. Verder stellen verzoekers dat, uit het tijdsverloop tussen het aantreffen van de drugs en het besluit een dusdanig lange tijd is verstreken dat dit afbreuk doet aan de door de burgemeester gestelde noodzaak tot sluiting om de openbare orde te kunnen herstellen. Als de noodzaak dusdanig groot was geweest dat de openbare orde alleen dan zou kunnen worden hersteld door het pand te sluiten, had het op de weg van de burgemeester gelegen zo spoedig mogelijk na het aantreffen van de drugs tot sluiting over te gaan.
10.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat het onderzoek in de woning door de politie op 28 juni 2024 heeft plaatsgevonden en dat de burgemeester de bestuurlijke rapportage van de politie van 15 juli 2024 pas op 14 augustus 2024 heeft ontvangen. Vervolgens heeft de burgemeester op 5 september 2024 een voornemen tot sluiting gestuurd waarin wordt aangegeven dat de sluiting op 9 oktober 2024 zou plaatsvinden.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omstandigheid dat tussen het aantreffen van de drugs en het bestreden besluit een periode van ruim drie maanden ligt, niet leidt tot de conclusie dat nu minder gewicht moet worden gehecht aan het belang van herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Bovendien valt het opgetreden tijdsverloop nog zeer ruim binnen de door de Afdeling in vaste rechtspraak gestelde marge van 1 jaar. [8] Het betoog van verzoekers slaagt niet.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
11. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoekers. Of de sluiting evenwichtig is, hangt af van verschillende omstandigheden. De duur van de sluiting moet evenwichtig zijn, ook als de burgemeester daarin zijn eigen beleid heeft gevolgd. Of de sluiting evenwichtig is hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, of er een bijzondere binding met de woning is en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [9]
12. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden met zich brengen dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn of haar woning. Wel wordt van de (hoofd)bewoner verlangd dat hij toezicht uitoefent op wat er in de woning gebeurt. Daarbij past de kanttekening dat er wel grenzen zijn aan het toezicht dat redelijkerwijs mag worden verwacht van de ene bewoner op de andere, mede afhankelijk van de woonsituatie. De burgemeester zal, indien hij van zijn bevoegdheid tot sluiting van een woning gebruik maakt, deugdelijk moeten motiveren welk verwijt de (hoofd)bewoner die door de sluiting wordt getroffen, wordt gemaakt. [10]
13. Verzoekers verwijzen naar de uitzonderlijke medische situatie van verzoekster. Zij heeft te kampen met meervoudige en complexe medische problemen. Ter staving worden medische stukken ingebracht. Ten gevolge van haar medische gesteldheid is verzoekster beperkt mobiel en afhankelijk van een woning waarin alle voorzieningen zich op de begane grond bevinden, dan wel een volledig gelijkvloerse woning. Het fysieke gestel van verzoekster laat het niet toe om een (andere) woonruimte te betrekken die niet aangepast is op haar behoeften. De burgemeester heeft geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van een eventuele sluiting. Dat verzoekster bij haar ouders in Duitsland verblijft is onjuist en dat er geen elektriciteit in de woning is, is ook onjuist. Verder kan verzoekster niet naar Nederland gebracht worden voor haar medische afspraken. Zij gaat op haar scootmobiel naar de medische afspraken. Daarnaast is er geen sprake van verwijtbaarheid in geval van verzoekster.
13.1.
De burgemeester heeft aangevoerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om af te wijken van het beleid. Uit wat verzoekster heeft aangevoerd, kan niet worden opgemaakt dat verzoekster specifiek aan deze woning gebonden is. De woning bevat geen aanpassingen voor de medische situatie die in andere woningen niet aanwezig zouden zijn. Verzoekster heeft ook op zitting betoogd dat zij beneden slaapt, zich in de keuken wast en verzoeker 1 haar naar boven helpt om te douchen. Niet gebleken is dat zij op dezelfde manier niet in een andere woning zou kunnen verblijven gedurende de sluiting van drie maanden. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de medische situatie zodanig is dat het medisch onverantwoord zou zijn om tijdelijk ergens anders te wonen waardoor de gevolgen van de sluiting onevenredig zijn ten opzichte van de met de sluiting beoogde doelen. Dat verzoekster zeer regelmatig ziekenhuisbezoeken heeft, kan ook middels een zorgtaxi, aldus de burgemeester, geregeld worden.
13.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester, gelet op de ernst van de situatie, het algemeen belang dat is gediend met de sluiting van de woning, namelijk het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning, zwaarder mocht laten wegen dan de belangen van verzoekers en daarom tot sluiting van de woning kon overgaan. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat verzoekers beide door de politie zijn aangehouden als verdachten. Uit de bestuurlijke rapportage volgt verder dat de ruimtes deels open ruimtes zijn. De goederen die in deze ruimtes aanwezig waren, waren dus vanuit de woning en/of achtertuin voor eenieder zichtbaar. Gelet hierop moet verzoekster – als al zou worden aangenomen dat de aanwezigheid van drugs verzoekster ontgaan zou zijn – redelijkerwijs op de hoogte zou moeten zijn geweest van de illegale activiteiten die plaatsvonden op het perceel. Voor zover betoogd wordt dat de betreffende ruimtes verhuurd zouden zijn is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit het voorgaande niet anders maakt, mede gelet op het feit dat er sprake was van open ruimtes en de verantwoordelijkheden die een verhuurder heeft. Bovendien is niet gebleken van een huurovereenkomst noch van huurinkomsten waardoor dit de voorzieningenrechter onaannemelijk voorkomt.
14. De burgemeester heeft zich ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verzoekers in beginsel zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte. Blijkens de verklaring van de ouders van verzoekster heeft verzoekster daar drie maanden verbleven. De enkele betwisting van verzoekster dat dit niet zo is, is onvoldoende om deze verklaring ter zijde te schuiven. Dat dit praktisch onwenselijk is, maakt het voorgaande niet anders. De burgemeester heeft ter zitting bovendien verklaard dat, als het verzoekster zelf niet lukt om vervangende woonruimte te vinden, er hulp vanuit de gemeente beschikbaar is. Het is de voorzieningenrechter verder niet op voorhand gebleken dat andere woonruimte niet (tijdelijk) aanwezig zou zijn.
15. Dit alles brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de burgemeester in redelijkheid gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. De verwachting is dan ook dat het besluit in bezwaar in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning van verzoekers mag worden gesloten voor de duur van drie maanden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.M. Horsten-Kuijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2024.
voorzieningenrechter
de griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 13 november 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243.
2.Kamerstukken II 2005/2006, 30 515, nr. 3, p.8.
3.In zijn rapport “Als de overheid niet thuis geeft”.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
5.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
6.Verzoekers verwijzen daarbij naar de uitspraak ECLI:NL:RVS:2021:2756.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:277.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2756.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.
10.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 18 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3848.