ECLI:NL:RBLIM:2023:4162

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
C03.308328/HA ZA 22-356
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een overeenkomst van opdracht tussen commerciële partijen met betrekking tot een buitengerechtelijk crediteurenakkoord en de geldigheid van een successfee

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen 402 SANERING EN ADVIES B.V. en een gedaagde partij over de uitleg van een overeenkomst van opdracht. De eisende partij, 402, had zich verplicht om een buitengerechtelijk crediteurenakkoord te realiseren voor de gedaagde partij, waarvoor een successfee van 2,5% was afgesproken. De gedaagde betwistte de hoogte van de successfee en stelde dat deze in strijd was met de goede zeden en openbare orde. De rechtbank oordeelde dat de successfee niet in strijd was met de openbare orde en dat de gedaagde zich had verbonden tot betaling van de successfee over het bedrag dat zij aan haar schuldeisers diende uit te keren. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde een bedrag van € 141,84 aan 402 moest betalen, en dat 402 in de proceskosten van de gedaagde werd veroordeeld. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagde in reconventie afgewezen en 402 veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/308328 / HA ZA 22-356
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
402 SANERING EN ADVIES B.V.,
te Nijmegen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: 402,
advocaat: mr. M.J.W. van Ingen te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. D.M.J.M.G. Cuijpers te Montfort.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 10 producties;
  • de akte van 402;
  • de conclusie van antwoord in conventie met eis in reconventie met 8 producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de spreekaantekeningen van 402;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde] ;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 mei 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben met elkaar een overeenkomst van opdracht gesloten, op grond waarvan 402 zich inspant om ten behoeve van [gedaagde] een buitengerechtelijk crediteurenakkoord te realiseren en [gedaagde] voor de door 402 aangeboden dienstverlening een vergoeding is verschuldigd.
2.2.
In dat kader heeft 402 op 3 mei 2021 aan [gedaagde] een offerte gestuurd [1] waarin zij [gedaagde] de keuze bood tussen twee prijsafspraken: facturering op basis van de werkelijk bestede uren, te vermeerderen met kosten en successfee (optie 1) of facturering van een vaste prijs, te vermeerderen met kosten en successfee (optie 2).
2.3.
De offerte vermeldt– voor zover relevant – onder meer:
  • De schuld aan de beheermaatschappij bedraagt ongeveer € 800.000 en deze zal volledig dienen te worden gekweten.
  • De schuld bij de bank wordt door de afgegeven zekerheden betiteld als separatist en
dient om deze reden niet te worden betrokken binnen het crediteurenakkoord.

Alle schuldeisers krijgen binnen het akkoord een voorstel aangeboden van 20%
tegen finale kwijting’

De belastingdienst krijgt als preferent crediteur op basis van de wetgeving het dubbele percentage, in deze dus 40% geboden.
en

Optie 1 betreft honorering op basis van de te maken uren. Mijn eigen uurtarief is
€ 380,00 maar hierop wordt een korting gegeven van 50% zodat mijn tarief
€ 190,00 bedraagt. Het betreft immers een dossier met veel uren en dan worden andere tarieven berekend plus ook dat niet al mijn expertise benodigd is binnen dit dossier. Daarnaast wordt er 5% kantoorkosten berekend en worden reiskosten op basis van € 0,55 per kilometer doorbelast. Facturering vindt plaats middels een voorschotnota van € 5.000,00 waarna tweewekelijks de urenregistratie zal worden overlegd en uitgefactureerd. Facturen dienen dan per omgaande te worden betaald waarbij het voorschotbedrag als borg blijft staan. Daarnaast wordt 2,5% succesfee uitgefactureerd van de definitieve schuldpositie na voltooiing en afronding van het gehele traject met uitzondering van de intercompanyvordering en de bankschuld.

