ECLI:NL:RBLIM:2023:5867

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
322336 HARK 23-160
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verkoop van onroerend goed in faillissement na stille verkoop

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris in het faillissement van verzoekster. De curator had de woning van de gefailleerde verkocht na een stille verkoop, waarbij de makelaar potentiële kopers binnen zijn netwerk benaderde. De gefailleerde heeft bezwaar gemaakt tegen deze verkoop, stellende dat de woning meer opbrengt indien deze openbaar in de markt wordt gezet. De rechter-commissaris heeft de verzoeken van de gefailleerde afgewezen, waarna de gefailleerde in hoger beroep is gegaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De curator heeft toegelicht dat de verkoop tegen taxatiewaarde slechts een kleine meeropbrengst zou opleveren en dat het onzeker is of een vrije verkoop tot een hoger bod zou leiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator bevoegd was om de woning onderhands te verkopen met goedkeuring van de rechter-commissaris. De rechtbank heeft het beroep van de gefailleerde ongegrond verklaard en de beslissing van de rechter-commissaris bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rekestnummer: C/03/322336 / HA RK 23-160
Beschikking ex artikel 67 Fw van 2 oktober 2023
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. P.E. Butterman,
tegen de beschikking ex artikel 69 Faillissementswet (Fw) van de rechtbank Limburg inzake het faillissement van verzoekster van 12 september 2023
en
[belanghebbende],
in hoedanigheid van curator in het faillissement van verzoekster,
te [woonplaats] ,
belanghebbende,
hierna te noemen: de curator.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Het (pro forma) verzoekschrift, inhoudende hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris in faillissementen van verzoekster op grond van artikel 67 Faillissementswet (Fw), bij deze rechtbank binnengekomen op 15 september 2023, welk verzoekschrift is aangevuld bij beroepschrift houdende aanvoering van nadere gronden, welk bij deze rechtbank is binnengekomen op 21 september 2023,
  • het verweerschrift van de curator,
  • de mondelinge behandeling op 27 september 2023, ter gelegenheid waarvan zijn

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van deze rechtbank van 30 augustus 2022 is verzoekster in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. G.M. Drenth tot rechter-commissaris en [belanghebbende] tot curator onder toekenning van [insolventienummer] .
2.2.
Verzoekster is samen met haar voormalig partner eigenaar van de woning aan de [adres] te [postcode] [plaatsnaam] (“de Woning”), die met een recht van hypotheek is bezwaard ten gunste van de bank. De curator heeft op of omstreeks 3 juli 2023 ex artikel 176 lid 1 Fw aan de rechter-commissaris toestemming verzocht de Woning onderhands te verkopen voor een bedrag van € 595.000,00 kosten koper. De voorgenomen transactie volgt na een zogenoemde stille verkoop, waarbij de makelaar binnen zijn eigen netwerk potentiële kopers heeft benaderd. De curator heeft afspraken gemaakt met de bank en de voormalig partner, die als hypotheekhouder respectievelijk mede-eigenaar instemmen met de voorgenomen verkoop.
Op 5 juli 2023 heeft de rechter-commissaris de gevraagde toestemming verleend, waarna de koopovereenkomst is gesloten.
2.3.
Bij brief van 11 juli 2023 heeft verzoekster op grond van artikel 69 Fw de rechter-commissaris verzocht om:
a. de curator te gelasten na te laten de woning te verkopen tegen het bedrag van
€ 595.000,00, zonder voorafgaande aanbieding van de woning op de openbare markt, waaronder in ieder geval funda.nl;
b. de curator te gebieden om de woning zo spoedig mogelijk via de openbare weg te koop aan te bieden, waaronder in ieder geval funda.nl.
2.4.
Na de curator gehoord te hebben zijn de verzoeken van verzoekster op 21 juli 2023 afgewezen. Tegen deze beschikking is verzoekster in beroep gekomen. Bij beschikking van 6 september 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat de beschikking van 21 juli 2023 van de rechter-commissaris nietig is en de zaak terug verwezen naar de rechter-commissaris ter voltooiing van haar taak. Daarop heeft verzoekster bij brief van 7 september 2023 de verzoeken als verwoord in haar eerdere brief van 11 juli 2023 opnieuw aan de rechter-commissaris voorgelegd. Bij beschikking van 12 september 2023 heeft de rechter-commissaris de verzoeken opnieuw gemotiveerd afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
Het beroep strekt tot vernietiging van de beslissing van de rechter-commissaris mr. G.M. Drenth van 12 september 2023 met bepaling dat het verzoek van verzoekster aan de rechter-commissaris om:
a. de curator te gelasten na te laten de woning te verkopen tegen het bedrag van
€ 595.000,00, zonder voorafgaande aanbieding van de woning op de openbare markt, waaronder in ieder geval funda.nl;
b. de curator te gebieden om de woning zo spoedig mogelijk via de openbare wege te koop aan te bieden, waaronder in ieder geval funda.nl,
wordt toegewezen.
3.2.
De curator verzet zich tegen gegrondverklaring van het beroep.

