ECLI:NL:RBLIM:2023:6966

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
ROE 23/3252
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet met betrekking tot medische omstandigheden van minderjarige zoon

Op 29 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bewoners van een woning in Voerendaal, een voorlopige voorziening hebben aangevraagd tegen een besluit van de burgemeester om hun woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 3 oktober 2023 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning per 8 november 2023 voor drie maanden en de garage voor zes maanden gesloten diende te worden, vanwege de aanwezigheid van een hennepkwekerij met 85 planten. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, waarbij zij stelden dat de medische omstandigheden van hun minderjarige zoon en de verzoekster onvoldoende waren meegewogen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hennepkwekerij. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van de minderjarige zoon, die fysieke beperkingen heeft, en de gezondheidsproblemen van verzoekster, die een risicovolle zwangerschap doormaakt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de evenredigheid van de sluiting onvoldoende was gemotiveerd en dat het belang van verzoekers om in de woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester om de sluiting door te voeren. Daarom heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, en de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/3252

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 november 2023 in de zaak tussen

[verzoekers] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. L. Schyns),
en

de burgemeester van de gemeente Voerendaal (de burgemeester)

(gemachtigden: A.L.A. Hoven-Ubags en M.E.M. Thijsen).

Inleiding

Bij besluit van 3 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang aan verzoekers opgelegd, die ertoe strekt dat zij met ingang van 8 november 2023 de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning) dienen te sluiten en voor de duur van drie maanden en de bij deze woning behorende garage/schuur (hierna: garage) en zijerf voor zes maanden.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft bij aan de rechtbank gerichte e-mail van 6 november 2023 bevestigd dat hij bereid is te wachten met sluiting van de woning tot na de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan. Ook de vereiste onverwijlde spoed acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen dan hebben verzoekers gedurende drie maanden geen toegang tot hun woning.
Relevante feiten en omstandigheden
2. Verzoekers zijn eigenaar en bewoners van de woning. De politie heeft naar aanleiding van een MMA (meld misdaad anoniem) melding dat er in de woning een hennepkwekerij aanwezig zou zijn en na een positieve netmeting, uitgevoerd door Enexis, op 6 juni 2023 de woning doorzocht. In de garage werd onder meer een in werking zijnde hennepkwekerij met in totaal 85 hennepplanten (die te drogen hingen) aangetroffen [1] . Verder is er sprake geweest van diefstal van stroom.
2.1.
Op grond van deze bevindingen heeft de burgemeester geconcludeerd dat er een handelshoeveelheid aan softdrugs in de woning aanwezig was. De burgemeester heeft op 28 juni 2023 verzoekers laten weten dat hij het voornemen heeft om de woning te sluiten. Verzoekers hebben een zienswijze (en een aanvullende zienswijze) ingediend.
2.2.
Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen, waarbij is besloten om de woning voor drie maanden en de garage (en het daarbij behorend erf) voor zes maanden te sluiten.
2.3.
Verzoekers zijn het niet eens met het bestreden besluit en hebben bezwaar gemaakt en ook de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter zal hierna aan de hand van de aangevoerde (bezwaar)gronden het bestreden besluit beoordelen.
2.4.
De voorzieningenrechter komt tot het volgende oordeel.
Juridisch kader
3. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning en het bijbehorende erf op te leggen, indien in een woning softdrugs voor de verkoop, het afleveren of het verstrekken aanwezig zijn.
3.1.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Voerendaal tegen te gaan. Dit beleid staat in de “Beleidsregels wet Damocles en wet Victoria 2020” (hierna: het beleid). In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning. In het beleid is onder andere bepaald dat (i) de burgemeester gebruikt maakt van zijn bevoegdheid om een woning te sluiten, wanneer sprake is van een ernstige situatie, en (ii) bij constatering van een eerste overtreding van de Opiumwet voor wat betreft de handel in dan wel het telen, bereiden of vervaardigen van een handelshoeveelheid softdrugs sprake is van een ernstige situatie [2] . Verder wordt volgens het beleid bij een eerste overtreding van de Opiumwet in het geval van softdrugs een woning voor drie maanden gesloten [3] .
