ECLI:NL:RBLIM:2023:6664

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
ROE 22/2287
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om omzetting van prestatiebeurs in een gift na afronding van meerdere opleidingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 16 november 2023, in de zaak ROE 22/2287, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om omzetting van twee jaren prestatiebeurs in een gift beoordeeld. Eiser had eerder vier jaren prestatiebeurs omgezet in een gift na het afronden van de opleiding bewegingswetenschappen. Echter, zijn diplomatermijn eindigde op 31 augustus 2009, terwijl hij de wo-bachelor geneeskunde pas op 29 mei 2009 afrondde en de wo-master geneeskunde op 31 oktober 2011. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het verzoek om omzetting van de extra twee jaren prestatiebeurs afgewezen, omdat deze pas na afloop van de diplomatermijn waren behaald. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht en voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het succesvol afronden van meerdere opleidingen niet als bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt die leidt tot afwijking van de wettelijke bepalingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving omtrent studiefinanciering en de diplomatermijn.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2287

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om omzetting van twee jaren prestatiebeurs in een gift.
1.1.
De minister heeft dit verzoek afgewezen. Met het bestreden besluit van
17 augustus 2022 heeft de minister na heroverweging in bezwaar deze afwijzing gehandhaafd.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Eiser heeft op het verweerschrift gereageerd.
1.5.
Eiser en de minister hebben ingestemd met het voornemen van de rechtbank om het onderzoek ter zitting achterwege te laten. Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank daarom bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op heden.

Inleiding

2. Eiser heeft vanaf 1 september 1999 tot 1 februari 2000 voor het eerst aanspraak gemaakt op studiefinanciering voor de opleiding bouwkunde aan de Technische Universiteit (TU) Delft. Vervolgens is eiser op 1 september 2000 gestart met de wo-opleiding bewegingswetenschap aan de Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam. Deze opleiding heeft hij op 31 augustus 2007 afgerond met een diploma. Op 1 september 2006 is eiser gestart met de wo-bachelor opleiding geneeskunde aan de VU te Amsterdam. Deze opleiding heeft hij op 29 mei 2009 afrond met een diploma, waarna hij op 1 juni 2009 is gestart met de wo-master opleiding geneeskunde aan de VU te Amsterdam. Eiser heeft deze opleiding op
31 oktober 2011 afgerond met een diploma.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht eisers verzoek om omzetting van de twee jaren prestatiebeurs voor de wo-bachelor geneeskunde in een gift heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verwijst voor de relevante wettelijke bepalingen ook naar de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunt van partijen
6. Eiser voert in beroep – kort samengevat – aan dat hij zich op 1 september 2006 heeft ingeschreven voor de bacheloropleiding geneeskunde en die binnen de diplomatermijn heeft afgerond, namelijk op 29 mei 2009. De aanvullende prestatiebeurs die hem per
1 september 2006 is toegekend, moet daarom volgens eiser alsnog worden omgezet in een gift. Eiser wijst op artikel 5.7, derde en zesde lid, van de Wet studiefinanciering 2000
(Wsf 2000). Hij heeft zich pas op 1 mei 2009 ingeschreven voor de masteropleiding geneeskunde. Daarnaast is eiser van mening dat sprake zou kunnen zijn van een bijzondere omstandigheid waarmee de diplomatermijn voor afronding van de tweede studie met de nominale studieduur van de eerste afgeronde studie moet worden verlengd als er meerdere afgeronde studies aan de orde zijn, de tweede nominale studieduur langer is dan de eerste en de eerste studie binnen de diplomatermijn succesvol is afgerond. In eisers geval zouden de twee jaren prestatiebeurs dan alsnog moeten worden omgezet in een gift. Volgens eiser is het beoogde doel van de component ‘prestatie’ in ‘prestatiebeurs’ het belonen van goed studiegedrag. Het besluit van de minister sluit in deze specifieke casus onvoldoende aan op het bewaken van dit doel en biedt ook geen maatwerk. Eiser wijst daarbij op de brieven van de minister aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2000-2001, 26873,
nr. 218 en Vergaderjaar 2001-2002, 26873, nr. 305.
