ECLI:NL:HR:2013:BZ3645

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/04705
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking rechter-commissaris inzake getuigenverhoor in faillissementszaak

In deze zaak gaat het om een verzoek tot vernietiging van een beschikking van de rechter-commissaris die besloot om getuigen te horen in het kader van de faillissementen van Impact Holding B.V. en Impact Retail B.V. De verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, dat het verzoek tot vernietiging had afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda van 24 september 2012, waarin de curatoren van de faillissementen zijn benoemd. De curatoren hadden de verzoekers uitgenodigd voor een interview over de oorzaken van het faillissement, maar de verzoekers hebben hier niet op gereageerd. De rechter-commissaris heeft op basis van artikel 66 van de Faillissementswet besloten om de verzoekers te horen, wat door de rechtbank in hoger beroep werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de rechter-commissaris een ruime bevoegdheid heeft om getuigen te horen en dat de beslissing van de rechter-commissaris slechts marginaal kan worden getoetst. De Hoge Raad bevestigt deze opvatting en oordeelt dat de rechtbank niet onjuist heeft geoordeeld over de toetsingsmaatstaf. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de verzoekers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 347,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Uitspraak

17 mei 2013
Eerste Kamer
12/04705
TT/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verzoeker 2],
wonende te [woonplaats], België,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.M. Hermans,
t e g e n
1. Mr. M.J.M. FRANKEN,
2. Mr. B.F. LOUWERIER, in hun hoedanigheid van curatoren in de faillissementen van Impact Holding B.V. en Impact Retail B.V.,
beiden kantoorhoudende te Breda,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en de curatoren.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 248750/HA RK 12-116 van de rechtbank Breda van 24 september 2012;
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curatoren hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 31 januari 2011 zijn Impact Holding B.V. en Impact Retail B.V. (hierna gezamenlijk It's te noemen) in staat van faillissement verklaard. In die faillissementen zijn de curatoren tot faillissementscurator benoemd.
(ii) In 2010 heeft B&S Groep gesprekken gevoerd met It's over een overname van een gedeelte van It's. Tijdens de aan het faillissement voorafgaande surseance van betaling heeft B&S Groep eveneens overnamegesprekken gevoerd met de bewindvoerder. Er is geen overeenstemming bereikt.
(iii) De curatoren hebben [verzoeker] c.s. uitgenodigd voor een interview in het kader van een onderzoek naar de oorzaken en aanleiding van het faillissement.
[Verzoeker] c.s. hebben aan die uitnodiging geen gehoor gegeven.
3.2 De rechter-commissaris heeft op de voet van art. 66 Fw beslist om [verzoeker] c.s. in hun hoedanigheid van leden van de directie van B&S Groep te horen in verband met de faillissementen van It's. De rechtbank heeft in hoger beroep het verzoek tot vernietiging van de beschikking van de rechter-commissaris afgewezen.
Daartoe overwoog de rechtbank onder meer het volgende.
3.8. [Verzoeker 1]/[verzoeker 2] stellen voorts dat de rechter-commissaris in het onderhavige geval geen gebruik had mogen maken van meergenoemde bevoegdheid, aangezien het initiëren van een verhoor niet bijdraagt aan het verhogen van het boedelactief. Het verhoor leidt volgens hen tot een hogere boedelschuld. Zulks is, zo vervolgen zij, niet in het belang van de gezamenlijke schuldeisers.
3.9. De wetgever heeft de rechter-commissaris de mogelijkheid gegeven om desgewenst getuigen te horen. Bij die beslissing zal de rechter-commissaris alle concrete omstandigheden betrekken, derhalve ook de daaraan verbonden kosten.
De rechtbank kan de beslissing van de rechter-commissaris slechts marginaal toetsen. Dit betekent dat zij, nu niet gesteld en overigens ook niet gebleken is dat deze kosten buitensporig hoog zijn in verhouding tot het boedelactief, dit bezwaar zal passeren.
3.3 Onderdeel 1 van het middel klaagt dat de rechtbank, door in rov. 3.9 te oordelen dat de beslissing van de rechter-commissaris door haar slechts marginaal kan worden getoetst, een onjuist rechtsoordeel heeft gegeven. Daarmee is de rechtbank immers uitgegaan van een fundamenteel onjuiste rechtsopvatting omtrent de omvang van de door haar te verrichten taak als appelrechter.
Die onjuiste rechtsopvatting werkt door in iedere deelbeslissing die de rechtbank heeft genomen, zodat de beslissing van de rechtbank integraal vernietigd dient te worden.
3.4 De klachten falen. Art. 66 Fw geeft de rechter-commissaris een ruime bevoegdheid om ter opheldering van alle omstandigheden het faillissement betreffende getuigen te horen. Het staat de rechter in het hoger beroep op grond van art. 67 Fw vrij om met deze ruime bevoegdheid rekening te houden, nu het hier gaat om een onderdeel van het toezicht door de
rechter-commissaris als bedoeld in art. 64 Fw.
De rechtbank heeft met de woorden "marginaal toetsen" kennelijk niet meer bedoeld dan te beslissen overeenkomstig deze vrijheid. Dat volgt ook uit de wijze waarop de rechtbank blijkens de rov. 3.4 en 3.5 zelfstandig heeft beoordeeld of er voldoende reden voor de rechter-commissaris bestond om [verzoeker 1] en [verzoeker 2] te horen.
3.5 De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curatoren begroot op € 347,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. Snijders en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 17 mei 2013.