3.1Bij de beantwoording van de prejudiciële vraag gaat de Hoge Raad uit van de volgende feiten.
( i) [appellante] was hoofdaannemer van een in 2012 gerealiseerd nieuwbouwproject, het GGZ-gebouw in Nijmegen. De Stichting Pro Persona GGZ (hierna: Pro Persona) was de opdrachtgever voor dit project.
(ii) [appellante] heeft ter uitvoering van dit project [geïntimeerde] ingeschakeld als onderaannemer voor het leveren en aanbrengen van systeemplafonds, het uitvoeren van stukadoorwerken en het uitvoeren van schilderwerken. In de daartoe gesloten overeenkomsten is, voor zover hier van belang, telkens het volgende opgenomen:
“Wettelijke verplichtingen
Onderaannemer dient te voldoen aan alle wettelijke verplichtingen die op zijn werkzaamheden en het inzetten van personeel van toepassing zijn. Indien de hoofdaannemer geconfronteerd mocht worden met boetes of andere aansprakelijkheidstellingen die terug zijn te voeren op onderaannemer, zullen de financiële gevolgen van deze boetes of andere aansprakelijkheidstellingen worden verhaald op onderaannemer. In voorkomend geval behoudt hoofdaannemer zich het recht voor deze in te houden op eventuele openstaande facturen van onderaannemer.(...)”
(iii) De overeenkomsten bepalen dat de algemene inkoop- en onderaannemingsvoorwaarden van [appellante] daarop van toepassing zijn. In art. 19 van die voorwaarden is opgenomen:
“19.1 Voor zover het door opdrachtnemer niet of niet volledig naleven van zijn contractuele dan wel wettelijke verplichtingen tot gevolg heeft dat [appellante] jegens derden aansprakelijk wordt gesteld, verplicht opdrachtnemer zich [appellante] voor alle gevolgen van deze aansprakelijkheid zowel te vrijwaren als volledig schadeloos te stellen. (...)”.
(iv) In het bij dit project behorende bestek, dat deel uitmaakt zowel van de tussen Pro Persona en [appellante] als van de tussen [appellante] en [geïntimeerde] gesloten overeenkomsten, is onder meer het volgende opgenomen:
“Aannemer heeft jegens opdrachtgever ervoor in te staan, dat hij zowel met betrekking tot zijn eigen personeel als personeel van de door hem ingeschakelde onderaannemers voldoet aan de registratievereisten voor niet-Nederlandse werknemers, het een en ander zoals geregeld in de Wet Arbeid Vreemdelingen (...) en dient daartoe een actueel bestand van identiteitspapieren/werkvergunningen ter inzage op de bouwplaats aanwezig te hebben. (...)
Als opdrachtgever boetes (...) opgelegd krijgt, is aannemer verplicht (...) dit bedrag aan de opdrachtgever te betalen c.q. is opdrachtgever gerechtigd tot elke vorm van verrekening. (...)’’
( v) Op 21 maart 2012 heeft de Arbeidsinspectie een controle uitgevoerd op de bouwplaats van dit project. De Arbeidsinspectie heeft naar aanleiding hiervan op 30 januari 2013 een boeterapport opgesteld, waarin onder meer is opgenomen dat ten aanzien van zestien vreemdelingen sprake was van overtreding van art. 2 lid 1 van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav) en dat [appellante] ter zake wordt aangemerkt als overtreder. Het rapport vermeldt dat Pro Persona en [geïntimeerde] eveneens zijn aan te merken als ‘werkgever’ in de zin van art. 1, onder b, Wav en dat tegen deze rechtspersonen afzonderlijk een boeterapport of proces-verbaal zal worden opgemaakt.
(vi) Zowel [appellante] als Pro Persona hebben van de Arbeidsinspectie een kennisgeving ontvangen van het voornemen een boete van € 128.000,-- op te leggen. Na bezwaar en beroep is de boete voor Pro Persona verlaagd tot € 88.000,--; de verwachting is dat ditzelfde zal gebeuren met de boete voor [appellante] . [appellante] heeft jegens Pro Persona erkend aansprakelijk te zijn voor de betaling van de aan Pro Persona opgelegde boete.