Optie 2 is een fixed prijs voor het uitvoeren van het gehele buitenrechtelijke crediteurenakkoord. Zoals eerder aangegeven in deze offerte betreft dit een schatting op basis van ervaring. Deels ligt er bij deze optie dus een risico bij zowel jullie alsook bij 402. Op basis van ervaring, de te verwachten ureninzet en de besparing die gerealiseerd wordt, kunnen wij een prijs aanbieden van € 19.000,00. Min of plus uren worden in deze constructie dan niet verrekend. Er is binnen deze optie rekening gehouden met een ureninzet voor mijzelf van 100 uur. Daarnaast wordt een bedrag van € 760,00 in rekening gebracht voor alle out of pocket kosten zoals reis- en verblijfkosten plus 5% kantoorkosten. Extra facturen zijn dus uitgesloten, mits wij geen extern juridisch advies in hoeven te winnen. Tevens is binnen deze prijs rekening gehouden met een nazorgtermijn van 2 maanden nadat het traject is afgerond. Dit betekent dat vragen van leveranciers, Belastingdienst en deurwaarders kosteloos door ons beantwoord worden. Na afloop van deze periode zullen eventueel te maken kosten worden doorbelast tegen het uurtarief zoals genoemd binnen deze offerte. Ook bij deze optie geldt dat een succesfee van 2,5% van de definitieve schuldpositie zal worden uitgefactureerd na voltooiing en afronding van het gehele traject. Indien wordt gekozen voor optie 2 dan dient betaling plaats te vinden middels een betaling van € 10.760,00 voor aanvang crediteurenakkoord en een 3-tal maandelijkse opeenvolgende betalingen van
€ 3.000,00 excl. kantoorkosten te beginnen in juni 2021 tot en met augustus 2021.
2.4.
[gedaagde] heeft voor optie 2 gekozen en de offerte voor akkoord ondertekend (de overeenkomst).
2.5.
De schuldenpositie van [gedaagde] bestond naast een schuld aan de belastingdienst en reguliere crediteuren aldus uit een intercompanyschuld aan de beheersmaatschappij en een bancaire schuld (waarvoor zekerheden zijn verstrekt). Uiteindelijk is een crediteurenakkoord tot stand gebracht tegen finale kwijting, waarbij met alle schuldeisers een akkoord is bereikt tegen betaling van twintig procent van de schuldpositie met uitzondering van de belastingdienst, aan wie als preferente crediteur veertig procent van de schuldpositie is uitgekeerd en [schuldeiser 1] die (met goedvinden van de belastingdienst) als dwangcrediteur is aangemerkt en volledig is voldaan. De intercompanyschuld is door [gedaagde] volledig gekweten en de bank is – als separatist – volledig voldaan.
2.6.
Tussen partijen is een geschil ontstaan omtrent (de hoogte van) de door [gedaagde] verschuldigde successfee.

3.Het geschil

in conventie
3.1. 402
vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de opdrachtovereenkomst, zijnde betaling van een bedrag van € 47.095,44 inclusief BTW in hoofdsom;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over de openstaande vordering vanaf 23 juni 2022, zulks tot de dag der algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.245,95,
zulks met verwijzing van [gedaagde] in de kosten van het geding, alsmede haar te veroordelen in de nakosten, …, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het te dezen te wijzen vonnis en, voor het geval betaling daarvan niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten te rekenen vanaf die termijn voor voldoening.
3.2.
In conventie stelt 402 dat [gedaagde] zich in de overeenkomst heeft verbonden tot betaling van een successfee van tweeëneenhalf procent over de totale schuldenpositie voorafgaand aan het akkoord, zodat de successfee € 56.141,39 inclusief btw bedraagt en [gedaagde] in hoofdsom nog een bedrag van € 47.095,44 aan 402 is verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] is daarentegen van mening dat zij op basis van de overeenkomst gehouden is tot betaling van een successfee van tweeëneenhalf procent over de het bedrag dat zij uiteindelijk diende te betalen aan haar schuldeisers. Zij heeft uit dien hoofde een bedrag van € 9.045,95 inclusief btw aan 402 voldaan. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij daarmee aan haar betalingsverplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. Nietigverklaring van de successfee-bepalingen in de brief d.d. 03 mei 2022, zijnde:
“Daarnaast wordt 2,5% succesfee uitgefactureerd van de definitieve schuldpositie na voltooiing en afronding van het gehele traject met uitzondering van de intercompanyvordering en bankschuld”.
