ECLI:NL:RBLIM:2023:3889

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
9684172 EL 22-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomsten: aansprakelijkheid van Dexia voor handelen van tussenpersoon zonder vergunning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G. van Dijk van Leaseproces, vorderde onder andere een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de eiser als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon, Spaar Select, geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De eiser had twee effectenleaseovereenkomsten afgesloten, maar stelde dat hij niet adequaat was geïnformeerd over de risico's en dat de tussenpersoon hem onjuist had geadviseerd. De rechtbank oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de overeenkomsten aan te gaan, gezien de wetenschap dat de tussenpersoon niet over de benodigde vergunning beschikte. De vorderingen van de eiser werden toegewezen, en Dexia werd veroordeeld tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van Dexia in reconventie werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van aanbieders van financiële producten en de gevolgen van het handelen van tussenpersonen zonder vergunning.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9684172 EL 22-14
vonnis van de kantonrechter d.d. 29 juni 2023,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 februari 2022;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de incidentele conclusie inzake een vordering ex artikel 843a Rv, tevens inhoudende de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident, tevens inhoudende de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van repliek in het incident, tevens inhoudende de conclusie van dupliek in reconventie en een akte uitlating producties in conventie;
  • de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia;
  • de antwoordakte van [eiser] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eiser] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend waarop [eiser] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer 1]
28-08-1999
Allround Sparen
240 mnd
€ 16.336,08
II.
[contractnummer 2]
18-11-1999
Allround Sparen
240 mnd
€ 27.226,81
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
16-11-2004
- € 1.471,31
Nee/openstaand € 1.421,31
II.
16-11-2004
- € 14.120,84
Nee/openstaand € 14.070,84
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser] op grond van de leaseovereenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 31.515,21 aan maandtermijnen en een bedrag van € 3.021,65 wegens restschuld aan Dexia betaald dan wel met de restschuld verrekend. [eiser] heeft geen bedrag aan dividenden ontvangen.
2.5.
De gemachtigde van [eiser] , Leaseproces, heeft bij brief van 7 april 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser] vordert bij dagvaarding (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voorwaardelijk, voor zover Dexia bij conclusie van antwoord haar versie van de ondertekende overeenkomst met [contractnummer 2] niet in het geding brengt, Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [eiser] een afschrift te verstrekken van de ondertekende overeenkomst met [contractnummer 2] ;
2. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
3. voor recht zal verklaren dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser] te vergoeden,
4. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
5. voor recht zal verklaren dat [eiser] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
6. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser] ,
7. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Bij conclusie van repliek heeft [eiser] zijn voorwaardelijke vordering gewijzigd, in die zin dat hij de kantonrechter verzoekt Dexia ex. artikel 843a Rv te veroordelen om [eiser] een afschrift te verstrekken van de ondertekende overeenkomst met [contractnummer 2] .
3.3. Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten, [eiser] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.149,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 november 2004, en voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiser] gesloten leaseovereenkomsten met nummers [contractnummer 1] en [contractnummer 2] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiser] verschuldigd is, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, zowel in conventie als in reconventie.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser] .

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op onder andere verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat het beroep op verjaring doel treft.
tussenpersoon
4.5.
