Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak tussen
Lotus Maastricht B.V., uit Maastricht, eiseres
Procesverloop
Overwegingen
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken”. Kennelijk is de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan ervan uitgegaan dat onder afhalen ook kan worden begrepen het ter plaatse nuttigen van eten, zo leidt de rechtbank uit deze definitie af. Dat betekent dat ook van een uitleg van het begrip ‘horeca categorie 2’ kan worden uitgegaan die niet innerlijk tegenstrijdig is, namelijk wanneer onder een afhaalcentrum wordt begrepen een centrum waar eten kan worden afgehaald en tevens ter plaatse eten kan worden genuttigd. Dat betekent weer dat het afhalen op zichzelf bezien, dus zonder zitgelegenheid, iets anders kan zijn dan het afhaalcentrum als bedoeld in de horecadefinitie. Die uitleg klopt ook met wat in normaal spraakgebruik onder afhaalcentrum moet worden verstaan. Het woordenboek van Van Dale definieert een afhaalcentrum als: “
afhaalrestaurant” en een afhaalrestaurant is volgens de Van Dale: “
een restaurant dat ook de mogelijkheid biedt kant-en-klare maaltijden te kopen die elders geconsumeerd worden”. In deze uitleg van ‘horeca categorie 2’ valt een enkele afhaalservice, zonder mogelijkheid om ter plaatste te eten, niet onder de definitie van horeca. Nu de in de aanvraag opgenomen zitgelegenheid slechts optioneel is [14] kan daaraan naar het oordeel van de rechtbank in dit verband geen doorslaggevende betekenis worden toegekend (zonder aanvrager in de gelegenheid te stellen de aanvraag hierop aan te passen). Het voorgaande betekent dat de rechtbank de motivering van verweerder waarom sprake is van horeca niet volgt. Dat leidt echter niet tot de conclusie dat het standpunt van verweerder dat in dit geval sprake is van horeca onjuist is.
Een detailhandel die overwegend gericht is op de verkoop van non-food producten die ter plaatse genuttigd kunnen worden. Bij deze vorm van mag 25% van het totale winkelvloeroppervlak voor horeca worden gebruikt. Echter zonder terras, zonder alcohol en zonder reclame voor het horecadeel. Er is geen exploitatievergunning vereist (zie categorie horeca 1)”. Hoewel het eerste deel van deze definitie verwarrend en onjuist is (“non-food producten die ter plaatse genuttigd kunnen worden”) blijkt uit de tekst van voornoemde bijlage wel wat wordt bedoeld: “
Er is sprake van winkelondersteunende horeca bij een combinatie van detailhandel en droge horeca. De hoofdactiviteit van de inrichting is daarbij non-food detailhandel, en ondergeschikt en ondersteunend daaraan vindt kleinschalige horeca plaats”. De door eiseres aangevraagde toko is juist detailhandel die overwegend gericht is op de verkoop van food producten. Dat betekent dat eiseres zich niet kan beroepen op het horecabeleid voor zover dat ziet op winkelondersteunende horeca.
Alleen een nieuw verzoek met een bijzonder gewild concept maakt een kans in een niet-horecapand. De profielschets is hierbij wederom het uitgangspunt. Past het initiatief in het profiel, is het concept vernieuwend en een aanwinst voor de stad én past het initiatief op deze plaats dan kan in principe worden meegewerkt aan het initiatief”. De profielschets is blijkens het horecabeleid een schets van het profiel van een wijk of straat, opgesteld door de gemeente in nauw overleg met de buurtkaders en de aanwezige horeca, die door verweerder wordt vastgesteld en wordt herzien op basis van actuele ontwikkelingen. Als toetsingscriteria worden vermeld in het beleid:
- Uniciteit: hebben we dit type horeca of concept al in de stad of zijn er al te veel?
Beslissing
- heropent het onderzoek;
- draagt verweerder op binnen twee weken na bekendmaking van deze tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het geconstateerde gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak, binnen de termijnen genoemd onder 15.1 en 15.3
- houdt iedere verdere beslissing aan.