ECLI:NL:RBLIM:2023:4922

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
ROE 23/1708
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting van woning en café-restaurant op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, een (onder)huurder en exploitant van een café-restaurant, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Valkenburg aan de Geul, dat hem verplichtte zijn woning en café-restaurant te sluiten vanwege de vondst van 35 gram hennep in de woning. De burgemeester had op 20 juli 2023 een last onder bestuursdwang opgelegd, die met ingang van 26 juli 2023 zou ingaan. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening is dat de sluiting onterecht is en dat de noodzaak en evenredigheid van de maatregel onvoldoende zijn onderbouwd.

De voorzieningenrechter heeft op 3 augustus 2023 de zaak behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de burgemeester onvoldoende heeft aangetoond dat de sluiting van zowel de woning als het café-restaurant noodzakelijk is. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de sluiting van het hele pand gerechtvaardigd is, gezien het feit dat de aangetroffen drugs alleen in de woning waren en er geen aanwijzingen zijn dat het café-restaurant betrokken was bij drugshandel. Bovendien heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de financiële gevolgen van de sluiting voor verzoeker aanzienlijk zijn, en dat deze onvoldoende zijn meegewogen in de besluitvorming.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van de burgemeester geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de burgemeester het pand niet mag sluiten totdat de beslissing op bezwaar is genomen. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1708
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs),
en

de burgemeester van de gemeente Valkenburg aan de Geul, de burgemeester

(gemachtigde: [Naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 20 juli 2023 van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoeker is een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat hij met ingang van 26 juli 2023 de woning en het café-restaurant aan de [adres] (hierna ook: het pand) te [woonplaats] moet sluiten en voor drie maanden gesloten moet houden.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste is voldaan, nu verzoeker op 24 juli 2023 een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het bestreden besluit ten aanzien waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen.
5. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen dan heeft verzoeker gedurende drie maanden geen toegang tot de woning en het café-restaurant waarvan hij de exploitant is.
Relevante feiten en omstandigheden
6. De voorzieningenrechter dient zich een voorlopig oordeel te vormen over de rechtmatigheid van het besluit over de sluiting van het pand. Daarbij acht de voorzieningenrechter de volgende feiten van belang.
7. Verzoeker is (onder-)huurder en bewoner van het pand. Daarnaast exploiteert verzoeker het café-restaurant dat gelegen is in het pand. Ook een zaal maakt onderdeel uit van het pand. De zaal is via een aparte ingang toegankelijk. De sluiting ziet niet op de zaal.
8. Uit de bestuurlijke rapportage van 8 juni 2023 blijkt dat het onderzoeksteam van de politie Zuid-West Limburg op 7 juni 2023 de woning en het café-restaurant heeft doorzocht en dat tijdens de doorzoeking 35 gram bruto gewogen hennep in de woning is aangetroffen en in beslag is genomen. De rapportage vermeldt als aanleiding voor de doorzoeking dat onderzoek is gedaan naar een gebruiker van een Sky-ECC account. Via dit account zijn van 6 februari 2020 tot en met 11 februari 2021 chats en afbeeldingen verstuurd en ontvangen die betrekking hebben op het op grote schaal handelen in verdovende middelen, zijnde cocaïne en witwassen. Het Sky-ID leidde tot een identificatie van verzoeker. Verder is opgenomen in de rapportage dat verzoeker vanuit het café-restaurant betrokken is bij cocaïnetransporten en aldaar cocaïne uit onbekende ladingen haalt. De rapportage vermeldt daarbij dat geen oordeel kan worden gegeven over de betrouwbaarheid van deze informatie. Naar aanleiding van de door verzoeker ingediende zienswijze is de bestuurlijke rapportage aangepast. Uit de tweede bestuurlijke rapportage van 13 juli 2023 blijkt dat de hennep in de woning naast het fornuis in de keuken is aangetroffen.