[eiser] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eiser] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“In deze zaak gaat het om [eiser] die - op advies van een financieel adviseur van Spaar Select - twee Allround Sparen overeenkomsten heeft afgesloten bij Bank Labouchere. [eiser] werd ongevraagd telefonisch benaderd door Spaar Select. De medewerker van Spaar Select stelde voor om een afspraak te om de financiële situatie van [eiser] door te nemen met een financieel adviseur van Spaar Select. Naar aanleiding van dit contact is vervolgens een afspraak gemaakt met een financieel adviseur van Spaar Select, te weten [adviseur] (hierna te noemen: 'adviseur'). Er hebben meerdere adviesgesprekken plaatsgevonden met de adviseur. Deze gesprekken vonden zowel op het kantoor van Spaar Select Maastricht als thuis bij [eiser] plaats. De echtgenote van [eiser] was bij sommige gesprekken aanwezig. Tijdens de gesprekken heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële situatie en de financiële wensen van [eiser] . Daarbij kwam tevens de hypothecaire situatie van [eiser] ter sprake. Er is met de adviseur gesproken over de wens van [eiser] om vermogen op te bouwen om een verbouwing aan zijn woonhuis te realiseren. Ook is er gesproken over de wens van [eiser] om te sparen voor de toekomstige studie van zijn kind. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde [eiser] om een Allround Sparen product van Bank Labouchere af te sluiten. Vervolgens adviseerde de adviseur [eiser] over een constructie om de overwaarde op de woning van [eiser] op te nemen middels een hypothecaire lening. Met het bedrag wat hieruit zou vrijkomen kon [eiser] de inleg in het Allround Sparen product betalen. De adviseur ging een en ander op papier zetten. De adviseur heeft vervolgens haar advies opgesteld in een Persoonlijk Financieel Plan. In dit Persoonlijk Financieel Plan adviseerde de adviseur [eiser] om twee Allround Sparen overeenkomsten af te sluiten, waarvan één met een vooruitbetaling van NLG 60.000,-. De vooruitbetaling van deze overeenkomst zou uit de opgenomen overwaarde worden gedaan. De andere Allround Sparen overeenkomst was specifiek bedoeld voor de studie van zijn kind en werd door de adviseur ook 'Studieplan' genoemd in het Persoonlijk Financieel Plan, en zou betaald worden middels een maandelijkse inleg van NLG 150,-. De adviseur onderbouwde haar verhaal ook met voorspellingen over de mogelijke opbrengst. Uit pagina 3 van het Persoonlijk Financieel Plan volgt dat er volgens de adviseur na 5 jaar een winst van NLG 133.924,- zou volgen uit de Allround Sparen overeenkomst met vooruitbetaling, en na 15 jaar een winst van NLG 115.328,- uit de Allround Sparen overeenkomst met maandelijkse inleg. Met de voorgespiegelde rendementen konden de doelstellingen van [eiser] gegarandeerd behaald worden. De adviseur maakte daarnaast ook een vergelijking van de huidige situatie, en de situatie na haar advies. Hierin is te zien dat [eiser] , ondanks de hogere hypotheek, volgens de adviseur tóch ruim NLG 200,- op zijn maandlasten zou gaan besparen. Ook heeft de adviseur allerlei andere financiële producten aan [eiser] geadviseerd, zoals een 'Eigen Huis Spaarplan' en arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen, zoals ook duidelijk uit het plan volgt. De adviseur zette haar advies daarnaast ook kracht bij door middel van tabellen met rekenvoorbeelden, die zij aan [eiser] heeft laten zien. Middels deze tabellen liet de adviseur zien welke opbrengsten volgens haar uit de Allround Sparen overeenkomsten zouden komen, deze waren namelijk ook aangepast op de bijbehorende maandbedragen.Ten aanzien van de fondsen gaf de adviseur ging dat dit ging om grote, bekende fondsen. De adviseur heeft de rendementen zeer rooskleurig aan [eiser] voorgeschoteld. Er is geenszins rekening gehouden met minder hoge of zelfs negatieve rendementen, en over tegenvallende resultaten is in het geheel niet gesproken. De adviseur heeft [eiser] niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft zij er niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor een lening (de leaseovereenkomsten) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomsten. Als [eiser] had geweten van deze risico's, had hij deze overeenkomsten niet afgesloten. [eiser] had geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. [eiser] vertrouwde op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies opgevolgd. De adviseur heeft de aanvraagformulieren ingevuld en ervoor gezorgd dat [eiser] de aanvraagformulieren heeft ondertekend. Vervolgens heeft de adviseur de aanvraagformulieren naar Bank Labouchere toegezonden. De adviseur heeft de overeenkomsten tijdens een afspraak door [eiser] laten ondertekenen. De adviseur heeft de overeenkomsten naar Bank Labouchere toegezonden. De adviseur heeft tevens de aanvraag van de hypotheek verzorgd. [eiser] heeft twee Allround Sparen overeenkomsten afgesloten, een met een maandelijkse inleg van NLG 150,- en met een vooruitbetaling van NLG 60.000,-. De hypotheek is overgesloten naar een hypotheek waaruit NLG 235.000 vrijkwam. Hiervan is NLG 60.000,­ naar de vooruitbetaling van de Allround Sparen overeenkomst gegaan, NLG 135.000,- naar een lijfrente-constructie en het overige bedrag naar andere geadviseerde producten. Het opvolgen van het advies heeft voor [eiser] desastreus uitgepakt. In plaats van het voorgespiegelde vermogen dat zou worden opgebouwd, is [eiser] de betaalde inleg geheel kwijtgeraakt. Daarnaast heeft [eiser] een restschuld aan de overeenkomst overgehouden.”