4.De beoordeling

4.1.
Verzoekster kan als gefailleerde op de voet van artikel 69 lid 1 Fw door het indienen van een verzoek tegen elke handeling van de curator bij de rechter-commissaris opkomen, of van deze een bevel uitlokken, dat de curator een bepaalde handeling verrichte of een voorgenomen handeling nalate. Van de beschikking van de rechter-commissaris op dat verzoek, kan verzoekster op de voet van artikel 67 lid 1 Fw in hoger beroep komen bij de rechtbank. Dat heeft verzoekster in deze gedaan. Nu dat beroep tijdig is ingediend, is verzoekster ontvankelijk in haar beroep.
4.2.
Daarmee komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Nu hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking van de rechter-commissaris in het kader van zijn toezichthoudende taak dient de rechtbank terughoudend te toetsen. [1] Dat wil zeggen dat de rechtbank alleen beoordeelt of de rechter-commissaris in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is zodat zij het door verzoekster ingestelde beroep en de daarbij gedane verzoeken zal afwijzen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dat oordeel komt.
4.3.
De curator is op grond van artikel 176 lid 1 Fw bevoegd om - met de op 5 juli 2023 verkregen goedkeuring van de rechter-commissaris - de Woning onderhands te verkopen. Tegen het door de rechter-commissaris verleende verlof tot onderhandse verkoop staat geen hoger beroep open op grond van artikel 67 lid 1 Fw. Wel kan op de voet van artikel 69 Fw tegen de voorgenomen verkoop worden opgekomen.
4.4.
De curator heeft ter zitting nader gemotiveerd waarom ervoor gekozen is de bieding uit de stille verkoop te accepteren. Dit bod was weliswaar € 15.000,- lager dan de getaxeerde waarde maar had de instemming van zowel de hypotheekhouder als de mede-eigenaar en gaf zekerheid op het realiseren van boedelactief. Nu aan verzoekster enkel de onverdeelde helft van de Woning in eigendom toebehoort, zou een verkoop tegen de taxatiewaarde voor de boedel resulteren in een meeropbrengst van € 7.500,- maar daarvoor diende de verkregen bieding te worden afgewezen terwijl onzeker is of de vrije verkoop überhaupt tot een (hoger) bod zou leiden. Daarop heeft hij de rechter-commissaris toestemming verzocht voor de transactie, welke toestemming ook is verleend. Door de curator is bovendien onbestreden gesteld dat alle in de koopovereenkomst opgenomen voorwaarden, zowel aan de zijde van de boedel als aan de zijde van koper, inmiddels zijn vervuld zodat de boedel aan de koopovereenkomst is gebonden.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in redelijkheid tot haar (afwijzende) beschikking is kunnen komen. Daarbij is mede van belang dat in de rechtspraak eerder is uitgemaakt dat de binding van een curator aan een bevoegdelijk gesloten en door de rechter-commissaris goedgekeurde overeenkomst niet met een verzoek ex artikel 69 Fw ongedaan kan worden gemaakt (zie o.m. HR 9 april 1943, ECLI:NL:HR:1943:115, NJ 1943/351 en HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2076, NJ 2014/152 (Zalco II). Een andersluidende beslissing van de rechter-commissaris zou derhalve aan nakoming in de weg staan terwijl de boedel aan de gesloten koopovereenkomst gebonden blijft, met alle gevolgen (boetebeding, nakomingsvordering, schadevergoedingsvordering, et cetera) van dien. De rechtbank ziet dan ook geen gronden aanwezig voor het oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid niet tot haar afwijzing heeft kunnen komen.
4.6.
Het voorgaande betekent dat de verzoeken als ongegrond dienen te worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank verwerpt het beroep van verzoekster.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte (voorzitter), mr. R.J.M.G. Rulkens en mr. E.C.M. Minkenberg en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2023.
type: SS

Voetnoten

1.Vgl. o.m. ECLI:NL:HR:2019:1948 r.o. 3.1.3. en ECLI:NL:HR:2013:BZ3645, r.o. 3.4.;