7. De minister heeft zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat aan een student in beginsel eenmalig vier jaren prestatiebeurs wordt toegekend voor een opleiding in het hoger onderwijs. Bij een universitaire opleiding van in totaal zes jaren (drie jaren bacheloropleiding en drie jaren masteropleiding) wordt nog eenmalig twee jaren extra prestatiebeurs toegekend. Aan eiser is vanaf 1 september 1999 vier jaren prestatiebeurs toegekend voor de vierjarige opleiding bewegingswetenschappen en vanaf
1 september 2006 twee jaren prestatiebeurs voor de zesjarige opleiding geneeskunde. Vanwege het behalen van het diploma bewegingswetenschappen op 31 juli 2007 zijn vier jaren prestatiebeurs omgezet in een gift. De resterende twee jaren prestatiebeurs zijn niet omgezet in een gift omdat eiser het masterdiploma [1] geneeskunde pas op 31 oktober 2011 heeft behaald en daarmee buiten de diplomatermijn [2] van tien jaar die voor eiser is geëindigd op 31 augustus 2009. Als een student na het tijdig behalen van een universitair bachelor diploma niet verder studeert wordt op aanvraag slechts de prestatiebeurs omgezet die is toegekend voor de eerste drie jaren. Bij eiser is een dergelijke situatie niet aan de orde, omdat reeds vier jaren prestatiebeurs zijn omgezet in een gift. Dat aan eiser twee extra jaren prestatiebeurs is toegekend op het moment dat hij (per september 2006) stond ingeschreven voor de bacheloropleiding geneeskunde maakt dat niet anders, omdat om uitvoeringstechnische redenen de extra prestatiebeurs wordt toegekend zodra de student staat ingeschreven voor een opleiding met een meerjarige masterfase. Toekenning van de extra prestatiebeurs vindt daarom al bij inschrijving voor de bachelorfase van de opleiding plaats. Voor omzetting van de prestatiebeurs moet echter het geheel van een wo-bacheloropleiding en womasteropleiding voor de diplomatermijn zijn afrond. Anders dan eiser is de minister van mening dat het succesvol afronden van meerdere opleidingen niet als bijzondere omstandigheid [3] moet worden aangemerkt die noopt tot afwijking van de geldende wettelijke bepalingen om de twee jaren prestatiebeurs alsnog om te zetten in een gift. Ook ziet de minister geen aanleiding tot toepassing van de hardheidsclausule [4] .
De beoordeling
8. In artikel 5.5 van de Wsf 2000 is bepaald dat de diplomatermijn hoger onderwijs een periode van tien jaren is. Deze periode vangt aan op de eerste dag van de maand waarover voor het eerst studiefinanciering is toegekend voor het volgen van hoger onderwijs. Niet in geschil is dat eisers diplomatermijn is aangevangen op 1 september 1999 en is geëindigd op 31 augustus 2009.
8.1.
Vast staat dat de minister al vier jaar prestatiebeurs voor eiser heeft omgezet in een gift vanwege het afronden van de studie bewegingswetenschappen. Vast staat ook dat eiser het geheel van de wo-bacheloropleiding en de wo-masteropleiding geneeskunde op
31 oktober 2011 heeft afgrond, en dus na afloop van de diplomatermijn van tien jaar. In geschil is of de minister eiser de twee extra jaren prestatiebeurs die hem per
1 september 2006 zijn toegekend bij de inschrijving voor de wo-bachelor geneeskunde (ook) had moeten omzetten in een gift.
8.2.
In artikel 5.2, eerste lid, onder b, van de Wsf 2000 is bepaald, voor zover hier van belang, dat de prestatiebeurs hoger onderwijs eenmalig aan een ho-student wordt verstrekt gedurende 4 jaar en deze termijn eenmalig wordt vermeerderd met het aantal maanden dat het resultaat is van het aantal studiepunten, genoemd in artikel 7.5a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) minus zestig en gedeeld door vijf, indien een ho-student is ingeschreven aan een in de betreffende artikelleden genoemde opleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
In artikel 7.5a. eerste lid, onder c van de WHW is bepaald dat de studielast van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs voor het beroep van arts 180 studiepunten bedraagt. In geval van eiser betekent dit dat de prestatiebeurs voor de opleiding tot arts eenmalig wordt vermeerderd met ((180-60)/5=) 24 maanden / twee jaren. Om deze reden heeft eiser de twee jaar extra prestatiebeurs gekregen bij zijn inschrijving voor zijn wo-bachelor geneeskunde.