9. De burgemeester heeft op grond van de vastgestelde feitelijke omstandigheden en de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage, in samenhang bezien, geconcludeerd dat redelijkerwijs aangenomen moet worden dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs bestemd is voor handelsdoeleinden en dat er een verband bestaat tussen de overtreding en het pand. De burgemeester heeft op 20 juni 2023 verzoeker laten weten dat hij het voornemen heeft om de woning te sluiten. Verzoeker heeft zijn zienswijze kenbaar gemaakt op 27 juni 2023.
10. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om het pand te sluiten voor drie maanden met ingang van 26 juli 2023. De burgemeester heeft aangegeven te wachten met sluiting totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
11. De voorzieningenrechter komt tot het volgende voorlopig oordeel.
Toetsingskader
12. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien – voor zover hier van belang – in woningen een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
12. Ter uitvoering van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester het zogenaamde “Damoclesbeleid lokalen en woningen 2021” (hierna: het Damoclesbeleid) vastgesteld, dat in werking is getreden op 22 april 2020. Op grond van artikel 9 van het Damoclesbeleid wordt de woning gesloten voor de duur van drie maanden indien sprake is van:
a. het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld op lijst II behorend bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachten artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet; of
b. het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid onder 3, of artikel 11a, van de Opiumwet (voorbereidingshandelingen).
14. Op grond van het Damoclesbeleid van de burgemeester wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang aanwezig geacht indien er onder andere sprake is van een handelshoeveelheid verdovende middelen. Concreet betekent dit dat sprake is van een overtreding in de zin van het beleid bij een hoeveelheid van meer dan 5 gram softdrugs. In het beleid is opgenomen dat de burgemeester van de gemeente Maastricht het Damoclesbeleid heeft aangescherpt, met name wat betreft het meteen opleggen van een last tot sluiting bij het aantreffen van hennepplantages. Omdat dit kan leiden tot een verplaatsingseffect van hennepteelt en/of handel in verdovende middelen naar omringende gemeenten, waaronder Valkenburg aan de Geul, wordt het niet opportuun geacht om bij de handel in softdrugs in Valkenburg aan de Geul te volstaan met een waarschuwing, maar wordt in principe direct overgegaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van een tijdelijke sluiting. Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet evenredig zou zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, gemotiveerd worden afgeweken van het beleid en de daarin genoemde zwaarte van de maatregel.
14. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij dient het toetsingskader zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 28 augustus 2019 [1] (hierna: de overzichtsuitspraak) uiteengezet, in acht te worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient allereerst beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. De sluiting van een woning moet, indien bevoegd genomen, geschikt en noodzakelijk zijn om de beoogde doelen te bereiken en de sluiting dient ook evenredig te zijn. [2]
Zorgvuldigheid procedure
16. Verzoeker voert aan dat het bestreden besluit tegenstrijdig is nu daarin staat vermeld dat met ingang van 17 juli 2023 overgegaan wordt tot sluiting van het pand, terwijl verderop in het besluit staat dat de ingangsdatum op 26 juli 2023 wordt gesteld. Daarnaast staat in het voornemen 28 juni 2023 als sluitingsdatum vermeld. Door verschillende data te noemen als sluitingsdatum is het verzoeker geheel onduidelijk wat de burgemeester nu eigenlijk heeft willen besluiten en is de besluitvorming innerlijk tegenstrijdig. De burgemeester heeft het bestreden besluit niet kunnen nemen zonder een nieuw voornemen uit te brengen. Het voornemen bestond al om de woning te sluiting met ingang van
28 juni 2023 en die datum viel binnen de periode waarin nog een zienswijze kon worden uitgebracht. In het voornemen is ook geen begunstigingstermijn opgenomen. Verder voert verzoeker aan dat de bestuurlijke rapportage geen deugdelijke onderbouwing vormt en het bestreden besluit daarop niet kan worden gebaseerd. De bestuurlijke rapportage is niet op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend, maar de rapportage zou voor gezien zijn getekend. Later is naar aanleiding van de zienswijze alsnog een handtekening door de teamchef geplaatst, ook niet op ambtseed of ambtsbelofte.