En:

Ook bij deze optie geldt dat een succesfee van 2,5% van de definitieve schuldpositie zal worden uitgefactureerd na voltooiing en afronding van het gehele traject.”
402 te veroordelen om tegen finale kwijting aan [gedaagde] op grond van onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW terug te betalen een bedrag van € 9.045,95;
402 te veroordelen tot betaling van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over het bedrag van € 9.045,95 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair:
1. Vernietiging van de succesfee-bepalingen in de brief d.d. 03 mei 2022, zijnde:

Daarnaast wordt 2,5% succesfee uitgefactureerd van de definitieve schuldpositie na voltooiing en afronding van het gehele traject met uitzondering van de intercompanyvordering en bankschuld”.
En:
“Ook bij deze optie geldt dat een succesfee van 2,5% van de definitieve schuldpositie zal worden uitgefactureerd na voltooiing en afronding van het gehele traject.”
402 te veroordelen om tegen finale kwijting aan [gedaagde] op grond van onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW terug te betalen een bedrag van
€ 9.045,95;
402 te veroordelen tot betaling van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over het bedrag van € 9.045,95 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Zowel primair als subsidiair:
402 te veroordelen om tegen finale kwijting aan [gedaagde] te voldoen een bedrag van € 3.751,15, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
402 te veroordelen in de kosten van dit beding alsmede haar te veroordelen in de nakosten, … , zulks te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het te dezen te wijzen vonnis en, voor het geval betaling daarvan niet binnen de termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over deze kosten te berekenen vanaf die termijn voor voldoening.
3.5.
In reconventie stelt [gedaagde] dat de successfee in strijd is met de goede zeden of de openbare orde danwel in strijd is met een dwingende wetsbepaling, zodat sprake is van partiële nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de overeenkomst en 402 gehouden is de door [gedaagde] betaalde successfee ad € 9.045,95 terug te betalen. Daarnaast stelt [gedaagde] dat aan [dwangcrediteur] ten onrechte de volledige vordering is voldaan. Zij heeft aldus teveel betaald en wenst de schade die zij als gevolg van deze wanprestatie heeft gelden op 402 te verhalen.
3.6.
Daartegen heeft 402 verweer gevoerd op grond waarvan zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de reconventionele vorderingen, met veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank ziet om redenen van efficiëntie aanleiding de reconventionele vorderingen hierna als eerste te beoordelen.
Reconventie
Successfee in strijd met goede zeden, openbare orde of dwingende wetsbepaling?
4.2.
Anders dan [gedaagde] ter mondelinge behandeling heeft gesteld, volgt uit het door haar aangehaalde vonnis (ECLI:NL:RBMNE:2022:392) niet dat het overeenkomen van een successfee in strijd is met de goede zeden of openbare orde. De rechtbank Midden Nederland overwoog in voornoemd vonnis dat het overeenkomen van een resultaatsafhankelijke beloning de onafhankelijkheid van een door de rechtbank aan te stellen herstructureringsdeskundige op de voet van artikel 371 lid 6 Fw mogelijk
zou kunnendoorkruisen. Het vonnis geeft aldus geen kwalificering van de beloningsafspraak maar ziet louter op de onafhankelijkheid van een door de rechtbank aan te stellen herstructureringsdeskundige als bedoeld in Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA).
4.3.