8.3.
In artikel 5.7, derde lid, van de Wsf 2000 is bepaald dat indien een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een hbobacheloropleiding, hbo-masteropleiding of het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo
masteropleiding afrondt, de aan hem toegekende prestatiebeurs hoger onderwijs voor de duur van de desbetreffende opleiding wordt omgezet in een gift. In het zesde lid van dit artikel is bepaald dat met het afronden van een opleiding als bedoeld in het derde lid eveneens gelijkgesteld wordt het afronden van een wo-bacheloropleiding, voor zover de ho-student een aanvraag heeft ingediend tot gelijkstelling.
8.4.
Omzetting van de twee jaren prestatiebeurs die eiser bij inschrijving voor de wo-bachelor opleiding (extra) zijn toegekend, is dus alleen mogelijk na afronding van het geheel van de wo-bacheloropleiding en wo-masteropleiding geneeskunde binnen de voor hem geldende diplomatermijn. De minister heeft voor eiser al vier jaren prestatiebeurs omgezet in een gift na het afronden van de opleiding bewegingswetenschappen. Omdat eisers diplomatermijn 31 augustus 2009 is geëindigd en eiser pas nadien (op 31 oktober 2011) het geheel van de wo-bacheloropleiding en wo-masteropleiding geneeskunde heeft afgerond, heeft de minister eisers verzoek om omzetting van de (extra) twee jaren prestatiebeurs voor afronding van de wo-bachelor geneeskunde terecht afgewezen.
8.5.
Dat de minister om uitvoeringstechnische redenen de twee extra jaren prestatiebeurs aan eiser heeft toegekend bij het inschrijven voor de wo-bachelor geneeskunde en eiser deze opleiding wel binnen de diplomatermijn heeft afgerond, doet daar niet aan af. [5] De twee jaar extra prestatiebeurs zijn namelijk toegekend voor (en vanwege de duur van) de gehele opleiding geneeskunde, en niet alleen voor de bachelor. Eiser wijst er daarbij weliswaar op dat niet iedereen na een wo-bachelor geneeskunde ook doorstroomt naar een wo-master geneeskunde, maar feit is dat hij dat zelf wel heeft gedaan en de opleiding vervolgens niet binnen de diplomatermijn heeft afgerond.
8.6.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt stelt dat het succesvol afronden van meerdere opleidingen niet als bijzondere omstandigheid [6] moet worden aangemerkt die noopt tot afwijking van de geldende wettelijke bepalingen om de twee jaren prestatiebeurs alsnog om te zetten in een gift. [7] Eiser heeft zelf verklaard dat geen sprake is van een functiebeperking of een ziekte en dat hij ook geen verklaring van zijn onderwijsinstelling heeft overgelegd. [8] Eiser betoogt in feite dat een ruimere uitleg moet worden gegeven aan het begrip ‘bijzondere omstandigheden’ in artikel 5.16 van de Wsf en dat daaronder ook (kort gezegd) het volgen van (m)eerdere studies zou moeten vallen (en het dáárdoor overschrijden van de diplomatermijn). Dat betoog slaagt niet. De minister wijst er terecht op dat in de wet dwingend is voorgeschreven onder welke omstandigheden een prestatiebeurs kan worden omgezet in een gift. Het overschrijden van de diplomatermijn van tien jaar door het volgen van (m)eerdere studies is niet als zodanig benoemd. De minister heeft voldoende toegelicht dat dit ook niet als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 5.16 van de Wsf 2000 moet worden gezien en dat uit de wetgeschiedenis ook niet blijkt dat de wetgever dat zo bedoeld heeft. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat een afwijking van de diplomatermijn voor een zeer beperkt aantal gevallen noodzakelijk zal zijn, aangezien de lange termijn al veel mogelijkheden biedt om tegenslag op te vangen. [9] Er zijn in de wetsgeschiedenis onvoldoende aanknopingspunten te vinden dat ook 'vertraging’ door (m)eerdere studies daar onder valt. [10] Uit de wetsgeschiedenis blijkt bovendien dat studiefinanciering een doeluitkering is om studerenden in de gelegenheid te stellen onder maatschappelijk acceptabele voorwaarden een herkenbare kwalificatie te behalen. Dit impliceert dat het voldoende is om studiefinanciering in de vorm van een gift mogelijk te maken voor een periode die overeenkomt met de cursusduur, dat wil zeggen de nominale studieduur. [11] Daarin ligt ook geen aanwijzing voor eisers standpunt, maar juist voor de uitleg dat de diplomatermijn is bedoeld om een studie te kunnen volgen (en afronden) en dat het dan niet in de rede ligt de diplomatermijn te verlengen als al een diploma is behaald en iemand (zoals eiser) voor een tweede diploma gaat. Daarbij is ook van belang dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de prestatiebeurs is bedoeld om binnen de diplomatermijn van tien jaren een prestatie te leveren in de vorm van een diploma, waarna de prestatiebeurs wordt omgezet in een gift. [12] Eisers invulling van het begrip prestatie (en dat goed studiegedrag moet worden beloond) en dat daarom de diplomatermijn moet worden verlengd als er een tweede studie wordt gevolgd, vindt daarom ook onvoldoende steun in de wetsgeschiedenis.
