ECLI:NL:RBLIM:2024:3352

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
ROE 24/2643 en ROE 24/2647
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet, gegrond verklaard vanwege verminderde verwijtbaarheid en gevolgen voor psychische gezondheid

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, wordt het beroep van eiseres tegen de woningsluiting op basis van artikel 13b van de Opiumwet behandeld. Eiseres, die samen met haar zoon in de woning woont, had een last onder bestuursdwang ontvangen van de burgemeester van Maastricht, die de woning voor drie maanden wilde sluiten vanwege de ontdekking van een professionele hennepkwekerij met 208 hennepplanten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester niet in redelijkheid tot deze sluiting heeft kunnen besluiten. De voorzieningenrechter stelt vast dat eiseres en haar zoon in een kwetsbare situatie verkeren, waarbij de psychische gezondheid van de zoon in het geding is. Eiseres had geen wetenschap van de hennepplantage en verkeerde in een mentale toestand die haar beoordelingsvermogen beïnvloedde, mede door recente gezondheidsproblemen en de impact van een ongeval van haar zoon. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting van de woning niet evenredig is in verhouding tot de gevolgen voor eiseres en haar zoon. Het beroep wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd en de burgemeester wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 24/2643 en ROE 24/2647

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht, de burgemeester

(gemachtigde: mr. T.J.T. Goessens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen het besluit van 28 februari 2024 van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.1.
Bij primair besluit van 14 december 2023 is aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat zij de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) moet sluiten voor de duur van drie maanden en drie maanden gesloten moet houden. Bij besluit van 28 februari 2024 (het bestreden besluit) is de burgemeester bij het primair besluit gebleven en is besloten dat eiseres met ingang van 17 april 2024 om 13:00 uur de woning voor drie maanden moet sluiten en gesloten moet houden.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
Verder heeft de burgemeester de voorzieningenrechter desgevraagd laten weten dat hij bereid is om in afwachting van de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit.
1.4.
Op 26 april 2024 heeft eiseres het verzoek aangevuld en aanvullende stukken ingediend. Daarop heeft de burgemeester een aanvullend verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft eiseres op 27 april 2024 aanvullende (medische) informatie overgelegd.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de zoon van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt of de burgemeester eiseres in redelijkheid mocht gelasten de woning te sluiten en voor drie maanden gesloten te houden. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep gegrond is. Dit betekent dat de burgemeester de woning niet in redelijkheid voor drie maanden heeft mogen sluiten. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevante feiten en omstandigheden
4. Eiseres huurt de woning aan de [adres] te [plaats] . Zij woont hier samen met haar 26-jarige zoon. Daarnaast had eiseres de zolderverdieping van de woning tijdelijk verhuurd.
5. Naar aanleiding van een netmeting door de energieleverancier in de periode van
7 september 2023 tot en met 11 september 2023 en een anonieme melding van een buurtbewoner op 1 september 2023, is de politie op 15 september 2023 de woning van eiseres binnengetreden. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 22 oktober 2023 (hierna: de politierapportage) blijkt dat in de woning op zolder 208 hennepplanten zijn aangetroffen. Voor de belichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld op tijdklokken en in totaal hingen er 12 lampen in de kweekruimte. Verder blijkt uit de politierapportage dat voor de kweekruimte gebruik werd gemaakt van een afgescheiden, verdeelde ruimte en dat de kweekruimte geïsoleerd was met betrekking tot het daglicht en de temperatuur. De luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Tevens is gebleken dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
6. Op grond van deze bevindingen heeft de burgemeester geconcludeerd dat er gelet op de aangetroffen grote hoeveelheid van 208 hennepplanten sprake is van drugshandel in of vanuit de woning. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de besluitvorming zoals die hierboven staat weergeven.