4.9.
[eiser] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het op 16 juli 1999 te [woonplaats] ondertekende aanvraagformulier voor het Allround Sparen met een maandelijkse inleg van ƒ 150,00, voorzien van het logo van Spaar Select, het ATP-nummer 306 en waarbij ‘Naam adviseur’ is ingevuld
“ [adviseur] ”. Het formulier is op 21 juli 1999 per fax verstuurd vanuit Spaar Select Maastricht;
- een kopie van het op 9 november 1999 te [woonplaats] ondertekende aanvraagformulier voor het Allround Sparen met een vooruitbetaling van ƒ 60.000,00,00 en een maandelijkse inleg van
ƒ 1.250,00 , voorzien van het logo van Spaar Select, het ATP-nummer [nummer] en waarbij ‘Naam adviseur’ is ingevuld
“ [adviseur] ”. Het formulier is op 10 november 1999 per fax verstuurd vanuit Spaar Select Maastricht;
- een kopie van de overeenkomst van 18 augustus 1999 met [contractnummer 1] , voorzien van het adviseursnummer [nummer] - Spaar Select B.V. en handgeschreven
“adv. [adviseur] ”;
- een kopie van de overeenkomst van 18 november 1999 met [contractnummer 2] , voorzien van het adviseursnummer [nummer] -Spaar Select B.V.’;
- een stuk genaamd ‘Persoonlijk Financieel Plan’ van mei 1999 ten name van de familie [eiser] , waarin aan de hand van persoonlijke financiële gegevens en wensen van [eiser] een financieel advies is uitgebracht, onder meer inhoudende de aanschaf van het All Round Sparen product,
- een kopie van de offerte van de Regio Hypotheek Groep van 25 mei 1999, gericht aan [eiser] voor een hypotheek bij ABN AMRO,
- een kopie van het afschrift van de hypotheekakte van 29 oktober 1999 opgesteld door notaris mr. Jeroen Theo Marie Pas, opgemaakt te [woonplaats] met als partij [eiser] en betrekking tot het onroerend goed [adres] te [woonplaats] ,
-een kopie van de afrekening van 27 oktober 1999 van notaris mr. J. Th. M. Pas gericht aan [eiser] inzake de hypotheek van [adres] te [woonplaats] ,
4.10.
Met deze stukken heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eiser] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om specifieke effectenleaseproducten met Dexia overeen te komen. Met name uit het Persoonlijk Financieel Plan volgt dit advies.
Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eiser] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[eiser] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen zoals Spaar Select op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomsten met [eiser] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met [eiser] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser]4.14. De door [eiser] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. Ook wordt voor recht wordt verklaard dat [eiser] de door Dexia gevorderde restschuld niet is verschuldigd.
4.15.
De als gevolg van het onrechtmatig handelen door [eiser] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. [eiser] heeft nog aan Dexia om nadere gegevens in het geding te brengen met betrekking tot het fiscale voordeel. Overwogen wordt dat het aan [eiser] is, die geacht mag worden over zijn eigen fiscale informatie te beschikken, om concreet aan te geven welk bedrag aan fiscaal voordeel hij heeft genoten. Nu hij dit nalaat zal worden uitgegaan van de juistheid van het door Dexia berekende bedrag. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS: 2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering
4.17.
[eiser] vordert Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [eiser] een afschrift te verstrekken van de ondertekende overeenkomst met [contractnummer 2] . Uit het voorgaande volgt dat [eiser] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij afgifte in deze procedure, althans is dat belang niet gesteld, zodat de vordering zal worden afgewezen. Gelet op het geringe debat in het incident, worden de proceskosten gecompenseerd.
vordering van Dexia
4.18.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.19.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.20.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eiser] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.21.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.
5. Beslissing
De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt,
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door [eiser] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.4.
verklaart voor recht dat [eiser] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5.5.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.6.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 119,21
b. griffierecht € 85,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 864,21
5.7.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.9. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.10.
wijst de vorderingen af,
5.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. M. van Walraven, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: MB
coll: BF