ECLI:NL:RBLIM:2023:6829

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
ROE 23/656
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van forensenbelasting en de verhouding tot gemeentelijke voorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtmatigheid van de forensenbelasting die door de gemeente Gulpen-Wittem is opgelegd aan eisers, die hun hoofdverblijf in Leiden hebben maar eigenaar zijn van een woning in de gemeente. De rechtbank oordeelt dat de gemeentelijke wetgever bij het verhogen van het tarief van de forensenbelasting rekening heeft gehouden met het feit dat forensen gebruik maken van gemeentelijke voorzieningen. Dit betekent dat de belastingheffing niet uitsluitend is ingevoerd om de lokale woningmarkt te reguleren, zoals eisers stellen. De rechtbank volgt de eerdere uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin werd geoordeeld dat de gemeente zijn bevoegdheid om forensenbelasting te heffen niet voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor deze is gegeven. De rechtbank ziet geen strijd met algemene rechtsbeginselen, zoals het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, en oordeelt dat de verhoging van de forensenbelasting niet onredelijk of willekeurig is. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigt dat de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23 / 656

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , eisers,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen, verweerder (gemachtigden: L. Westhovens, J. Slijpen en R. Devue).

Procesverloop

Bij besluit met dagtekening 30 april 2022 heeft verweerder eiser voor het belastingjaar 2022 aangeslagen in de forensenbelasting voor een bedrag van in totaal € 3.860,-.
Bij uitspraak op bezwaar van 8 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de aanslag ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Op 23 oktober 2023 hebben eisers op het verweerschrift gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2023. Eisers zijn verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers hebben hun hoofdverblijf in Leiden. In de gemeente Gulpen-Wittem zijn zij eigenaar van een woning gelegen aan de [adres] te [plaats] . Aan eiser is, als niet-ingezetene van de gemeente Gulpen-Wittem, door verweerder een aanslag forensenbelasting opgelegd. Eisers zijn het niet eens met deze aanslag.
De forensenbelasting: het juridische kader
2. Op grond van artikel 216 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een gemeentelijke belasting door het vaststellen van een belastingverordening.
Op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven, met dien verstande dat het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.
Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
3. Met de Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelastingen 2022 (de Verordening) heeft de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Verordening wordt onder de naam ‘forensenbelasting’ een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Verordening wordt de belasting geheven naar een vast bedrag per woning. In het tweede lid is bepaald dat dit bedrag wordt verhoogd met een percentage van de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen. Dit is de woz-waarde van de woning. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Verordening bedraagt de belasting per woning € 280,-. Dit bedrag wordt op grond van het tweede lid verhoogd met 1,0% van de woz-waarde.
De voorafgaande procedure
4. Bij uitspraak van 25 januari 2023 [1] heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch geoordeeld over de rechtmatigheid van de aan [eiser 1] (eiser) opgelegde aanslag forensenbelasting voor het belastingjaar 2020 van € 2.004,80. Die aanslag bestond uit een vast bedrag van € 280,- en een variabel tarief van 0,56% over de WOZ-waarde, zijnde 0,56% x € 308.000,- = € 1.724,80.
5. Eiser heeft in die procedure betoogt dat dat de Verordening forensenbelasting Gulpen-Wittem 2020 onverbindend is omdat deze in strijd is met algemene rechtsbeginselen. Daarbij heeft hij aangevoerd dat de belangen van de bestaande tweede huiseigenaren niet zijn meegewogen bij de besluitvorming over de forse tariefverhoging met ingang van 1 januari 2020, dat sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing en dat de forensenbelasting wordt ingezet voor een ander doel dan waarvoor die is bedoeld.
6. Over de gestelde onverbindendheid van de Verordening vanwege strijd met algemene rechtsbeginselen heeft het gerechtshof exceptief toetsend als volgt geoordeeld:
“4.10. Zoals in 4.4. en 4.5. is overwogen is de gemeentelijke bevoegdheid om belasting te heffen ruim. Dat maakt dat het hof terughoudend moet zijn bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de verhoging van de forensenbelasting in dit geval. Uit de tekst van het amendement en de behandeling in de raadsvergadering volgt dat de gemeente Gulpen-Wittem de verhoging van de forensenbelasting heeft ingevoerd om de kennelijk vastgelopen woningmarkt te verlichten. Weliswaar wordt in het amendement eveneens genoemd dat forensen ook gebruik maken van de voorzieningen van de gemeente, maar tijdens de behandeling in de raadsvergadering is daarop niet meer terug gekomen, terwijl de (vermeende) woningmarkteffecten uitgebreid aan de orde komen. Het hof gaat er daarom vanuit – mede gelet op de volgorde in de formulering van het amendement onder ‘overwegende dat’ – dat het hoofddoel dat de gemeentelijke wetgever met de verhoging van het tarief van forensenbelasting wilde bereiken het reguleren van de woningmarkt is geweest. Dit zou tot het oordeel kunnen leiden dat de gemeente haar bevoegdheid om forensenbelasting te heffen gebruikt als instrument om de woningmarkt te sturen. Het is de vraag of de forensenbelasting daarvoor het juiste middel is. De rechtsgrond voor de forensenbelasting moet namelijk, zoals in 4.6. is overwogen, worden gevonden in een vergoeding voor het gebruik van gemeentelijke voorzieningen door niet-ingezetenen. Het hoofddoel dat de gemeentelijke wetgever nastreeft met de in geschil zijnde verhoging van de forensenbelasting is een ander doel.
4.11.
Daarbij komt dat uit de behandeling van het amendement tijdens de raadsvergadering van 7 november 2019 volgt dat de wethouder heeft geadviseerd om de voorgestelde wijziging pas in te voeren na onderzoek naar de vraag of de verhoging van de forensenbelasting ook het bedoelde effect heeft op de woningmarkt, of sprake is van leegstand en van spookgebieden zoals omschreven in het amendement en of daadwerkelijk sprake is van verdringing van starters op de woningmarkt door eigenaren van tweede woningen in het gebied van de gemeente. De gemeenteraad heeft het amendement echter aangenomen zonder een dergelijk onderzoek af te wachten. Hieruit volgt dat voorafgaand aan het aannemen van het amendement niet bekend was of de verdringing van starters op de woningmarkt werd veroorzaakt door tweede huiseigenaren en of de verhoging van de forensenbelasting wel het gewenste effect kon hebben. Ook volgt uit de behandeling van het amendement niet dat de gemeenteraad de negatieve gevolgen van de zeer forse verhoging in 2020 voor bestaande eigenaren van tweede woningen in de gemeente Gulpen-Wittem heeft afgewogen tegen het belang van de gemeente om de verhoging in te voeren. Dit alles maakt dat deze verhoging van de forensenbelasting in 2020 allerminst een schoonheidsprijs verdient.
4.12.
Het hof ziet zich geplaatst voor de vraag of hij, gelet op de beperkte toets die hij kan en mag aanleggen, zich in deze politieke keuze mag mengen. Uiteindelijk luidt het antwoord daarop naar het oordeel van het hof ontkennend. Aangezien de gemeentelijke wetgever bij de wijziging van de tarieven uitdrukkelijk ook heeft meegenomen dat forensen gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen, is naar het oordeel van het hof geen sprake van belastingheffing die alleen is ingevoerd om de plaatselijke woningmarkt te reguleren. De gemeente heeft daarmee zijn (ruime) bevoegdheid om forensenbelasting te heffen niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die is gegeven. Verder is evenmin sprake van strijd met andere algemene rechtsbeginselen.”
Het bestreden besluit
7. Verweerder heeft op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2021 vastgesteld op € 358.000,- voor het belastingjaar 2022. Dit heeft op grond van artikel 5 van de Verordening geleid tot een aanslag forensenbelasting van € 3.860,- (€ 280,- + 1,0% x € 358.000,-). Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanslag gehandhaafd.
De omvang van het geschil
8. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser geen hoofdverblijf heeft in de gemeente en de woning gedurende meer dan negentig dagen van het jaar voor zich of zijn gezin beschikbaar houdt. Ook is niet in geschil dat de aanslag is opgelegd volgens het tarief dat is genoemd in de Verordening.
9. Eisers zijn van mening dat de verdere verhoging van de forensenbelasting in 2022 (enkel nog) het reguleren van de lokale woningmarkt tot doel heeft en daarmee de forensenbelasting wordt ingezet voor een ander doel dan waarvoor die is bedoeld.
Hiertoe hebben zij verwezen naar een brief van burgemeester en wethouders aan de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van 28 augustus 2020, waarin wordt gevraagd de verhoging van de forensenbelasting (van 2020) te heroverwegen. Gelet op het (beperkte) aantal betrokkenen en de impact die de maatregel heeft, vinden zij dat de vraag of met de maatregel ook het beoogde doel wordt bereikt aan de orde is.
In de plaats van een heroverweging volgt eind 2021 een raadsvoorstel om de forensenbelasting over 2022 verder te verhogen. Volgens eisers blijkt duidelijk blijkt dat regulering van de lokale woningmarkt het (enige) doel van die verhoging is. Eisers verwijzen hiervoor naar de tekst van het amendement (2109) waarin de verdere verhoging wordt voorgesteld en de stemverklaring van raadslid [naam] . Eisers missen een motivering waarin de raad de impact van de verhoging op de circa 70 adressen waarvoor dit geldt, afweegt. Zij beroepen zich op het evenredigheidsbeginsel.
