In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een effectenleaseovereenkomst tussen de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V. en de gedaagde partij. De gedaagde heeft een leaseovereenkomst ondertekend met DEXIA, maar heeft een eindafrekening met een negatief resultaat niet betaald. DEXIA vordert betaling van een bedrag van € 804,47, vermeerderd met wettelijke rente, en stelt dat zij aan al haar verbintenissen heeft voldaan. De gedaagde voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van DEXIA, met een verzoek tot afwijzing van de vorderingen.
De kantonrechter heeft de feiten en de procedure in detail beoordeeld, waarbij de nadruk lag op de onrechtmatige daad van DEXIA en de zorgplicht die zij had ten opzichte van de gedaagde. De rechter concludeert dat er voldoende causaal verband is tussen de schade en de onrechtmatige daad van DEXIA. De rechter oordeelt dat DEXIA onrechtmatig heeft gehandeld door de gedaagde niet adequaat te informeren over de risico's van de effectenleaseovereenkomst. De vordering van DEXIA wordt afgewezen, en de rechter verklaart dat DEXIA niets meer aan de gedaagde verschuldigd is, nadat de schadevergoeding is uitbetaald. DEXIA wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde zijn vastgesteld op € 660,00, en er wordt een voorwaardelijke veroordeling uitgesproken voor de nakosten.
De uitspraak is gedaan door kantonrechter M. Engelbert-Clarenbeek op 14 september 2023, en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad. De zaak is van belang in het kader van de effectenleaseproblematiek, waarbij veel consumenten met restschulden zijn geconfronteerd na het instorten van de aandelenmarkt.