Analoge toepassing van artikel 371 lid 6 Fw is – anders dan [gedaagde] heeft gesteld – evenmin aan de orde. Er is geen sprake van een dwangakkoord in de zin van de WHOA maar van een buitengerechtelijke crediteurenakkoord en 402 is geen door de rechtbank aangestelde herstructureringsdeskundige, die zijn taak onpartijdig en onafhankelijk moet uitvoeren. Van strijd met een dwingende wetsbepaling is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
4.4.
De stelling van [gedaagde] dat het overeenkomen van een resultaatsafhankelijke beloning onder de gegeven omstandigheden in strijd is met de goede zeden of openbare orde vindt evenmin steun in het recht. Dat en hoe sprake zou zijn van strijd met de openbare orde of fundamentele beginsel van de rechtsorde dan wel algemene belangen van fundamentele aard (vgl. HR 11 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3568, r.o. 3.5.1) wordt door [gedaagde] niet onderbouwd en is de rechtbank niet gebleken. Het uitgangspunt in commerciële verhoudingen is contractsvrijheid. Een vergoeding die, zoals in dit geval, deels afhangt van het te behalen resultaat, wordt bovendien maatschappelijk niet in alle gevallen onaanvaardbaar geacht, ook niet in het geval van buitengerechtelijke schuldsanering. Voor het oordeel dat een contractsbepaling – die commerciële partijen in alle vrijheid met elkaar zijn overeengekomen – in strijd is met goede zeden of openbare orde, is meer nodig dan de enkele stelling dat een overeengekomen beloning mogelijk onredelijk of onbillijk zou zijn, dan wel als zodanig door [gedaagde] wordt ervaren. Het stond 402 onder de gegeven omstandigheden dan ook vrij een (deels) resultaatsafhankelijke beloning overeen te komen, zoals het [gedaagde] vrij stond deze beloningsafspraak te weigeren dan wel te accepteren.
4.5.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot afwijzing van de door [gedaagde] gevorderde nietigverklaring dan wel vernietiging van de successfee. Dat betekent tevens dat van onverschuldigde betaling geen sprake is, zodat ook deze vordering voor afwijzing gereed ligt.
Wanprestatie door volledige uitkering aan [dwangcrediteur] ?
4.6.
[gedaagde] stelt dat [dwangcrediteur] door 402 ten onrechte als dwangcrediteur is aangemerkt waardoor zij teveel heeft betaald. [gedaagde] was slechts bereid tot betaling van 20% van de vordering van [dwangcrediteur] terwijl deze volledig is voldaan. Daarmee is 402 toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichting uit hoofde van de overeenkomst, aldus [gedaagde] . Volgens 402 is [dwangcrediteur] met instemming van [gedaagde] als dwangcrediteur aangemerkt en volledig voldaan, nu (i) de omvang van haar vordering volgt uit een uitspraak van de Geschillencommissie, (ii) [gedaagde] een groot belang had bij behoud van [het lidmaatschap] en (iii) [dwangcrediteur] niet instemde met de aangeboden 20 procent.
4.7.