7. Vervolgens heeft de woningbouwvereniging laten weten voornemens te zijn om de huurovereenkomst van eiseres te doen ontbinden en dat als eiseres hieraan meewerkt, dat zij dan binnen zes maanden opnieuw in aanmerking kan komen voor een andere woning en dan niet op de wachtlijst (zwarte lijst) wordt geplaatst.
Toetsingskader
8. In artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in woningen een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet. Deze bevoegdheid geldt ook indien een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is. Dit betreft- voor zover van belang- strafbare voorbereidingshandelingen.
9. De burgemeester heeft de grondslag voor de last onder bestuursdwang (de woningsluiting voor drie maanden), gebaseerd op de (verruimde) bevoegdheid op grond van artikel 13b, eerste lid, onderdelen a en b van de Opiumwet, namelijk de aanwezigheid van 208 hennepplanten (een ruime handelshoeveelheid hennep) en het aantreffen van een grootschalige professionele hennepkwekerij (voorbereidingshandelingen).
Bevoegdheid tot sluiting
10. Eiseres voert aan dat de burgemeester primair niet bevoegd is om toepassing te geven aan artikel 13b Opiumwet. Er kan niet zonder meer vanuit worden gegaan dat er 208 hennepplanten zijn gevonden, gelet op het tijdsverloop (de huurder had de zolder zeer recent pas betrokken) en het ontbreken van foto’s bij het politierapport. [1] Daar komt bij dat de heer Koster (de vader van de zoon van eiseres) heeft verklaard dat hij heeft gezien dat slechts een halve, blauwe vuilniszak werd afgevoerd.
10.1.
Zoals de Afdeling ook al vaker heeft geoordeeld [2] , mag een bestuursorgaan onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Daarbij is van belang dat het proces-verbaal is opgesteld door opgeleide politieambtenaren, die geen belang hebben bij hetgeen zij in het proces-verbaal vermelden als door hen waargenomen. [3] Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
10.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten, omdat er een professioneel uitgeruste hennepkwekerij met 208 hennepplanten op de zolder van de woning is aangetroffen. [4] Dit blijkt uit de op ambtseed opgemaakte en ondertekende politierapportages van 22 oktober 2023 en van 28 november 2023. De burgemeester heeft van deze onderzoeksbevindingen mogen uitgaan. Wat eiseres heeft aangevoerd heeft de voorzieningenrechter geen reden gegeven om aan die bevindingen te twijfelen. Daargelaten dat het ontbreken van foto’s die bevindingen van de politie ondersteunen op zich geen reden geeft om aan die bevindingen te twijfelen, doet zich deze situatie in dit geval ook niet voor. Met het proces-verbaal van bevindingen heeft de burgemeester namelijk alsnog foto’s van de op de zolder van de woning van eiseres aangetroffen professionele hennepkwekerij aan zijn besluit ten grondslag gelegd. Op de zitting heeft eiseres gezegd dat zij aanneemt dat haar zolder op de foto’s te zien is. De verklaring van Koster dat er slechts een halve blauwe vuilniszak zou zijn afgevoerd en de verklaring van eiseres dat de zolder nog maar pas was verhuurd, - geven al, zonder enige onderbouwing, ook geen reden voor twijfel aan de bevindingen van de politie.
Is de sluiting noodzakelijk of had kunnen worden volstaan met een waarschuwing?
11. Eiseres voert aan dat de noodzaak voor daadwerkelijke sluiting ontbreekt en dat er had kunnen worden volstaan met een waarschuwing. Niet blijkt van feitelijke handel vanuit de woning en ook nergens blijkt dat er een loop naar de woning heeft plaatsgevonden, noch dat er sprake was van overlastmeldingen of attributen die zijn aangetroffen, waaruit daadwerkelijk drugshandel vanuit de woning blijkt. Onder verwijzing naar een andere uitspraak van deze rechtbank [5] , stelt eiseres dat de noodzaak door tijdverloop is vervallen.
