4.12.Het hof ziet zich geplaatst voor de vraag of hij, gelet op de beperkte toets die hij kan en mag aanleggen, zich in deze politieke keuze mag mengen. Uiteindelijk luidt het antwoord daarop naar het oordeel van het hof ontkennend. Aangezien de gemeentelijke wetgever bij de wijziging van de tarieven uitdrukkelijk ook heeft meegenomen dat forensen gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen, is naar het oordeel van het hof geen sprake van belastingheffing die alleen is ingevoerd om de plaatselijke woningmarkt te reguleren. De gemeente heeft daarmee zijn (ruime) bevoegdheid om forensenbelasting te heffen niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die is gegeven. Verder is evenmin sprake van strijd met andere algemene rechtsbeginselen.”
7. Verweerder heeft op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2021 vastgesteld op € 358.000,- voor het belastingjaar 2022. Dit heeft op grond van artikel 5 van de Verordening geleid tot een aanslag forensenbelasting van € 3.860,- (€ 280,- + 1,0% x € 358.000,-). Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanslag gehandhaafd.
De omvang van het geschil
8. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser geen hoofdverblijf heeft in de gemeente en de woning gedurende meer dan negentig dagen van het jaar voor zich of zijn gezin beschikbaar houdt. Ook is niet in geschil dat de aanslag is opgelegd volgens het tarief dat is genoemd in de Verordening.
9. Eisers zijn van mening dat de verdere verhoging van de forensenbelasting in 2022 (enkel nog) het reguleren van de lokale woningmarkt tot doel heeft en daarmee de forensenbelasting wordt ingezet voor een ander doel dan waarvoor die is bedoeld.
Hiertoe hebben zij verwezen naar een brief van burgemeester en wethouders aan de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van 28 augustus 2020, waarin wordt gevraagd de verhoging van de forensenbelasting (van 2020) te heroverwegen. Gelet op het (beperkte) aantal betrokkenen en de impact die de maatregel heeft, vinden zij dat de vraag of met de maatregel ook het beoogde doel wordt bereikt aan de orde is.
In de plaats van een heroverweging volgt eind 2021 een raadsvoorstel om de forensenbelasting over 2022 verder te verhogen. Volgens eisers blijkt duidelijk blijkt dat regulering van de lokale woningmarkt het (enige) doel van die verhoging is. Eisers verwijzen hiervoor naar de tekst van het amendement (2109) waarin de verdere verhoging wordt voorgesteld en de stemverklaring van raadslid [naam] . Eisers missen een motivering waarin de raad de impact van de verhoging op de circa 70 adressen waarvoor dit geldt, afweegt. Zij beroepen zich op het evenredigheidsbeginsel.
10. Verweerder volgt eisers niet in het vorenstaande. Aan de heffing over 2022 ligt ook nog altijd ten grondslag het betalen van een compensatie voor het gebruik van gemeentelijke voorzieningen door woonforensen waarvoor geen bijdrage uit het Gemeentefonds wordt verkregen. Dit blijkt uit het door eisers overgelegde amendement (“De woonforensen ook gebruik maken van onze (toeristische) voorzieningen.”). De tariefstelling vindt verweerder niet onredelijk of willekeurig.
11. In hun reactie van 23 oktober 2023 hebben eisers hun standpunt dat de forensenbelasting wordt ingezet voor een ander doel dan waarvoor die is bedoeld nader onderbouwd met onder meer de Nota Lokale Heffingen 2023-2026. Verder vinden eisers dat sprake is van een “dubbele heffing”. Niet alleen zijn niet-ingezetenen forensenbelasting verschuldigd, zij zijn ook een hoger bedrag aan afvalstoffenheffing verschuldigd.
12. Op zitting hebben eisers uitvoerig betoogd dat sprake is van een heffing van forensenbelasting naar de woz-waarde een heffing naar vermogen betreft, dit in strijd is met hogere wetgeving (Grondwet, belastingwetten en de Gemeentewet) en dat de rechtspraak (in alle bij eisers bekende uitspraken over de afgelopen twintig jaar) miskent dat dit op grond van de Memorie van Toelichting van de Gemeentewet niet is toegestaan.
Beoordeling van het geschil
13. Omdat, zoals blijkt uit genoemd amendement, de gemeentelijke wetgever bij het verhogen van het tarief ook dit jaar uitdrukkelijk heeft meegenomen dat forensen gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen en er dus geen sprake is van belastingheffing die alleen is ingevoerd om de lokale woningmarkt te reguleren, ziet de rechtbank voor dit belastingjaar geen ruimte om anders te oordelen dan het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in voormelde uitspraak over belastingjaar 2020 heeft gedaan. De gemeente heeft daarmee zijn (ruime) bevoegdheid om forensenbelasting te heffen niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die is gegeven.
14. De rechtbank overweegt dat de inhoud van het amendement en de brief van burgemeester en wethouders aan de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van 28 augustus 2020 er op duiden dat de raad kennis had van de negatieve gevolgen van de verhoging voor de groep niet-ingezetenen met een eigen woning en die gevolgen geacht moet worden te zijn betrokken bij de besluitvorming. De rechtbank acht in navolging van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in voormelde uitspraak dan ook geen sprake van strijd met andere algemene rechtsbeginselen, zoals het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel, en ziet geen grond om de verhoging buiten toepassing te laten.
15. De rechtbank overweegt dat de Gemeentewet de gemeente vrijlaat in het bepalen van de heffingsmaatstaf voor de forensenbelasting. Omdat de rechtbank een wettelijk voorschrift terughoudend moet toetsen, is voor rechterlijk ingrijpen alleen plaats indien sprake is van een apert buitensporig tarief dat leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing. De wetgever heeft bij de forensenbelasting geen beperkingen gesteld aan het percentage of het daaruit voortvloeiende bedrag waarmee de belasting ten opzichte van een vorig jaar mag stijgen. Hoewel eisers moet worden toegegeven dat de forensenbelasting een hoog bedrag betreft, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat in relatieve en absolute zin sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing. Voor de heffing van forensenbelasting mag een gemeente het tarief afhankelijk maken van de waarde van de woning volgens de Wet woz.De rechtbank ziet in wat eisers in deze procedure hebben aangevoerd, geen reden om hiervan af te wijken.
16. Uit het voorgaande volgt dat voor het onverbindend achten of buiten toepassing laten van de Verordening vanwege strijd met algemene rechtsbeginselen geen aanleiding bestaat.
17. De rechtbank is voorts van oordeel dat de beroepsgrond van eisers dat sprake is van een dubbele heffing omdat zij voor de woning naast forensenbelasting ook afvalstoffenheffing betalen, faalt. Daartoe overweegt de rechtbank dat de verschuldigdheid van andere gemeentelijke belastingen niet meebrengt dat voor de heffing van forensenbelasting geen plaats meer is. Het is de bevoegdheid van de gemeenteraad om op basis van de desbetreffende bepalingen in de Gemeentewet en de Wet milieubeheer, te besluiten tot het heffen van één of meer belastingen. Geen wettelijke bepaling verbiedt het naast elkaar heffen van forensenbelasting en afvalstoffenheffing. De afvalstoffenheffing ziet bovendien op een ander belastbaar feit. Dat niet-ingezetenen (behalve forensenbelasting) ook meer afvalstoffenheffing verschuldigd zijn, moet aan de orde worden gesteld in een procedure gericht tegen die aanslag en moet daarom hier buiten beschouwing blijven.
18. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aanslag terecht aan eiser is opgelegd. Het beroep is daarom ongegrond en verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.