Is de burgemeester bevoegd de woning te sluiten?
4. Verzoekers hebben niet betwist dat er een volledig ingerichte hennepkwekerij is aangetroffen met 85 planten in de garage. Niet in geschil is dus dat de burgemeester bevoegd is de garage te sluiten. Verzoekers betogen wel dat de burgemeester niet bevoegd is om de woning te sluiten, omdat in de woning geen hennep (softdrugs) is aangetroffen of druggerelateerde attributen, terwijl de woning en de garage gezien moeten worden als twee losstaande bouwwerken, die niet als één samenhangend geheel kunnen worden beschouwd. Verzoekers betogen dat de garage toegankelijk is via een afsluitbare poort, die een eigen ingang vanaf de openbare weg heeft. Er is ook geen rechtstreekse verbinding tussen de woning en de garage. De woning is volgens verzoekers toegankelijk via een eigen deur vanaf de openbare weg.
4.1.
De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat de woning en de garage als één geheel moeten worden beschouwd, met name vanwege het feit dat er sprake is van één kadastraal perceel en de garage via de elektriciteitsvoorziening van de woning werd voorzien van stroom.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is als criterium ontwikkeld dat van belang is of er een zodanige relatie bestaat tussen de onderscheiden (delen van) bouwwerken dat die als één geheel moeten worden beschouwd. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Als een dergelijke samenhang bestaat, dan strekt de bevoegdheid zich uit tot dat geheel, ongeacht of in de onderscheiden onderdelen al dan niet handelsvoorraden drugs zijn aangetroffen [4] .
4.3.
Of sprake is van een “samenhangend geheel” dient in bezwaar te worden opgelost. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat wat verzoekers naar voren hebben gebracht over de relatie tussen de twee gebouwen niet leidt tot het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt in rechte geen stand zou kunnen houden.
4.4.
Verder stellen verzoekers dat sluiting van de woning bovenop de sluiting van de garage gezien moet worden als een punitieve sanctie.
4.5.
De rechtbank overweegt dat op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling [5] de sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet een herstelsanctie is, die niet gericht is op toevoeging van verdergaand leed of nadeel en daarom geen punitieve sanctie (
criminal charge) is.
4.6.
Verzoekers hebben voorts betoogd dat het beleid van de burgemeester in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat voor een identieke overtreding in een nabij gelegen gemeente een waarschuwing ten aanzien van de woning zou hebben opgeleverd.
4.7.
De voorzieningenrechter overweegt dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen. Dat een andere burgemeester op grond van andere beleidsregels een ander besluit zou nemen, betekent niet dat deze burgemeester daar ook toe verplicht is. Er is namelijk sprake van beleidsruimte bij het bepalen van de maatregelen die in de gemeente nodig zijn ter handhaving van het in artikel 13b, van de Opiumwet neergelegde verbod [6] .
4.8.
De burgemeester is in beginsel bevoegd om een pand te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een pand wordt aangetroffen. Bij softdrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan vijf gram of meer dan vijf hennepplanten (het door het Openbaar Ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik) worden aangetroffen. Bij een geringe overschrijding van die grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik.
4.9.
Nu blijkt dat in de garage van de woning 85 hennepplanten zijn aangetroffen, zijnde een (ruime) handelshoeveelheid, was de burgemeester in beginsel bevoegd om de woning én de garage te sluiten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
5. Als de burgmeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om een pand te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt [7] . Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde [8] . Daarbij gaat het om de vraag of vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals het aantreffen van harddrugs, een recidive situatie of de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
5.1.
Verzoekers hebben betoogd dat het in het in dit geval ging om een relatief kleine hennepkwekerij en dat van loop geen sprake is geweest, zodat de sluiting van de woning niet noodzakelijk was.
5.2.