11.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor de beoordeling of er een noodzaak is om een pand te sluiten, van belang is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [6] In de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 [7] (hierna ook: de overzichtsuitspraak), is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Het enkele feit dat meer dan een gebruikershoeveelheid drugs is aangetroffen in een woning, maakt in beginsel al aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. In dit verband is echter ook van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld.
11.2.
Vaststaat dat in de woning van eiseres 208 hennepplanten zijn aangetroffen. Hiermee staat vast dat er sprake is van een handelshoeveelheid drugs. Verder staat vast dat de aangetroffen hennepplantage werkte toen die is aangetroffen, waarbij illegaal elektriciteit werd afgenomen. Uitgangspunt is dat als in een woning een professionele hennepkwekerij wordt aangetroffen met meer dan vijf planten voor eigen gebruik, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt namelijk de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken.
11.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk kunnen vinden, vanwege de grote hoeveelheid (208) aangetroffen hennepplanten, de grootschaligheid van de professioneel uitgeruste hennepkwekerij en de illegale elektriciteitstap die in de woning plaatsvond (het risico op brand- en explosiegevaar).
Is sluiting van de woning evenredig?
12. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn volgens de overzichtsuitspraak [8] van de Afdeling in een geval als dit de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang.
13. De burgemeester heeft overeenkomstig het vastgestelde Damoclesbeleid Lokalen en Woningen 2019 Artikel 13b Opiumwet” (het Damoclesbeleid) de woning voor de duur van drie maanden gesloten.
13. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij moet het toetsingskader zoals in de overzichtsuitspraak door de Afdeling uiteengezet, in acht worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet allereerst beoordeeld worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Anders is er geen bevoegdheid om de woning te sluiten. Als de bevoegdheid er is moet de sluiting van een woning ook noodzakelijk zijn om de beoogde doelen te bereiken. Tot slot moet de sluiting evenredig zijn. [9]
De verwijtbaarheid
15. Eiseres voert aan dat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Zij en haar zoon hadden geen wetenschap van de hennepplantage, laat staan dat zij daarbij betrokken zijn geweest. Eiseres werkte veel als verzorgster in de thuishulp en was hierdoor veel van huis. Als gevolg van twee herseninfarcten in april/mei 2023 is eiseres een tijd lang ernstig ziek geweest. Hierdoor ontgaat haar veel en kon zij niet helder denken. Op 12 augustus 2023 kreeg haar zoon een ongeval tijdens het werk bij de [bedrijf] . Hierbij heeft hij ernstig oogletsel en een trauma opgelopen en dat heeft een grote (emotionele) impact op eiseres gehad. Eiseres was toen alleen nog maar bezig met haar zoon. Toen eiseres later ontdekte dat er een goed afgewerkte koof in huis was geplaatst, met kabels daarachter, heeft zij een brief aan de deur van de huurder achtergelaten (omdat hij niet aanwezig was) met het verzoek om de koof weg te halen. Enkele dagen later was de politie-inval en pas toen kwam zij erachter dat de huurder kennelijk bezig was met het opzetten van een hennepplantage. Eerder had zij dit niet kunnen vermoeden; er was geen stankoverlast en er ging geen warmte uit van de kamer.
15.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat eiseres als huurder van de woning verantwoordelijk is voor wat er zich in de woning afspeelt en wat er in de woning wordt aangetroffen. Daarbij geldt dat zij als huurder de woning niet mag onderverhuren zonder toestemming van de woningbouwvereniging. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseres en haar zoon, gelet op de hiervoor omschreven gang van zaken, hadden kunnen weten dat de zolder niet zou worden gebruikt voor de opslag van spullen. Verder is gebleken (en ook bevestigd door eiseres) dat zij de achterdeur openliet voor de huurder en dat er sprake was van een loop naar de woning. Uit de processtukken blijkt verder dat eiseres heeft verklaard dat ze wilde dat “zij gingen stoppen” en dat zij bang was voor de huurder. Bovendien bleef de loop naar de woning zelf voor een buurtbewoner niet onopgemerkt. Dat er geen sprake was van stankoverlast en er geen warmte vanuit de zolder kwam, kan eiseres daarom niet baten. Ditzelfde geldt voor de verklaring dat eiseres en haar zoon veel van huis waren in die periode. Onder de bovenstaande omstandigheden had het eiseres redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat de ingebruikname van haar zolder voor andere doeleinden bestemd was (illegale hennepplantage) en niet voor de opslag van spullen.