16.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de bestuurlijke rapportage juist zeer zorgvuldig is opgemaakt gelet op de vertrouwelijkheid van het onderzoek. Naar aanleiding van de zienswijze van verzoeker is de bestuurlijke rapportage op ambtseed opgemaakt. Daarnaast is ook de datum van de sluiting later ingegaan, iets wat juist in het voordeel van verzoeker werkt. De verwijzing naar het strafrechtelijk onderzoek betreft slechts de context van de omstandigheden. Het besluit is genomen op basis van het drugsgerelateerde feit dat er in de woning van verzoeker hennep is aangetroffen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen gelden in een bestuursrechtelijke procedure als deze geen strafrechtelijke bewijsregels en mag de burgemeester in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt rapport. Er is geen reden om te twijfelen aan de op ambtseed opgemaakte bestuurlijke rapportage.
Onzorgvuldige besluitvorming?
16.2.
De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat de burgemeester een nieuw voornemen had moeten uitbrengen. De voorzieningenrechter stelt vast dat het voornemen op 16 juni 2023 aan verzoeker is verzonden en dat verzoeker uiterlijk twee weken na de verzending ervan een zienswijze kon indienen. Verzoeker heeft op
27 juni 2023 een zienswijze ingediend. Het feit dat de burgemeester als voorgenomen sluitingsdatum 28 juni 2023 in het voornemen heeft vermeld, maakt nog niet dat burgemeester het besluit tot woningsluiting al had genomen zonder de zienswijze van verzoeker af te wachten. Verder geeft het opnemen van een latere sluitingsdatum in het bestreden besluit ook geen aanleiding tot het uitbrengen van een nieuw voornemen. Die latere datum is immers in het voordeel van verzoeker en is gestoeld op hetzelfde feitencomplex.
16.3.
Wat betreft het bestreden besluit stelt de voorzieningenrechter vast dat de burgemeester de zienswijze van verzoeker heeft betrokken in de belangenafweging. De burgemeester heeft in het bestreden besluit een begunstigingstermijn gegeven door de last onder bestuursdwang op 26 juli 2023 te effectueren. Dat het bestreden besluit op het voorblad 17 juli 2023 als sluitingsdatum vermeldt acht de voorzieningenrechter niet zorgvuldig, maar zij volgt de burgemeester in de toelichting ter zitting dat dit een kennelijke verschrijving betreft. Bovendien vermeldt het bestreden besluit dat de bestuursdwang zal worden geëffectueerd op 26 juli 2023 en dat de last wordt opgelegd op 26 juli 2023 om 10:00 uur. Gelet hierop volgt de voorzieningenrechter verzoeker niet in zijn stelling dat onduidelijk is wat de burgemeester heeft willen besluiten.
De bestuurlijke rapportage
16.4.
Zoals de Afdeling vaker heeft geoordeeld [3] , mag een bestuursorgaan onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Daarbij is van belang dat het proces-verbaal is opgesteld door opgeleide politieambtenaren, die geen belang hebben bij hetgeen zij in het proces-verbaal vermelden als door hen waargenomen. [4] Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
16.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de bestuurlijke rapportage van 8 juni 2023 niet door de politiechef is ondertekend en dat de politiechef op 13 juli 2023 de bestuurlijke rapportage alsnog heeft ondertekend. Daarnaast stelt de voorzieningenrechter vast dat beiden bestuurlijke rapportages vermelden dat deze naar waarheid zijn opgemaakt op basis van op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen. Hoewel uit deze vermelding niet blijkt of beide bestuurlijke rapportages zelf ook op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt, kan de burgemeester dit in bezwaar door de politie laten herstellen door de bestuurlijke rapportages alsnog op ambtseed of ambtsbelofte te laten opmaken.
16.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag de burgemeester uitgaan van de in de bestuurlijke rapportage weergeven onderzoeksbevinding dat er in de woning van verzoeker naast het fornuis in de keuken 35 gram bruto gewogen hennep is aangetroffen. Verzoeker heeft deze vindplaats niet betwist en heeft ter zitting aangegeven dat er een klein zakje wiet in de keuken lag.
Is het Damoclesbeleid onredelijk?