De rechtbank komt tot afwijzing van de vordering van [gedaagde] . Door 402 is onbetwist gesteld dat zij het percentage van twintig procent aan [dwangcrediteur] heeft aangeboden maar dat [dwangcrediteur] dit heeft geweigerd. [gedaagde] heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat zij het (niet in deze procedure overgelegde) akkoord – waarvan deel uitmaakt de volledige voldoening van de schuld aan [dwangcrediteur] – zelf heeft ondertekend en zelf de betalingen heeft uitgevoerd. Uit de door [gedaagde] ter mondelinge behandeling betrokken stellingen volgt dus dat niet 402 maar [gedaagde] tot uitkering is overgegaan, op basis van het akkoord dat zij zelf heeft gesloten. Van een tekortkoming aan de zijde van 402 is dan ook niet gebleken, noch is door [gedaagde] bewijs aangeboden van feiten of omstandigheden waaruit een tekortkoming van 402 zou kunnen worden afgeleid zodat aan een bewijsopdracht evenmin wordt toegekomen. Dat door [gedaagde] enige schade is geleden volgt bovendien evenmin uit de door haar betrokken stellingen. Zou [gedaagde] in de positie worden gebracht waarin [dwangcrediteur] niet als dwangcrediteur was aangemerkt, dan had dat de situatie feitelijk niet veranderd. Ook dan was [gedaagde] gehouden tot betaling van de volledige vordering. Nu sprake is van een buitengerechtelijk crediteurenakkoord, geldt als uitgangspunt immers dat het de schuldeiser – behoudens misbruik van recht – vrijstaat zijn medewerking aan het akkoord te weigeren en deze niet kan worden gedwongen in te stemmen met de aangeboden uitkering. Tussen partijen staat als onbestreden vast dat [dwangcrediteur] de aangeboden uitkering van twintig procent heeft geweigerd en volharde in volledige betaling van haar vordering waartoe zij op grond van de uitspraak van de geschillencommissie was gerechtigd. Dat sprake is van misbruik van recht heeft [gedaagde] niet gesteld en dat is de rechtbank ook niet gebleken. Van enige schade is dan ook niet gebleken, noch is bewijs aangeboden van feiten of omstandigheden waaruit zulks zou kunnen worden afgeleid zodat aan een bewijsopdracht niet wordt toegekomen.
4.8.
Nu de door [gedaagde] gestelde feiten en omstandigheden niet kunnen leiden tot vaststelling in rechte van enige aan 402 toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een op haar rustende verbintenis of daaruit voortvloeiende schade, is voor een schadevergoedingsvordering zijdens [gedaagde] geen plaats. De rechtbank wijst de vordering af.
4.9.
Nu de hoofdvorderingen van [gedaagde] worden afgewezen, liggen de door haar gevorderde rente en kosten eveneens voor afwijzing gereed.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van 402 in reconventie, die tot aan dit vonnis worden begroot als volgt:
- salaris advocaat € 1.183,00 (2,00 punten × 0,5 x € 1.183,00)
Totaal € 1.183,00.
Conventie
Uitleg van de overeenkomst
4.11.
In conventie betreft het geschil in hoofdzaak de uitleg van de overeenkomst, meer in het bijzonder de daarin vervatte prijsafspraak. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [gedaagde] heeft gekozen voor optie 2 in de offerte (zoals hiervoor opgenomen onder 2.3) op basis waarvan zij bij het bereiken van een buitengerechtelijk akkoord een successfee is verschuldigd van tweeëneenhalf procent. Door 402 wordt evenwel gesteld dat de successfee over alle crediteuren wordt berekend, en wel op basis van de schuldpositie voorafgaand aan het aangeboden akkoord. [gedaagde] heeft daarentegen verdedigd dat het percentage enkel dient te worden omgeslagen over de schuldposities die onder het akkoord zijn begrepen (en derhalve niet over de bank- en intercompanyschulden) en berekend op basis van de bedragen die zij aan die crediteuren uit hoofde van het bereikte akkoord dient te voldoen. Ter mondelinge behandeling waren partijen het er over eens dat de totale schuldenpositie voorafgaand aan het akkoord € 1.826.345,69 bedroeg, in welke schuldenpositie een intercompanyschuld van € 800.000,- en een bancaire schuld van € 235.000,- zijn begrepen. [2] Voorts is door [gedaagde] onbetwist gesteld dat zij uit hoofde van het akkoord gehouden was tot uitkering van een bedrag van € 299.039,74, welk bedrag aan haar schuldeisers is uitgekeerd.
4.12.