De voorzieningenrechter kan verzoekers niet volgen in hun betoog. Het gaat hier om een hoeveelheid hennepplanten, die de gebruikershoeveelheid fors overschrijdt. Dit is een ernstige overtreding van de Opiumwet. Daarnaast heeft de burgemeester mogen betrekken dat door de illegale wijze van het aftappen van stroom een verhoogde gevaarzetting voor de omgeving ontstond. Van overlast ter plaatse is sprake geweest, gelet op de MMA-melding over de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de garage. Weliswaar is er geen loop naar de woning, maar dat betekent niet dat geen sprake kan zijn van een noodzakelijke maatregel. Verder heeft verzoeker ter zitting verklaard dat hij om financiële redenen de hennepkwekerij is begonnen, wat een aanwijzing is dat de drugs voor handel bestemd waren. Daarmee vervulde de woning een rol binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert [9] . Gelet op het voorgaande, heeft de burgemeester redelijkerwijs kunnen oordelen dat de sluiting van de woning noodzakelijk was.
Is de sluiting van de woning evenredig?
6. Verzoekers hebben aangevoerd dat de burgemeester in het bestreden besluit de gevolgen van de sluiting van de woning voor hun minderjarige gehandicapte zoon en de gezondheidsproblemen van verzoekster vanwege haar zwangerschap onvoldoende hebben meegewogen in de belangenafweging. Verzoekster is onverwacht opnieuw zwanger na eerdere miskramen, vroeggeboorte met 27 weken en een zwangerschapsafbreking op medische gronden. Haar zwangerschap wordt als “high risk” behandeld, waarbij stress moet worden vermeden. Voor wat betreft de minderjarige zoon geldt volgens verzoekers dat hij zowel fysieke beperkingen heeft als negatieve gedragsproblemen bij veranderingen.
6.1.
Uit de door verzoekers overgelegde medische stukken blijkt dat de minderjarige zoon van verzoekers een lichamelijke beperking heeft en maar korte stukken kan lopen en niet kan fietsen. Verder is uit het overgelegde verslag van de ergotherapeut op te maken dat kleine en grote gebeurtenissen in de omgeving belastend zijn voor de minderjarige zoon van verzoekers. De woning (zijn vertrouwde omgeving) en de nabijheid van de school, zoals nu het geval is, is dan ook belangrijk voor hem. Een tijdelijke verhuizing zal negatieve gevolgen hebben op het gedrag van de minderjarige zoon, wat weer stress oplevert voor verzoekster, die vanwege haar “high risk” zwangerschap juist stress moet dienen te vermijden. De burgemeester is in het bestreden besluit onvoldoende inhoudelijk ingegaan op de belangen van verzoekster en de minderjarige zoon van verzoekers en de gevolgen van de woningsluiting voor hen. De burgemeester dient in de bezwaarprocedure hier nader onderzoek naar te doen. De voorzieningenrechter acht het bestreden besluit op het onderdeel van de evenredigheid van de sluiting dan ook onvoldoende gemotiveerd.
6.2.
De voorzieningenrechter wijst in dit verband nog naar artikel 3, eerste lid, van het Verdrag inzake de rechten van het kind. In dit artikel is bepaald dat bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, de belangen van het kind de eerste overweging vormen. Het belang van het kind (de minderjarige zoon van verzoekers) is gelegen in het doorzetten van de huidige ingezette ontwikkeling en daarmee het voorkomen van een terugval. De burgemeester zal moeten nagaan dat dit belang is gewaarborgd.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de evenredigheid van de sluiting op dit moment onvoldoende is gemotiveerd. Het belang van verzoekster en de minderjarige zoon van verzoekers om hangende de behandeling van het bezwaar in de woning te kunnen blijven, weegt zwaarder dan het belang van de burgemeester om op dit moment de sluiting te kunnen realiseren. De voorzieningenrechter ziet dan ook voldoende aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de burgemeester de woning (en ook de garage) gedurende deze periode niet mag sluiten.
7.1.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat de burgemeester aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. Ook veroordeelt de voorzieningenrechter de burgemeester in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,00 aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 29 november 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verder werden nog aangetroffen: 9 armaturen, 9 assimilatielampen, 1 schakelbord, 1 tijdschakelaar, 9 transformatoren-koper, 1 koolstoffilter, 2 ventilatoren-metaal, 1 kachel-metaal, 1 luchtbevochtiger, 1 temperatuurventilatieregelaar, 1 water-, beluchting-, dompelpomp, 5 blikken met groeimiddel, 4 hygro-ph/ec en thermometers en 3 knipbenodigheden (canacutters).
2.Zie artikel 3, vierde en zesde lid, van het beleid.
3.Zie artikel 5 van het beleid.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1993 en 25 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3947.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1142.
6.Zie in dit kader ook de uitspraak van de Afdeling van 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4036.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
8.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2444.