17. Verzoeker voert onder verwijzing naar de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet [5] en een uitspraak van de Afdeling [6] , aan dat het door de burgemeester gevoerde Damoclesbeleid onredelijk is nu het beleid direct of zonder waarschuwing overgaat tot sluiting van de woning voor drie maanden en het beleid geen mogelijkheid biedt om bij een eerste overtreding te volstaan met een bestuurlijke waarschuwing of ander minder vergaande maatregelen dan de sluiting van de woning. Nu het beleid onredelijk is, is de toepassing hiervan in dit geval eveneens onredelijk en kan het bestreden besluit hierom geen stand houden.
17.1.
De burgemeester stelt zich onder verwijzing naar de rechtspraak [7] op het standpunt dat hij in redelijkheid het beleid kan voeren door bij een eerste overtreding van de Opiumwet meteen tot woningsluiting over te gaan, gelet op de bijzondere positie van de gemeente Valkenburg aan de Geul als grensgemeente. Hij heeft het Damoclesbeleid regionaal gelijkgesteld om een waterbedeffect te voorkomen.
17.2.
In de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 13b van de Opiumwet is vermeld dat de burgemeester bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient over te gaan, maar moet volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. [8] Van dit uitgangspunt mag hij in ernstige gevallen afwijken.
17.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter biedt het Damoclesbeleid de burgemeester geen mogelijkheid om bij een eerste overtreding als bedoeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet te volstaan met een bestuurlijke waarschuwing of andere minder vergaande maatregel dan sluiting. Dat bij wijze van uitzondering in concrete gevallen gemotiveerd kan worden afgeweken van het Damoclesbeleid maakt het voorgaande niet anders. Artikel 4:84 van de Awb bepaalt namelijk dat de burgemeester overeenkomstig zijn beleidsregels handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen en dat het Damoclesbeleid dus niet onredelijk mag zijn.
17.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, nu in het Damoclesbeleid niet de mogelijkheid is opgenomen om een waarschuwing op te leggen of een soortgelijke maatregel bij een eerste overtreding, de beleidsregels op dit onderdeel niet redelijk zijn. De voorzieningenrechter refereert in dit verband nog aan een uitspraak van de Afdeling van
31 maart 2021. [9] Het Damoclesbeleid van de burgemeester geeft onvoldoende inhoud aan het uitgangspunt van de wetgever dat bij een overtreding zorgvuldig dient te worden bezien of in plaats van sluiting van een pand kan worden volstaan met een waarschuwing of een andere maatregel die minder verstrekkend is dan sluiting van het pand. Gebleken is echter dat de burgemeester zijn bevoegdheid om het pand te sluiten niet alleen heeft gemotiveerd met een verwijzing naar het Damoclesbeleid, maar ook met een belangenafweging op basis van de feiten en omstandigheden van dit geval. De voorzieningenrechter zal hierna aan de hand van de criteria noodzakelijkheid en evenredigheid beoordelen of uit de door de burgemeester gehanteerde motivering in het bestreden besluit volgt dat sprake is van een overtreding volgens het beleid waardoor de burgemeester tot sluiting van het pand heeft kunnen overgaan.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van het pand over te gaan?
18. Verzoeker voert aan dat de burgemeester niet de bevoegdheid toekomt om tot sluiting van het pand over te gaan. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de aangetroffen hoeveelheid hennep (35 gram) voor eigen gebruik is, omdat hij na een ongeval softdrugs is gaan gebruiken ter pijnbestrijding. Bovendien blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat het om een brutogewicht gaat, zodat het werkelijke netto gewicht veel lager ligt.
18.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat hij op grond van de Opiumwet en het Damoclesbeleid bevoegd is om het pand drie maanden te sluiten, nu in het pand een handelshoeveelheid softdrugs is aangetroffen. De stelling dat verzoeker medicinaal drugs gebruikt, is onvoldoende om te concluderen dat de aangetroffen hoeveelheid uitsluitend bestemd is voor eigen gebruik.
De aangetroffen hoeveelheid hennep
18.2.