Aldus zijn er ten aanzien van de overeengekomen successfee twee twistpunten die partijen verdeeld houden: (i) is [gedaagde] uit hoofde van de successfee een percentage over de intercompanyschuld en bankschuld verschuldigd, en (ii) wordt de successfee berekend over de “te saneren schuldenpositie” voorafgaand aan het akkoord of de “gesaneerde schuldenpositie”, zijnde het bedrag dat [gedaagde] aan haar schuldeisers dient uit te keren uit hoofde van het bereikte akkoord. Beide partijen beroepen zich bij de onderbouwing van hun stellingen op een taalkundige uitleg van de gekozen bewoordingen van de overeenkomst, evenwel met een andere uitkomst tot gevolg. Aldus dient de rechtbank door uitleg van de overeenkomst vast te stellen waartoe partijen zich hebben verbonden, waarbij het uitgangspunt moet zijn dat het voor de beantwoording van die vraag aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (zie HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, Haviltex).
Successfee verschuldigd over bank- en intercompanyschulden?
4.13.
Voor zover 402 zich op het standpunt stelt dat [gedaagde] uit hoofde van de overeenkomst gehouden is een successfee van tweeëneenhalf procent over de bank- en intercompanyschuld te voldoen, kan zij daarin niet worden gevolgd. Niet op basis van een taalkundige uitleg van de gekozen bewoordingen in de overeenkomst en niet op basis van de door haar zelf in onderhavige procedure betrokken stellingen.
4.14.
Blijkens onder meer randnummer 21 van haar dagvaarding, stelt 402 zich op het standpunt dat de overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat een successfee moet worden betaald over de totale schuld
die gesaneerd dient te worden(onderstreping rechtbank). In haar offerte vermeldt zij dat de schuld aan de beheermaatschappij (de intercompanyschuld) volledig wordt gekweten en dat de schuld bij de bank niet binnen het crediteurenakkoord dient te worden betrokken. In randnummer 27 van de dagvaarding wijst 402 er bovendien uitdrukkelijk op dat “
de intercompanyvordering nooit wordt betaald in het kader van een herstructurering c.q. schuldsanering” (onderstreping rechtbank).
4.15.
Uit het vorenstaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dan ook dat, niet alleen [gedaagde] maar, ook 402 zelf de bank- en intercompanyschuld niet onder de “te saneren” schuldenpositie schaarde. Ter zake van deze posten werd geen gedeeltelijke uitkering aangeboden. Zij maakten geen deel uit van het buitengerechtelijk akkoord, zodat van “sanering” geen sprake is: zij werden eenvoudigweg volledig voldaan of gekweten. [gedaagde] mocht op basis van de tussen partijen gemaakte afspraken dan ook redelijkerwijs verwachten en begrijpen dat over de bank- en intercompanyschulden geen successfee verschuldigd was.
4.16.
Ook een taalkundige uitleg van de gekozen bewoordingen in de overeenkomst leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat [gedaagde] redelijkerwijs mocht begrijpen en verwachten dat over de bank- en intercompanyschulden geen successfee verschuldigd was. Optie 2 vermeldt:
“Ook bij deze optie geldt dat een succesfee van 2,5% van de definitieve schuldpositie zal worden uitgefactureerd na voltooiing en afronding van het gehele traject.”
Het woord “
ook” in optie 2, slaat terug op de tekst van optie 1 in haar geheel, waarin is bepaald:

Daarnaast wordt 2,5% succesfee uitgefactureerd van de definitieve schuldpositie na voltooiing en afronding van het gehele traject met uitzondering van de intercompanyvordering en bankschuld”.
Zou in optie 2 een andere aard of omvang van de successfee zijn bedoeld dan in optie 1, dan had het woordje “
ook” geen plaats gehad in de formulering dan wel had na het woord “ook” de afwijking (ten opzichte van optie 1) dienen te zijn verwoord. Nu daarvan geen sprake is moet ook op basis van een taalkundige uitleg van de gekozen bewoordingen de conclusie zijn dat voor beide opties een gelijke successfee gold, die niet over intercompanyvordering of bankschuld werd omgeslagen. Een plausibele verklaring voor enig onderscheid ten aanzien van de wijze van berekening van de successfee in optie 2 ten opzichte van optie 1 is door 402 ook niet aangedragen.