15.2.
De voorzieningenrechter heeft eiseres en haar zoon ter zitting bevraagd over de situatie, de omstandigheden en het tijdsverloop waarin de overtreding heeft plaatsgevonden. Ter zitting heeft eiseres desgevraagd toegelicht dat zij als gevolg van de twee herseninfarcten niet helder en gestructureerd kon denken, het tijdsverloop zich niet goed kan herinneren en dat ze zelf ook niet begrijpt dat zij is ingegaan op het aanbod van de huurder. Ze was zichzelf niet en zou zoiets nooit hebben gedaan. Eiseres heeft verder verklaard dat ze bij de terugkomst van de neuroloog, na het tweede herseninfarct, veel met de hond ging wandelen langs “de Geusselt” en dan op een bankje zat. Zo raakte eiseres met de huurder aan de praat. Deze zei op zoek te zijn naar woonruimte en vroeg of hij wat spulletjes op haar zolder mocht komen neerzetten. Later vroeg hij of hij mocht komen inwonen. Eiseres heeft aangegeven dat zij hem meerdere keren is tegengekomen. De afspraak was dat hij alleen wat spulletjes zou komen neerzetten en eiseres bij de woningbouwvereniging een melding zou maken op het moment dat hij op de zolder zou gaan wonen. Dit alles heeft zich afgespeeld voordat haar zoon het ongeval kreeg (voor 12 augustus 2023). Het ongeval met haar zoon heeft een grote (emotionele) impact op haar gehad en daarna is eiseres alleen maar daarmee bezig geweest.
15.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van verwijtbaarheid (zie onder 15.1.), maar dat gelet op de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van eiseres sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Voor de beoordeling van de verwijtbaarheid in het kader van de evenredigheid vindt de voorzieningenrechter de context waarin de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden van belang, waaronder de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van eiseres. Eiseres heeft in april/mei 2023 twee herseninfarcten gehad en was daarvan herstellende. De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van eiseres, het invoelbaar is dat eiseres mentaal kwetsbaar was, zich zorgen maakte over haar toekomst en bevattelijk was voor het bij herhaling gedane voorstel en ook de gevolgen van haar handelen minder goed kon overzien. Dat geldt te meer, nadat de zoon het ongeval had gekregen en niet alleen voor eiseres, maar ook voor haar zoon die overigens bij herhaling heeft betoogd van de actie van eiseres niet op de hoogte te zijn geweest. Hiermee volgt de voorzieningenrechter het andersluidende standpunt van de burgemeester niet. Daarmee laat de voorzieningenrechter het door de burgemeester in dit verband ingewonnen advies van een, niet bij naam genoemde en zonder vermelding van zijn/haar in deze relevante kwalificaties, gedragsdeskundige buiten beschouwing. De voorzieningenrechter ziet daartoe mede aanleiding nu eiseres en haar zoon op geen enkele wijze betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van dit advies, zij daarover niet eerder zijn geïnformeerd dan na de totstandkoming daarvan en dus ook niet door de betrokken deskundige zijn gezien.