De Afdeling heeft al vaker overwogen dat een hoeveelheid softdrugs van maximaal vijf gram of vijf hennepplanten als hoeveelheid voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Bij een grotere hoeveelheid drugs dan dat mag worden aangenomen dat het niet (alleen) voor eigen gebruik is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. Het is dan vervolgens aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om voor het pand een last onder bestuursdwang op te leggen. Deze lijn heeft de Afdeling in de uitspraak van 22 juni 2022 nog bevestigd. [10] Ook volgt uit vaste rechtspraak [11] dat als het om een geringe overschrijding van de maximale toegestane hoeveelheid drugs gaat, en de rechthebbende feiten en omstandigheden kan noemen waaruit volgt dat het gaat om een hoeveelheid voor eigen gebruik of om een hoeveelheid die niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was, dan toch geen bevoegdheid om handhavend op te treden bestaat. Dat kan het geval zijn als de rechthebbende een helder en consistent betoog heeft over zijn eigen gebruik dat een geringe overschrijding van de vijf gram grens vanwege dat gebruik aannemelijk maakt, geen andere zaken in het pand zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel en niet is gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden. De burgemeester zal dan moeten motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid drugs bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
18.3.
Verzoeker heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat de aangetroffen hoeveelheid hennep voor eigen gebruik is en niet (mede) bestemd is voor verkoop, levering of verstrekking aan derden. Niet in geschil is dat verzoeker gebruiker is van hennep. Hij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de bij de doorzoeking aangetroffen hoeveelheid hennep uitsluitend voor eigen gebruik diende. De aangetroffen hoeveelheid 35 gram bruto hennep overschrijdt namelijk zeven keer de maximale toegestane gebruikershoeveelheid van vijf gram. De door verzoeker overgelegde brief van de huisarts maakt het voorgaande niet anders omdat daaruit blijkt dat het gebruik van cannabis als pijnbestrijder niet door de huisarts is geadviseerd en de huisarts ook geen medicinale cannabis heeft voorgeschreven. Dat heeft verzoeker ook erkend ter zitting. Dat het volgens verzoeker om een bruto aangetroffen hoeveelheid hennep gaat kan hem niet baten, omdat het verschil tussen de bruto en netto aangetroffen hoeveelheid hennep bij een hoeveelheid van 35 gram bijna nihil is. Uit het bestreden besluit blijkt namelijk dat de hennep is aangetroffen en is gewogen in een transparant plastic zakje en dat de politie te kennen heeft gegeven dat het verschil in bruto en netto gewicht in dit geval bijna nihil is. Bovendien heeft verzoeker ter zitting desgevraagd toegelicht dat het om gedroogde hennep gaat, in een klein plastic zakje.
18.4.
Gelet op wat onder 18 tot en met 18.3 is overwogen heeft de burgemeester de bevoegdheid om het pand te sluiten. Vervolgens moet de voorzieningenrechter beoordelen of het bestreden besluit noodzakelijk en evenredig is.
Is sluiting van het pand noodzakelijk?
19. Verzoeker voert primair aan dat de noodzaak tot sluiting van het pand ontbreekt. Verzoeker betwist dat er sprake is of is geweest van handel, nu feitelijke handel nooit is waargenomen, noch omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat er wordt gehandeld. De bestuurlijke rapportage maakt dat ook niet inzichtelijk. De enkele melding dat verzoeker betrokken zou zijn bij drugshandel is niet aan het pand gerelateerd, niet gefundeerd en wordt verder niet gestaafd door enig ander bewijs of aanknopingspunt. Daarnaast is niet gebleken van daadwerkelijke overlast, een ‘loop’ naar het pand vanwege drugshandel of andere nadelige omstandigheden. De bronnen waaraan in de bestuurlijke rapportage wordt gerefereerd zijn niet overgelegd. De strekking van het strafrechtelijk onderzoek en het tci-verbaal waaraan gerefereerd wordt is niet inzichtelijk en niet blijkt wat er in deze stukken is opgenomen. Daarom kan niet gezegd worden dat het pand een rol speelde bij de drugshandel. Het bestreden besluit voldoet daarmee niet aan artikel 3:2 van de Awb. Ter zitting heeft verzoeker subsidiair aangevoerd dat als er al een noodzaak aanwezig is om tot sluiting over te gaan, er dan geen noodzaak bestaat om het hele pand (woning en café-restaurant) te sluiten en dat de burgemeester de woning apart voor drie maanden gesloten kan houden. De burgemeester heeft namelijk niet inzichtelijk gemaakt en niet deugdelijk gemotiveerd waarom sluiting van ook het café-restaurant noodzakelijk is. Het café-restaurant kan net zoals de zaal gewoon toegankelijk blijven zodat verzoeker zijn financieel belang veilig kan stellen.