Successfee over “te saneren” of “gesaneerde” schuldenpositie?
4.17.
De rechtbank komt toe aan beantwoording van de vraag of de successfee is verschuldigd over de volledige schuldenpositie voorafgaand aan het saneringstraject of over het bedrag dat – als gevolg van het saneringstraject – feitelijk aan de schuldeisers is uitgekeerd. De overeenkomst vermeldt in dat kader:
“een succesfee van 2,5% van dedefinitieveschuldpositie zal worden
uitgefactureerdna voltooiing en afronding van het gehele traject.
(onderstreping rechtbank).
4.18.
Ook op dit punt vragen partijen de rechtbank door uitleg van de overeenkomst te bepalen waartoe zij zich jegens elkaar verbonden hebben. Uitgangspunt moet zijn dat ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, de overige omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat een andere dan een – louter – taalkundige betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden toegekend. Beslissend blijft immer de zin die partijen over een weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (vgl. Hoge Raad 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101 Lundiform/Mexx r.o. 3.4.1.-3.4.3.).
4.19.
Door [gedaagde] is in dat kader – onbetwist – gesteld (a) dat partijen niet over de tekst van de overeenkomst hebben onderhandeld, (b) de overeenkomst is gesloten op basis van een eenzijdig door 402 opgestelde (model)offerte, terwijl (c) [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst niet werd bijgestaan door een jurist. De rechtbank overweegt dat op basis van deze feiten en omstandigheden – naast de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen – de context rondom de overeenkomst van groot belang blijft voor het op de juiste wijze uitleggen ervan. Voor het duiden van die context wijst de rechtbank in het bijzonder op de navolgende feiten en omstandigheden:
De beloning bestaat niet enkel uit een successfee. Overeengekomen is een vaste vergoeding voor de door 402 verrichte inspanningen met een additionele beloning indien het beoogde resultaat (“succes”), het bereiken van een buitengerechtelijk crediteurenakkoord, wordt bereikt.
De opdrachtbevestiging bepaalt reeds welke percentages worden aangeboden aan de schuldeisers. Aan de concurrente schuldeisers wordt een uitkering van twintig procent van de schuldpositie aangeboden, aan de belastingdienst veertig procent. Voor beide partijen was dan ook duidelijk welk resultaat zij voor ogen hadden. Het argument van 402 dat zij, indien de fee zou worden gebaseerd op het eindresultaat, bij een beter resultaat (voor [gedaagde] ), minder fee zou ontvangen, geldt onder deze omstandigheden dus niet.
De aannemelijkheid van de door [gedaagde] voorgestane uitleg van de overeenkomst in relatie tot de deskundigheid van partijen. Partijen zijn het erover eens dat 402 geldt als deskundige op het gebied van buitengerechtelijke schuldsaneringstrajecten en [gedaagde] niet. Weliswaar is [gedaagde] een professionele handelspartij maar zij heeft geen (specifieke) kennis over schuldsaneringen. Daarvoor huurt zij juist 402 in. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] in de gegeven omstandigheden op basis van een taalkundige uitleg van de gekozen bewoordingen in de offerte redelijkerwijs heeft kunnen en mogen begrijpen dat de successfee verschuldigd was (a) indien een akkoord werd bereikt en (b) over het bedrag dat voortvloeide uit het bereikte akkoord. Dat ligt met zoveel woorden in de benaming “succesfee” besloten. Een beloningsafspraak indien en over het te behalen “succes”, te weten het te sluiten crediteurenakkoord. Voor zover 402 dat anders heeft bedoeld, had zij daarover duidelijk moeten zijn zodat voor haar contractspartij klip en klaar was dat de verschuldigde successfee – anders dan de gebruikte bewoordingen in de overeenkomst doen vermoeden – niet werd berekend over de “definitieve schuldpositie” zoals die was “na voltooiing en afronding van het gehele traject” maar met de woorden “na afronden en voltooiing van het traject” enkel gedoeld werd op het tijdstip van factureren. Voor zover 402 heeft aangevoerd dat de door haar voorgestane uitleg van de overeenkomst (successfee over de te saneren schuldenpositie) in de praktijk bij dit soort schuldsanerinstrajecten gebruikelijk is – wat daar ook van zij – geldt dat 402 wist dat [gedaagde] geen ervaring met of kennis van “gangbare of gebruikelijke” feebepalingen in het kader van een buitengerechtelijk saneringstraject terwijl in de overeenkomst geen uitleg van de gebruikte definities is opgenomen. Onder die omstandigheden geldt eens te meer dat van 402 als ter zake deskundige en opsteller van de overeenkomst mag worden verwacht dat zij de successfee-afspraak zodanig duidelijk verwoordt, dat deze niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is en dat heeft 402 naar het oordeel van de rechtbank nagelaten.