(vii) [appellante] heeft van de door [geïntimeerde] aan haar in rekening gebrachte bedragen voor verrichte werkzaamheden een bedrag van € 322.000,-- niet voldaan. Het bedrag is in onderling overleg bij een notaris in depot gegeven.
3.2.1De Wav strekt ertoe illegale tewerkstelling te bestrijden. Beoogd wordt de verdringing van legaal arbeidsaanbod, de overtreding van normen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden, die kan leiden tot uitbuiting van de illegaal tewerkgestelde vreemdeling, alsmede concurrentievervalsing tegen te gaan (Kamerstukken II, 2003-2004, 29 523, nr. 3, p. 1).
3.2.2De Wav wordt bestuursrechtelijk gehandhaafd. Dit houdt onder meer in dat aan de werkgever die het verbod van art. 2 lid 1 Wav overtreedt doordat hij arbeid door een vreemdeling laat verrichten zonder dat de daarvoor vereiste vergunning aanwezig is, een bestuurlijke boete wordt opgelegd (art. 19a Wav). Art. 1, aanhef en onder b, Wav geeft een zeer ruime omschrijving van het begrip werkgever, op grond waarvan (voor zover hier van belang) ieder die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten, als werkgever wordt beschouwd. Daarbij is niet van belang of sprake is van een arbeidsovereenkomst of gezagsverhouding, aangezien het feit dat in opdracht of ten dienste van een werkgever arbeid wordt verricht, voor het feitelijk werkgeverschap voldoende is (Kamerstukken II, 1993-1994, 23 574, nr. 5, p. 2). Dit brengt mee dat bij een keten van overeenkomsten zoals in het onderhavige geval aan de orde is, zowel de opdrachtgever (Pro Persona), als de hoofdaannemer ( [appellante] ), als de onderaannemer ( [geïntimeerde] ) werkgever in de zin van de Wav is. Daarom heeft iedere werkgever in de keten ingevolge de Wav een eigen verantwoordelijkheid om na te gaan of een geldige tewerkstellingsvergunning is afgegeven, en begaat ieder van hen bij ontbreken van de vergunning zelf een overtreding van het verbod van art. 2 lid 1 Wav. Meerdere werkgevers kunnen dus naast elkaar bestuurlijk beboet worden ter zake van de illegale arbeid van één vreemdeling. (vgl. Kamerstukken II, 2003-2004, 29 523, nr. 6, p. 2-3)
3.2.3De wetgever heeft voor de ruime omschrijving van het begrip werkgever gekozen omdat in de praktijk steeds werd gepoogd om via sluipwegen en ingewikkelde constructies het verbod vreemdelingen tewerk te stellen, en daarmee de vergunningplicht, te ontgaan (Kamerstukken II, 1993-1994, 23 574, nr. 3, p. 4 en 13). Deze ruime omschrijving strekt ertoe te voorkomen dat werkgevers hun verantwoordelijkheid ingevolge de Wav kunnen ontlopen, en dat feitelijk leidinggevenden gebruik kunnen maken van stromannen en schijnconstructies om boeten op anderen af te wentelen (Kamerstukken II, 2012-2013, 33 475, nr. 6, p. 3). Blijkens de context wordt met dit ‘afwentelen’ gedoeld op het geheel ontgaan van de boeten.
3.2.4Met de invoering van (hoge) bestuurlijke boeten in de Wav is beoogd door middel van een ‘lik-op-stuk’-beleid illegale tewerkstelling te ontmoedigen en het daarmee behaalde financiële voordeel weg te nemen; de boete is door haar afschrikwekkende werking gericht op preventie van illegale tewerkstelling (Kamerstukken II, 2003-2004, 29 523, nr. 3, p. 6, 10).