19.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de sluiting van het hele pand noodzakelijk is. De woning en het café-restaurant zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De woning is alleen vanuit het café-restaurant te bereiken en daarom ziet de maatregel terecht op het café-restaurant en de woning. De softdrugs is via het café-restaurant de woning binnengekomen en daarmee is er verbondenheid tussen beide en rechtvaardigt dat de sluiting van de woning én het café-restaurant. Ter zitting heeft de burgemeester desgevraagd toegelicht dat er bij de gemeente meldingen van overlast zijn binnengekomen over het pand en dat de politiemutaties waar de bestuurlijke rapportage naar verwijst, vertrouwelijk zijn en niet openbaar gemaakt mogen worden. De basis voor de sluiting is de aangetroffen handelshoeveelheid hennep en niet de meldingen van overlast.
19.2.
De voorzieningenrechter dient te beoordelen of de burgemeester in dit geval ook in redelijkheid van de bevoegdheid om het pand te sluiten gebruik kan maken. In dat verband moet aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding beoordeeld worden in hoeverre sluiting van het (hele) pand noodzakelijk is om het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde te beschermen. In verband hiermee is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Het enkele feit dat meer dan de gebruikershoeveelheid is aangetroffen in een woning, maakt in beginsel al aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking aan derden (zie hierover 18.2). Uitgangspunt is namelijk dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [12] Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. [13]
19.3.
Vaststaat dat in de woning van verzoeker een hoeveelheid softdrugs is aangetroffen die de maximale toegestane gebruikershoeveelheid overschrijdt. Tevens staat vast dat er in het pand geen attributen zijn aangetroffen die duiden op handel in of vanuit het pand. De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het noodzakelijk is om de woning en het café-restaurant te sluiten op basis van de aangetroffen handelshoeveelheid softdrugs in de woning.
Gestelde overlast
19.4.
De voorzieningenrechter acht onduidelijk waarop het bestreden besluit gebaseerd is. De stelling ter zitting dat het bestreden besluit enkel is gebaseerd op de 35 gram bruto aangetroffen hoeveelheid hennep, correspondeert niet met de vermelding in het bestreden besluit dat er sprake is van aan het pand gerelateerde overlast. Zo is opgenomen dat er rond de inrichting van verzoeker sprake is van een ernstige situatie vanwege eerdere incidenten van overlast, geweld, verstoring van de openbare orde, intimidatie en bedreiging, dat verzoeker verkeert in kringen van personen met criminele antecedenten en dat deze personen de inrichting van verzoeker bezoeken. Het bestreden besluit vermeldt dat dit blijkt uit de bestuurlijke rapportage en uit politiemutaties van 17 oktober 2021, 11 augustus 2022 en 29 augustus 2022. Daarbij komt dat de burgemeester in het bestreden besluit heeft vermeld dat gelet op de vastgestelde feitelijke omstandigheden en de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage, in samenhang bezien, redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aangetroffen handelshoeveelheid softdrugs bestemd zijn voor handelsdoeleinden en dat er een verband bestaat tussen de overtreding en het pand.
19.5.
Voor de beoordeling betekent de onduidelijkheid het volgende. Als de burgemeester de sluiting wil baseren op de gestelde overlast heeft hij onvoldoende concreet gemaakt dat er sprake is van verbondenheid tussen de in de woning aangetroffen handelshoeveelheid softdrugs en de door hem aan het pand gerelateerde overlast.