De gevolgen van de woningsluiting
16. Eiseres voert aan dat de burgemeester gelet op alle omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, geen gebruik had mogen van de bevoegdheid op grond van de eisen gesteld door het evenredigheidsbeginsel. De belangenafweging vergt juist een integrale beoordeling en nu zijn de zaken apart, geïsoleerd van elkaar behandeld. De burgemeester had kunnen volstaan met een waarschuwing. Verder blijkt de onevenwichtigheid eruit dat de burgemeester in het bestreden besluit standaardoverwegingen gebruikt en daarbij niet alles in onderlinge samenhang is beoordeeld. Eiseres en haar zoon hebben ernstige lichamelijke en mentale klachten, als gevolg waarvan zij een bijzondere binding met hun woning hebben (zij wonen al 18 jaar in de woning). Eiseres is herstellend van de twee herseninfarcten en aan het re-integreren op haar werk. Daarbij komt dat de zoon herstellend is van het ongeval. De zoon heeft EMDR therapie gevolgd en staat nog steeds onder behandeling van de traumapsycholoog. Uit de verklaring van de traumapsycholoog blijkt dat stressreductie daarbij een belangrijke doelstelling is en dat uithuiszetting de stress van de zoon kan verergeren. Hierdoor bestaat het risico op (hernieuwde) schade aan het oog. Voor het herstel van de fysieke en psychische gezondheid van de zoon is het belangrijk dat de zoon thuis kan blijven wonen. De burgemeester heeft geen rekening gehouden met de krapte op de markt, de enorme wachtlijsten en de exorbitant hoge huurprijzen. Bovendien zoekt de burgemeester wel erg ver buiten de gemeente en is daarbij geen rekening gehouden met de mentale en lichamelijke gesteldheid van eiseres en haar zoon en het werk van eiseres dat in Maastricht wordt uitgevoerd.
16.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat eiseres de specifieke binding met de woning niet heeft aangetoond. Inherent aan een woningsluiting is dat bewoners de woning moeten verlaten en dat levert volgens de rechtspraak van de Afdeling geen bijzondere omstandigheid op om af te zien van deze maatregel. De burgemeester concludeert op basis van het deskundigenadvies van de gedragskundige dat eiseres geen stukken heeft overgelegd die wijzen op medische omstandigheden die tot een specifieke binding met de woning leiden. Ook anderszins is niet aangetoond dat er een specifieke binding met de woning is die maakt dat het sluiten van de woning onevenredig is. De burgemeester heeft zich gedurende de gehele besluitvormingsprocedure steeds actief vergewist van de mogelijkheden tot vervangende woonruimte voor eiseres en haar zoon. Hiertoe is meermaals contact geweest met [bedrijf] (de woningbouwvereniging) en zij hebben aangegeven dat indien eiseres actief meewerkt, binnen een half jaar weer een nieuwe woonruimte kan worden aangeboden. Daarbij komt dat uit de lijst met overgelegde adressen is gebleken dat er in en rondom Maastricht voldoende woningen beschikbaar zijn (zowel via de particuliere sector als via woningbouwverenigingen) en daarbij is wel degelijk rekening gehouden met de hoogte van de huurprijs en het werk van eiseres. Eiseres en haar zoon zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte en hebben daartoe voldoende de tijd gehad. Ten aanzien van de overgelegde verklaring van de traumapsycholoog heeft de gemachtigde van de burgemeester ter zitting aangegeven dat ook uit die verklaring niet blijkt dat er een specifieke binding met de woning is. De gemachtigde heet nagelaten om die medische verklaring in een tijdig stadium aan te leveren, wat in strijd is met de goede procesorde. Bovendien verandert die verklaring niets aan het standpunt van de burgemeester dat het algemeen belang, dat groot is, moet prevaleren boven het belang van eiseres en haar zoon.
16.2.
De zoon van eiseres heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat hij letsel heeft opgelopen en als gevolg daarvan mentaal minder belastbaar is. Hij staat onder behandeling om te leren omgaan met het oogletsel en het als gevolg daarvan opgelopen trauma. Hiervoor is de zoon bezig met een multidisciplinair traject. Hij had in februari jongstleden het intakegesprek en is vanwege een lange wachttijd pas in maart jongsleden met de behandeling gestart. Eerst stonden de lichamelijke klachten op de voorgrond en nu kan er pas gewerkt worden aan de gevolgen van het ongeval. Nadat de zoon de traumapsycholoog een aantal keren heeft gezien, is de medische verklaring opgesteld. Dat is de reden waarom die verklaring pas in een laat stadium is overgelegd.
