3.1.Eiser heeft tegen die besluiten bezwaar gemaakt. De minister heeft dat bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Hij geeft daarbij aan dat de argumenten die eiser aanvoert niet gaan over de hoogte van de lening, en daarom niet het besluit raken. Voor zover eiser aangeeft de lening niet terug te kunnen betalen, geeft de minister aan dat eiser hiervoor een betalingsregeling kan treffen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel is volgens de minister verder onvoldoende onderbouwd. Voor zover het bezwaar van eiser ziet op het overschrijdingsbesluit, geeft de minister aan dat eiser hiertegen eerder al een bezwaarprocedure heeft doorlopen en dat het niet mogelijk is om daar (opnieuw) bezwaar tegen te maken.
Het beroep tegen het overschrijdingsbesluit
4. Eiser voert aan dat de gestelde termijnoverschrijding, voor zover zijn bezwaar zich richt tegen het overschrijdingsbesluit, verschoonbaar is.
5. Anders dan eiser kennelijk veronderstelt, staat niet ter discussie of de bezwaar- en beroepstermijn al dan niet is overschreden. Zoals de minister terecht aangeeft in de beslissing op bezwaar heeft eiser reeds eerder een bezwaarprocedure doorlopen tegen het overschrijdingsbesluit. Het is binnen de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht in beginsel niet mogelijk om twee keer bezwaar te maken tegen hetzelfde besluit. De minister heeft daarom terecht het (later ingediende) bezwaar tegen het overschrijdingsbesluit niet inhoudelijk behandelt. Tegen de beslissing op bezwaar uit die bezwaarprocedure heeft eiser verder geen beroep ingediend. Dat besluit is dan ook in rechte vast komen te staan. De rechtbank kan daarom ook niet het overschrijdingsbesluit beoordelen. Dat betekent echter niet, zoals hierna ook zal blijken, dat de rechtbank niet toe kan komen aan de vraag of het terugbetalen van de lening evenredigheid is.
Is sprake van een deugdelijke motivering en evenredigheidsbeoordeling?
6. Eiser voert aan dat op grond van vaste rechtspraak het terugbetalingsbesluit had moeten worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel.Hij heeft meerdere omstandigheden aangegeven waarom het terugbetalingsbesluit volgens hem onevenredig is. Zo kampte hij eerder met medische problematiek en heeft hij vanwege het coronavirus buiten zijn schuld om vertraging opgelopen bij het inburgeren. Verder merkt eiser op dat hij op een hoger niveau dan vereist inburgeringsexamens heeft afgelegd en behaald. Bovendien rust het hebben van een schuld als een zware last op de schouders van eiser.
7. De minister stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat de hoogte van het termijnbedrag kennelijk geen onevenredige belasting vormt voor eiser, nu hij nog steeds geen verzoek om een draagkrachtmeting heeft ingediend. Verder heeft eiser volgens de minister op geen enkele wijze onderbouwd dat het besluit onevenredig is.
8. Zoals eiser terecht aanvoert, volgt uit vaste rechtspraakdat de minister (ook) bij een terugbetalingsbesluit een evenredigheidsbeoordeling moet maken. Daarbij dient hij de rechtstreeks betrokken belangen af te wegen en de inburgeraar de kans te geven om zijn of haar belangen aan te voeren. Wanneer de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, dient de minister af te zien van het opleggen van de terugbetalingsverplichting of het terug te betalen bedrag van de lening te verminderen.