De burgemeester heeft namelijk niet kunnen onderbouwen welke concrete overlastmeldingen er zijn geweest. De enkele vermelding daarover in de bestuurlijke rapportage dat tijdens de doorzoeking duidelijk werd dat het veiligheidsgevoel van de buurtbewoners ernstig aangetast wordt en dat de buurtbewoners zich niet veilig voelen bij de huidige locatie acht de voorzieningenrechter in dit verband te mager. Dat geldt ook voor de vermelding dat de mate van intimidatie en bedreiging zo ernstig is dat de buurtbewoners geen aangifte durven te doen. Verzoeker heeft toegelicht dat er vorig jaar sprake is geweest van een ‘akkefietje’ op het terras en een incident met de kienvereniging. De vraag blijft voor de voorzieningenrechter dan of daarmee de door de burgemeester gestelde overlast kan worden gekoppeld aan drugshandel in of vanuit het pand. Verder is in de bestuurlijke rapportage opgenomen wat de aanleiding is geweest voor het onderzoek (de bevindingen dat verzoeker als gebruiker van een Sky-AD in de periode van 6 februari 2020 tot 11 februari 2021 berichten heeft verstuurd die betrekking hebben op de handel in cocaïne en witwassen). De bronnen hiervoor (op ambtseed opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen) heeft de burgemeester niet in het dossier overgelegd. De voorzieningenrechter begrijpt dat de politie en de burgemeester bepaalde informatie vertrouwelijk willen houden, maar vindt de weergave hierover in de bestuurlijke rapportage heel summier. De burgemeester had met een beroep op artikel 8:29 van de Awb (verzoek om geheimhouding) eventuele vertrouwelijke stukken kunnen overleggen in deze procedure. Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat van de vermelding in de bestuurlijke rapportage over de betrokkenheid van verzoeker bij cocaïnetransporten vanuit het pand (café-restaurant) geen oordeel over de betrouwbaarheid van die informatie kan worden gegeven. Voor zover de sluiting is gebaseerd op de vondst van 35 gram bruto hennep en de gestelde overlast, alsmede de vermelde aanleiding voor het onderzoek, is het besluit dan ook onvoldoende gemotiveerd. Daarbij komt dat ook het financiële belang van verzoeker, zoals hierna wordt besproken, onvoldoende in de besluitvorming is betrokken.
19.6.
Indien de burgemeester de sluiting alleen wil baseren op de vondst van 35 gram bruto hennep geldt het volgende.
Partiële sluiting
19.7.
De voorzieningenrechter is in dat geval van oordeel dat de burgemeester in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd heeft waarom sluiting van de woning én het café-restaurant noodzakelijk is. De enkele stelling dat de softdrugs via het café-restaurant de woning zijn binnengekomen en dat daarmee de verbondenheid tussen beide bestaat, waarmee de sluiting van het hele pand (behalve de zaal) is gerechtvaardigd, is onvoldoende concreet gemaakt door de burgemeester. De voorzieningenrechter acht het enkele feit dat de drugs via het café-restaurant de woning zijn binnengekomen niet van doorslaggevende betekenis om daarmee aan te nemen dat het café-restaurant een rol speelt bij het vermoeden van drugshandel. Daarbij komt dat de handelshoeveelheid drugs alleen in de woning is aangetroffen en niet in het café-restaurant en dat er verder geen attributen in het pand zijn aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan drugshandel.
Gelet daarop heeft de burgemeester onvoldoende onderbouwd waarom de vondst van de handelshoeveelheid drugs in de woning de sluiting van de woning én het café-restaurant rechtvaardigt.
19.8.
Gelet op het bovenstaande vindt de voorzieningenrechter de noodzaak om de woning en het café-restaurant te sluiten op dit moment onvoldoende gemotiveerd.
Is de sluiting evenredig?