16.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had de burgemeester een zwaarwegender belang moeten toekennen aan het individuele belang van eiseres en met name dat van haar zoon ten opzichte van het algemeen belang om handhavend op te treden. De voorzieningenrechter vindt de gevolgen van de woningsluiting voor de zoon te ernstig gelet op de psychische problemen waarmee hij al kampt als gevolg van het overkomen oogletsel. Daarvoor vindt de voorzieningenrechter onderbouwing in de overgelegde verklaring van de traumapsycholoog waarin staat dat uithuiszetting stress verhogend zal werken en slecht is voor het psychisch herstel van de zoon De zekerheid om in het huidige en vertrouwde huis te kunnen blijven wonen zal de fysiek-medische en psychische gezondheid van de zoon ten goede komen, zowel op korte als op lange termijn, aldus de psycholoog.
16.4.
Dat eiseres zeer laat (twee dagen voor de zitting) de medische verklaring van de traumapsycholoog van de zoon heeft overgelegd, maakt, gelet op de uitleg van de zoon hierover, niet dat niet mag worden uitgegaan van die verklaring. Al in bezwaar is naar voren gebracht dat de zoon kampt met mentale problemen als gevolg van het opgelopen oogletsel en dat de zoon EMDR therapie volgt. De in onderhavige procedure overgelegde verklaring dient enkel ter onderbouwing van het reeds in bezwaar betoogde.
16.5.
Verder vindt de voorzieningenrechter van belang dat de woningbouwvereniging heeft aangekondigd de huurovereenkomst te (doen) ontbinden, als gevolg waarvan eiseres op de zwarte lijst wordt gezet. De hiervoor weergegeven gevolgen van de woningsluiting, maken naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat die gevolgen voor eiseres en haar zoon niet evenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doel om handhavend op te treden.
Conclusie: de woningsluiting is niet evenredigheid
16.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester niet in redelijkheid kunnen besluiten dat de belangen van eiseres en haar zoon om in de woning te kunnen blijven wonen, niet zwaarder wegen dan het algemeen belang dat gediend is met handhavend optreden. De voorzieningenrechter vindt hiervoor van belang dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Daarnaast blijkt uit wat onder 16.3. is overwogen dat de gevolgen van de sluiting gelet op het herstel van de (psychische) gezondheid van de zoon niet evenredig zijn. Gelet op deze verminderde verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting in dit concrete geval, heeft de burgemeester niet een zwaarwegender belang kunnen toekennen aan het algemeen belang.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is gegrond.
17.1.
De voorzieningenrechter bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de burgemeester met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen. De voorzieningenrechter geeft de burgemeester hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
17.2.
Nu op het beroep wordt beslist en het bestreden besluit wordt vernietigd, is er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening (op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb) ten aanzien van het bestreden besluit. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het bestreden besluit wordt daarom afgewezen.
17.3.
Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eiseres vergoeden van totaal € 187,00. Eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.625,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- draagt de burgemeester op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden;
- bepaalt dat de burgemeester een bedrag van € 2.625,- proceskosten aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.H.C. Schroeten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2024.
De voorzieningenrechter is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 7 juni 2024.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Bij de bestuurlijke rapportage van 22 oktober 2023 zaten geen foto’s gevoegd. Op verzoek van de burgemeester heeft de politie vervolgens nog een proces-verbaal van bevindingen van
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:617.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:756.
4.Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling wordt uitgegaan dat een hoeveelheid van maximaal vijf gram hennep of vijf hennepplanten voor eigen gebruik is. Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 1 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2933, 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738 en 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1765.
5.Zie de uitspraak van rechtbank Limburg van 7 juli 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:5357.
6.Zie de evenredigheidsuitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
8.Overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
9.Zie de evenredigheidsuitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.