10. Verweerder volgt eisers niet in het vorenstaande. Aan de heffing over 2022 ligt ook nog altijd ten grondslag het betalen van een compensatie voor het gebruik van gemeentelijke voorzieningen door woonforensen waarvoor geen bijdrage uit het Gemeentefonds wordt verkregen. Dit blijkt uit het door eisers overgelegde amendement (“De woonforensen ook gebruik maken van onze (toeristische) voorzieningen.”). De tariefstelling vindt verweerder niet onredelijk of willekeurig.
11. In hun reactie van 23 oktober 2023 hebben eisers hun standpunt dat de forensenbelasting wordt ingezet voor een ander doel dan waarvoor die is bedoeld nader onderbouwd met onder meer de Nota Lokale Heffingen 2023-2026. Verder vinden eisers dat sprake is van een “dubbele heffing”. Niet alleen zijn niet-ingezetenen forensenbelasting verschuldigd, zij zijn ook een hoger bedrag aan afvalstoffenheffing verschuldigd.
12. Op zitting hebben eisers uitvoerig betoogd dat sprake is van een heffing van forensenbelasting naar de woz-waarde een heffing naar vermogen betreft, dit in strijd is met hogere wetgeving (Grondwet, belastingwetten en de Gemeentewet) en dat de rechtspraak (in alle bij eisers bekende uitspraken over de afgelopen twintig jaar) miskent dat dit op grond van de Memorie van Toelichting van de Gemeentewet niet is toegestaan.
Beoordeling van het geschil
13. Omdat, zoals blijkt uit genoemd amendement, de gemeentelijke wetgever bij het verhogen van het tarief ook dit jaar uitdrukkelijk heeft meegenomen dat forensen gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen en er dus geen sprake is van belastingheffing die alleen is ingevoerd om de lokale woningmarkt te reguleren, ziet de rechtbank voor dit belastingjaar geen ruimte om anders te oordelen dan het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in voormelde uitspraak over belastingjaar 2020 heeft gedaan. De gemeente heeft daarmee zijn (ruime) bevoegdheid om forensenbelasting te heffen niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die is gegeven.
14. De rechtbank overweegt dat de inhoud van het amendement en de brief van burgemeester en wethouders aan de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van 28 augustus 2020 er op duiden dat de raad kennis had van de negatieve gevolgen van de verhoging voor de groep niet-ingezetenen met een eigen woning en die gevolgen geacht moet worden te zijn betrokken bij de besluitvorming. De rechtbank acht in navolging van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in voormelde uitspraak dan ook geen sprake van strijd met andere algemene rechtsbeginselen, zoals het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel, en ziet geen grond om de verhoging buiten toepassing te laten.
15. De rechtbank overweegt dat de Gemeentewet de gemeente vrijlaat in het bepalen van de heffingsmaatstaf voor de forensenbelasting. Omdat de rechtbank een wettelijk voorschrift terughoudend moet toetsen, is voor rechterlijk ingrijpen alleen plaats indien sprake is van een apert buitensporig tarief dat leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing. De wetgever heeft bij de forensenbelasting geen beperkingen gesteld aan het percentage of het daaruit voortvloeiende bedrag waarmee de belasting ten opzichte van een vorig jaar mag stijgen. Hoewel eisers moet worden toegegeven dat de forensenbelasting een hoog bedrag betreft, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat in relatieve en absolute zin sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing. Voor de heffing van forensenbelasting mag een gemeente het tarief afhankelijk maken van de waarde van de woning volgens de Wet woz. [2] De rechtbank ziet in wat eisers in deze procedure hebben aangevoerd, geen reden om hiervan af te wijken.
16. Uit het voorgaande volgt dat voor het onverbindend achten of buiten toepassing laten van de Verordening vanwege strijd met algemene rechtsbeginselen geen aanleiding bestaat.
17. De rechtbank is voorts van oordeel dat de beroepsgrond van eisers dat sprake is van een dubbele heffing omdat zij voor de woning naast forensenbelasting ook afvalstoffenheffing betalen, faalt. Daartoe overweegt de rechtbank dat de verschuldigdheid van andere gemeentelijke belastingen niet meebrengt dat voor de heffing van forensenbelasting geen plaats meer is. Het is de bevoegdheid van de gemeenteraad om op basis van de desbetreffende bepalingen in de Gemeentewet en de Wet milieubeheer, te besluiten tot het heffen van één of meer belastingen. Geen wettelijke bepaling verbiedt het naast elkaar heffen van forensenbelasting en afvalstoffenheffing. De afvalstoffenheffing ziet bovendien op een ander belastbaar feit. Dat niet-ingezetenen (behalve forensenbelasting) ook meer afvalstoffenheffing verschuldigd zijn, moet aan de orde worden gesteld in een procedure gericht tegen die aanslag en moet daarom hier buiten beschouwing blijven.
Conclusie
18. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aanslag terecht aan eiser is opgelegd. Het beroep is daarom ongegrond en verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D.R.H. Lechanteur, griffier op 22 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 22 november 2023

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

2.Hoge Raad 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:648 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5911.