1.1.Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht de sluiting van de woning, waar zij eigenaar van zijn en die zij verhuren, te schorsen totdat op het bezwaar is beslist. Verzoekers hebben over het spoedeisend belang – kort samengevat – aangevoerd dat zij in een financiële noodsituatie terecht zullen komen bij effectuering van de sluiting: zij zullen dan geen huurinkomsten hebben en niet meer in hun primaire levensbehoeften kunnen voorzien. Ter zitting hebben verzoekers nog naar voren gebracht dat zij eveneens vrezen voor reputatieschade omdat zij worden gekoppeld aan een woning die wordt gesloten wegens een drugsvondst en dat zij dit willen voorkomen. In het verlengde hiervan vrezen zij ook dat hun onderneming als gevolg daarvan omzetverlies zal lijden. Verder stellen verzoekers dat de sluiting van de woning (die ligt tussen een apotheek en bankfiliaal) verloedering eerder in de hand werkt als de sluiting plaatsvindt en bekend wordt gemaakt, en dat er dus ook een spoedeisend algemeen belang is om de sluiting nu te schorsen. Verzoekers wijzen ook nog op een huurovereenkomst waaruit blijkt dat per 1 augustus 2023 (of zoveel eerder als mogelijk) de woning opnieuw verhuurd zou kunnen worden.
3. De burgemeester vindt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en heeft er daarbij onder andere op gewezen dat het algemeen belang de woning nu te sluiten wegens de zaken die zijn aangetroffen zwaarder weegt dan het persoonlijke belang de sluiting te schorsen.
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement of acute financiële nood, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt. Dat betekent dan dat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
Is er een spoedeisend belang dat een voorlopige voorziening vereist?
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er in dit geval geen spoedeisend belang dat een voorlopige voorziening vereist.
6. Volgens vaste rechtspraak vormt een financieel belang op zichzelf geen reden om een voorlopige voorziening te treffen: als verzoekers in een bodemprocedure uiteindelijk materieel in het gelijk zouden worden gesteld omdat de sluiting onrechtmatig is, staat het hen immers vrij om, indien zij menen schade geleden te hebben, een schadevergoeding te vorderen. Het treffen van een voorlopige voorziening kan wel in beeld komen als het financiële belang zodanig zwaarwegend is dat sprake is van een financiële noodsituatie of de continuïteit van een onderneming wordt bedreigd. Verzoekers hebben echter niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van de sluiting van de woning en het missen van drie maanden huurinkomsten voor hen onomkeerbare financiële problemen ontstaan. Op de zitting is ook erkend dat hierdoor geen financiële noodsituatie ontstaat. Hierin is dus geen spoedeisend belang gelegen.
7. De voorzieningenrechter overweegt over de reputatieschade dat hij begrijpt dat verzoekers dit als een belangrijk aspect ervaren en dat het (tijdelijk, door dit verzoek) voorkomen daarvan voor hen van groot belang is. Tegenover dat persoonlijke belang staat echter ook het algemene belang van de burgemeester om zichtbaar op te treden tegen deze overtreding en de woning nu te sluiten. Daarbij weegt ook de ernst en de omvang van de overtreding mee. Uit de bestuurlijke rapportage van 15 mei 2023 blijkt namelijk dat in de woning 28,56 kg hennep is aangetroffen in enkele grote luchtdicht verpakte zakken, een contant geldbedrag van € 44.510,- en meerdere voorwerpen om verdovende middelen te kunnen verpakken zodat deze geschikt zijn voor de (door)verkoop. Verzoekers hebben deze bevindingen niet betwist. Gelet op die bevindingen stelt de burgemeester ook op goede gronden dat aannemelijk is dat de woning wordt gebruikt voor (groot)handel in hennep. Daarom vindt de voorzieningenrechter het persoonlijke belang van verzoekers om reputatieschade te voorkomen niet een zodanig zwaarwegend belang dat dit een spoedeisend belang oplevert om de sluiting tijdelijk te schorsen totdat op het bezwaar is beslist. Datzelfde geldt voor het betoog van verzoekers dat verloedering juist plaatsvindt door de woning te sluiten en dat bekend te maken: het belang van het voorkomen daarvan door de woning nu (tijdelijk) niet te sluiten weegt onvoldoende op tegen het algemeen belang om nu de woning wel te sluiten.
8. De stelling van verzoekers dat zij vanwege reputatieschade omzetverlies zullen lijden, is niet onderbouwd. Daarom is ook niet aannemelijk gemaakt dat dit leidt tot een acute noodsituatie.
9. Dat verzoekers op korte termijn de woning weer kunnen verhuren maakt tot slot ook niet dat sprake is van een spoedeisend belang. Verzoekers waren op de hoogte van de sluiting van de woning en het komt dan voor hun rekening als zij het risico nemen de woning toch al te verhuren.
Is de sluiting evident onrechtmatig?
10. De voorzieningenrechter overweegt vervolgens dat het ontbreken van spoedeisend belang niet aan het treffen van een voorlopige voorziening in de weg staat, indien sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven.
11. De voorzieningenrechter is op voorhand echter niet gebleken dat het besluit van
19 juni 2023 evident onrechtmatig is, gelet op de (niet betwiste) bevindingen die in de bestuurlijke rapportage staan. Omdat daarover op de zitting een discussie is gevoerd en dat ook een belangrijk argument van verzoekers is, wijst de voorzieningenrechter daarbij op vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State(Afdeling) waaruit volgt dat van degene die een pand verhuurt wordt verwacht dat die zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. Naar het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers met alleen hun verklaring, dat zij een aantal keren langs de woning zijn gegaan of op de momenten dat zij bij de buren waren en telkens niets verdachts hebben opgemerkt, niet aannemelijk gemaakt dat zij voldaan hebben aan hun zorgplicht als verhuurder. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er ook nog op dat een sluiting van een woning ziet op de woning en wat daar is aangetroffen, en dus niet persoonsgebonden is en daarom in mindere mate ziet op de (ver)huurder. De sluiting van de woning voor drie maanden vindt de voorzieningenrechter in dit geval niet evident onrechtmatig of onredelijk.
12. Aan een verder inhoudelijk oordeel van de sluiting komt de voorzieningenrechter niet toe, omdat de beoordeling beperkt is tot de vraag of een voorlopige voorziening getroffen moet worden: dat is hier niet het geval, omdat er geen spoedeisend belang is en het besluit niet evident onrechtmatig is
.
Wat betekent deze uitspraak voor verzoekers?
13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dit betekent dat de burgemeester niet met het sluiten van de woning hoeft te wachten totdat op het bezwaar is beslist.
14. Voor een proceskostenveroordeling en een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
15. Partijen zijn er tot slot op gewezen dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet open staat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2023 door mr. P.H. Broier, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.M.H. Simonis, griffier.
De griffier is buiten staat de uitspraak
mede te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 11 juli 2023.