8.7.
Kortom: anders dan eiser in zijn beroepschriften heeft toegelicht, ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten in de wet(sgeschiedenis) dat de diplomatermijn zou moeten (kunnen) worden verlengd omdat eiser ervoor heeft gekozen een tweede studie te starten die hij (vanwege de eerdere, al afgeronde studie) niet binnen de diplomatermijn van tien jaren heeft afgerond. Eiser oppert weliswaar een oplossing voor zijn situatie, maar die past echter niet in de huidige tekst, structuur en invulling van de Wsf 2000. Daar kan de rechtbank dan ook niet in meegaan, en de minister hoefde dat ook niet te doen.
8.8.
Met de minister is de rechtbank daarom ook van oordeel dat eisers betoog geen aanleiding biedt voor toepassing van de hardheidsclausule [13] . De rechtbank is – gelet op wat hiervoor daarover is overwogen – van oordeel dat de minister het op goede gronden niet onredelijk (of onbillijk) vindt dat eisers twee jaar extra prestatiebeurs vanwege zijn geneeskundestudie niet in een gift wordt omgezet.
8.9.
De rechtbank voegt daaraan tot slot in aanvulling op het standpunt van de minister nog toe dat zij hierbij onderkent dat het voor eiser een financieel gevolg heeft dat de twee jaar prestatiebeurs niet in een gift wordt omgezet (naar eigen zeggen € 6.769,16). Dat alleen is echter onvoldoende voor het oordeel dat de minister dat met toepassing van de hardheidsclausule toch had moeten doen. Eiser heeft geen enkele financiële informatie gegeven over de gevolgen daarvan voor hem, anders dan dat het om dat bedrag gaat.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van
J.M.M. Versteegh-Janssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 16 november 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage:
Wet Studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)
Artikel 5.2. Vorm en duur studiefinanciering
1. De prestatiebeurs hoger onderwijs wordt eenmalig aan een ho-student verstrekt gedurende 4 jaar, vermeerderd met:
(…)
b. eenmalig het aantal maanden dat het resultaat is van het aantal studiepunten, genoemd in de artikelen 7.5a en 7.5c, tweede tot en met vijfde lid, WHW minus zestig en gedeeld door vijf, indien een ho-student is ingeschreven aan een in de betreffende artikelleden genoemde opleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
(…)
Artikel 5.5. Diplomatermijn hoger onderwijs
De diplomatermijn hoger onderwijs is een periode van 10 jaren. Deze periode vangt aan op de eerste dag van de maand waarover voor het eerst studiefinanciering is toegekend voor het volgen van hoger onderwijs.
Artikel 5.7. Omzetting in gift bij afstuderen binnen diplomatermijn hoger onderwijs
(…)
3. Indien een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een hbo-bacheloropleiding, hbo-masteropleiding of het geheel van een wo-bacheloropleiding en een wo-masteropleiding afrondt, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs hoger onderwijs voor de duur van de desbetreffende opleiding omgezet in een gift. Onverminderd de eerste volzin, wordt van de toegekende reisvoorziening één jaar extra omgezet in een gift.