4.20.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde] in de gegeven context aan de door 402 in de overeenkomst gekozen bewoordingen redelijkerwijs de betekenis en verwachting mocht toekennen dat zij zich verbond tot betaling van een successfee over het resultaat van de sanering, waarvan de bank- en intercompanyschuld geen deel uitmaken. De overeenkomst dient naar het oordeel van de rechtbank dan ook aldus te worden uitgelegd dat [gedaagde] zich heeft verbonden tot betaling van een successfee ter hoogte van tweeëneenhalf procent over het totaalbedrag dat [gedaagde] uit hoofde van het akkoord aan haar schuldeisers diende uit te keren.
4.21.
Nu door 402 geen feiten en omstandigheden zijn gesteld die, indien bewezen, de door haar verdedigde uitleg van de overeenkomst kunnen dragen, is voor een (tegen)bewijsopdracht geen plaats.
4.22.
In het onderhavige geval diende een bedrag van € 791.345,69 aan schulden te worden gesaneerd. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat uit hoofde van het akkoord door haar een bedrag van € 299.039,74 is uitgekeerd, zodat een succesfee van (2.5% over € 299.039,74) inclusief btw een bedrag van € 9.045,95 is verschuldigd. [3] Dat bedrag heeft [gedaagde] ook aan 402 betaald, zodat de nakomingsvordering van 402 in zoverre voor afwijzing gereed ligt.
4.23.
Partijen waren het er ter mondelinge behandeling evenwel over eens dat (i) in deze bedragen de uitkering van € 4.688,93 aan [dwangcrediteur] niet is begrepen terwijl deze (ii) wel deel uitmaakt van de totale schuldenpositie na sanering waarover de successfee verschuldigd is, zodat de rechtbank daarvan uit dient te gaan. De rechtbank zal dienovereenkomst bepalen dat [gedaagde] in hoofdsom nog een bedrag van € 141,84 (inclusief btw) aan 402 dient te voldoen uit hoofde van de successfee.
4.24.
Als grotendeel in het ongelijk gestelde partij in conventie, zal 402 in de proceskosten van [gedaagde] in conventie worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
  • griffierecht € 2.837,00
  • salaris advocaat € 2.366,00 (2,00 punten × € 1.183,00)
Totaal € 5.203,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan 402 te betalen een bedrag van € 141,84 inclusief btw te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW, met ingang van 23 juni 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt 402 in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 5.203,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt 402 in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 173,00 aan salaris advocaat,
  • te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als 402 niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
  • en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van 402 tot dit vonnis vastgesteld op € 1.188,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 173,00 aan salaris advocaat,
  • te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
  • en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.M.G. Rulkens en in het openbaar uitgesproken op
19 juli 2023.
TN

Voetnoten

1.Productie 1 bij de dagvaarding;
2.Zoals vermeld in productie 8 laatste pagina, bij de conclusie van antwoord.
3.Productie 7 bij de conclusie van antwoord in conventie met eis in reconventie.