20. Verzoeker voert aan dat de besluitvorming onevenredig is. Als de sluiting van de het pand al noodzakelijk bevonden zou worden, dan resteert de vraag of de duur van de sluiting in dit geval een proportionele en evenredige beslissing vormt. Niet alleen de woning, maar ook het café-restaurant op het adres [adres] zullen gesloten worden. Sluiting van het café-restaurant zorgt ervoor dat de inkomsten voor verzoeker zullen verdwijnen. Verzoeker stelt onder verwijzing naar de jaarcijfers van 2022 dat de gevolgen van de bedrijfssluiting financieel zwaar zijn. Augustus is de topmaand van het jaar in verband met de wandelvierdaagse en de vakantieperiode. De burgemeester heeft onvoldoende rekening gehouden met deze financiële gevolgen volgens verzoeker.
20.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de sluiting van het pand evenredig is. Vanwege het algemeen belang van de gemeente bij een gemeenschapsruimte voor verenigingen uit het dorp, ziet de maatregel slechts op huisnummer [huisnummer] (het pand). Het sluiten van het pand en het open houden van de gemeenschapsruimte geeft er blijkt van dat de burgemeester zich heeft vergewist welke gevolgen het besluit heeft. Ten aanzien van de financiële gevolgen van het besluit heeft de burgemeester desgevraagd ter zitting toegelicht dat de overgelegde jaarcijfers niet representatief zijn, omdat de cijfers over een ruimere periode bekeken moeten worden. Volgens de burgemeester is gelet op de rechtspraak het financiële belang bij woningsluiting van zeer ondergeschikt belang en weegt dit belang daarom minder zwaar dan het belang van de openbare orde.
20.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de sluiting van de woning en het café-restaurant (in ieder geval wanneer die alleen gebaseerd zou zijn op basis van de vondst van 35 gram bruto hennep) niet evenredig is. Verzoeker heeft ter onderbouwing van de financiële gevolgen van de bedrijfssluiting de jaarcijfers over 2022 overgelegd. De enkele, niet onderbouwde, stelling van de burgemeester op zitting dat de financiële belangen zeer ondergeschikt zijn in het kader van een woningsluiting, acht de voorzieningenrechter onvoldoende. Temeer omdat verzoeker niet alleen de bewoner, maar ook de exploitant van het café-restaurant is en dat een bedrijfssluiting betekent dat verzoeker zijn broodwinning verliest gedurende de sluiting. Bovendien volgt uit de rechtspraak van de Afdeling dat bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning ook de gevolgen daarvan betrokken moeten worden en dat daarbij ook financiële schade een gevolg kan zijn dat bij de beoordeling moet worden betrokken. [14] De burgemeester heeft in het bestreden besluit dan ook onvoldoende blijk gegeven van de financiële gevolgen van het besluit voor verzoeker. Daarnaast heeft de burgemeester onvoldoende kenbaar rekening gehouden met de belangen van de eigenaar van het pand en de huurder van het pand. Dat de burgemeester gelet op het algemeen belang van de gemeente bij een gemeenschapsruimte voor verenigingen de zaal open wenst te houden, is begrijpelijk maar dat maakt niet dat de sluiting van de rest van het pand daarmee evenredig is.

Conclusie en gevolgen

21. De voorzieningenrechter vindt de noodzaak om het pand te sluiten op dit moment onvoldoende gemotiveerd. Dat geldt ook voor de evenredigheid van de sluiting. In het kader van deze voorlopige voorziening weegt het belang van verzoeker om de beslissing op bezwaar te kunnen afwachten voordat tot sluiting wordt overgegaan dan ook zwaarder dan het belang van de burgemeester om onmiddellijk te kunnen sluiten.
21.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 20 juli 2023 is geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de burgemeester het pand niet mag sluiten tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
21.2.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en dat verzoeker ook een vergoeding krijgt van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Derks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.H.C. Schroeten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op : 17 agustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 augustus 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
2.Zie de evenredigheidsuitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:617.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:756.
5.Kamerstukken II 2006-2007, 30 515, nr. 6, p. 1 en 2.
6.Uitspraak van de Afdeling van 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:130.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2859.
8.Kamerstukken II 2005-2006, 30 515, nr. 3, p. 8 en Kamerstukken II 2006-2007, 30 515, nr. 6 p. 1.
9.Uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:668.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1765.
11.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1276.
12.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1333.
13.Zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
14.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2022, ECLI:RVS:2022:553.