(…)
6. Met het afronden van een opleiding als bedoeld in het derde lid wordt eveneens gelijkgesteld het afronden van een wo-bacheloropleiding, voor zover de ho-student een aanvraag heeft ingediend tot gelijkstelling.
Artikel 5.16. Bijzondere omstandigheden
1. Indien een ho-student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard niet in staat is binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg het afsluitend examen te behalen, wordt deze termijn verlengd met de duur van die bijzondere omstandigheden.
2. Indien een ho-student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg het afsluitend examen te behalen, wordt deze termijn, op aanvraag, verlengd met 5 jaren. Onder bijzondere omstandigheden van structurele aard kunnen in ieder geval worden verstaan functiebeperking of chronische ziekte.
3. Indien een ho-student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is binnen de diplomatermijn hoger onderwijs of binnen de, op grond van het tweede lid, verlengde diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg het afsluitend examen te behalen, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs hoger onderwijs omgezet in een gift.
4. Indien een ho-student als direct gevolg van een tijdens de studie verworven handicap, ten gevolge van een zich tijdens de studie verergerende handicap of ten gevolge van een zich tijdens de studie manifesterende chronische ziekte genoodzaakt is een reeds begonnen opleiding te beëindigen, ontvangt de ho-student bij keuze voor een passender opleiding nieuwe aanspraak op studiefinanciering.
5. Onze Minister stelt op aanvraag van de ho-student vast of er sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van dit artikel. De bijzondere omstandigheden kunnen uitsluitend worden aangetoond door gedagtekende verklaringen van een arts en de natuurlijke persoon of het bestuur van de rechtspersoon van de onderwijsinstelling waar hij is ingeschreven. Indien de bijzondere omstandigheden uitsluitend van niet-medische aard zijn, volstaat een gedagtekende verklaring van de natuurlijke persoon of het bestuur van de rechtspersoon van de onderwijsinstelling waar de ho-student is ingeschreven.
Artikel 11.5. Hardheidsclausule
1. Onze Minister kan voor bepaalde gevallen de wet en de daarop berustende bepalingen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2. [ Red: Vervallen.]
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)
Artikel 7.5a. Bijzondere studielast van opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
De studielast van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs:
a. tot leraar voor de periode van voorbereidend hoger onderwijs in vakken van voortgezet onderwijs bedraagt ten minste 60 studiepunten en ten hoogste 120 studiepunten. Het instellingsbestuur bepaalt binnen die bandbreedte de studielast van de opleiding;
b. voor het beroep van wijsgeer van een bepaald wetenschapsgebied bedraagt 120 studiepunten;
c. voor het beroep van arts, dierenarts, apotheker, tandarts en klinisch technoloog bedraagt 180 studiepunten; en
d. geneeskunde, klinisch onderzoeker bedraagt 240 studiepunten.

Voetnoten

1.Zie artikel 5.7, derde lid, van de Wsf in samenhang met artikel 5.7, zesde lid van de Wsf 2000.
2.Zie artikel 5.5 van de Wsf 2000.
3.Zie artikel 5.16 van de Wsf 2000.
4.Zie artikel 11.5 van de Wsf 2000.
5.De rechtbank verwijst ook naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2014, te vinden op www.rechtspraak.nl en nummer ECLI:NL:CRVB:2014:407.
6.Zie artikel 5.16 van de Wsf 2000.
7.De rechtbank verwijst voor de bijzondere omstandigheden ook naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 oktober 2023 ECLI:NL:CRVB:2023:1928, met name r.o. 4.2.
8.Zie het vijfde lid van artikel 5.16 van de Wsf.
9.Zie Kamerstukken II, 26873, nr. 3, p. 58-59 (‘bijzondere omstandigheden’).
10.Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II, 26873, nr. 3, p. 7-8 (‘1.5.4. Verlenging diplomatermijn’), waar evenmin wordt gesproken over het volgen van (m)eerdere opleidingen.
11.Kamerstukken II, 24325, nr. 3, p. 4 (‘1.2. De prestatiebeurs’)
12.Zie Kamerstukken II, 26873, nr. 3, p. 53.
13.Zie artikel 11.5 van de Wsf.