ECLI:NL:RBLIM:2023:3624

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
03-016235-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van hennep vanuit Spanje met gebruik van Encrochat-berichten

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van hennep vanuit Spanje. De verdachte, geboren in 1977 en wonende in Nederland, werd bijgestaan door advocaat mr. M.P.J.C. Heuvelmans. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 juni 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 74 kilogram hennep op 26 april 2020 en 125,25 kilogram hennep op 4 juni 2020. De rechtbank oordeelde dat de Encrochat-berichten, die door de verdachte werden gebruikt, als bewijs konden dienen. De verdediging voerde aan dat de Encrochat-berichten niet als bewijs mochten worden gebruikt vanwege vermeende gebreken in de verkrijging en verwerking ervan. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de Encrochat-berichten betrouwbaar waren en dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de drugstransporten. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf op van 38 maanden, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/016235-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juni 2023
in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
geboren te [Geboortedatum 1] 1977,
wonende te [Adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat kantoorhoudende te Venlo .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juni 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 26 april 2020 samen met anderen, dan wel alleen, ongeveer 74 kilogram hennep binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
Feit 2:op 4 juni 2020 samen met anderen, dan wel alleen, ongeveer 125,25 kilogram hennep binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten bewezen, met name gelet op versleutelde berichten die zijn verstuurd via Encrochat. De verdachte was de gebruiker van het Encrochat-account ‘ [Verdachte] ’. Het verkrijgen, verwerken en overdragen van de berichten is rechtmatig gebeurd en zij kunnen derhalve voor het bewijs worden gebruikt. Uit de Encrochat-berichten blijkt dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de invoer van 74 kilogram (feit 1) en 125,25 kilogram (feit 2) hennep vanuit Spanje.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat de Encrochat-berichten niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden, omdat aan de verkrijging en verwerking van de Encrochat-data gebreken kleven die tot bewijsuitsluiting moeten leiden. De Encrochat-berichten vormen op zichzelf ook onvoldoende bewijs dat de verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde drugstransporten. Het betreft immers slechts bewijs uit één bron. Verder kan uit de Encrochat-berichten niet worden afgeleid dat de verdachte steeds de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘ [Verdachte] ’ en dat hij bij beide transporten als medepleger betrokken is geweest. Er moet daarom vrijspraak volgen van beide feiten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Bij de aan verdachte tenlastegelegde feiten spelen Encrochat-berichten een doorslaggevende rol voor de bewijsvoering. De verdediging heeft uitgebreid verweer gevoerd tegen het gebruik van deze berichten als bewijsmiddel: aan de verkrijging, verstrekking en verwerking van de berichten kleven volgens haar verschillende strafvorderlijke bezwaren. Alvorens inhoudelijk in te gaan op de aan verdachte ten laste gelegde feiten, zal de rechtbank daarom eerst ingaan op de gevoerde Encrochat-verweren.
Over sommige aspecten heeft de rechtbank zich al eerder uitgelaten tijdens de regiezitting die aan de inhoudelijke behandeling vooraf is gegaan. Dat betrof dan steeds een voorlopig oordeel. Nu het onderzoek ter terechtzitting is afgerond, zal de rechtbank haar eindoordeel geven op basis van het dossier zoals dat er nu ligt.
Encrochat
Allereerst constateert de rechtbank dat de verdediging aan diverse standpunten (het ontbreken van een verzoek tot het verrichten van observaties in Spanje, schending van het verbod op détournement de pouvoir, de afwijzing van het verzoek tot het verstrekken van de JIT-overeenkomst) geen althans onvoldoende onderbouwde conclusies heeft verbonden. Volgens vaste jurisprudentie mag van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormvoorschrift als bedoeld in artikel 359a Sv (en zo begrijpt de rechtbank de standpunten) worden verlangd dat zij duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de factoren, genoemd in dat artikel, aangeeft tot welk rechtsgevolg dit volgens haar dient te leiden. Nu hieraan niet is voldaan, zal de rechtbank op deze standpunten niet responderen.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat Nederland naast Frankrijk verantwoordelijk is geweest voor de hack op Encrochat. Dit standpunt is niet nader onderbouwd en vindt ook geen steun in het dossier. Uit het dossier volgt immers dat Franse bevoegdheden zijn ingezet op basis van het Franse recht onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. [1] Temeer nu Frankrijk tot het EVRM is toegetreden en lid is van de EU, brengt dit mee dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel van toepassing is. Gelet op dit beginsel behoort het niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop het onderzoek onder verantwoordelijkheid van in casu de Franse autoriteiten is uitgevoerd, strookt met de rechtsregels die gelden in Frankrijk voor het uitvoeren van dat onderzoek. [2] Verondersteld wordt immers dat dit onderzoek rechtmatig is geweest. De taak van de Nederlandse strafrecht is ertoe beperkt te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Terzijde merkt de rechtbank hier op dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel tevens meebrengt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn. De rechtbank is overigens wel gehouden om de betrouwbaarheid van die resultaten te onderzoeken als er – al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekkend verweer – concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan.
Uit het voorgaande volgt dat het niet aan de rechtbank is te beoordelen of de hack in Frankrijk rechtmatig is geweest noch of in het Franse recht al dan niet een toereikende wettelijke grondslag bestond voor de eventueel bij het verrichten van het onderzoek gemaakte inbreuk op het recht van de verdachte op respect voor zijn privéleven, en ook niet of die inbreuk geacht kan worden noodzakelijk te zijn, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 8 EVRM. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Daarnaast heeft de verdediging betoogd dat de verwerking van de berichten van de gebruikers van Encrochat door de (Nederlandse) opsporingsautoriteiten niet in overeenstemming was met de waarborgen van artikel 8 EVRM. Ter onderbouwing heeft de verdediging aangevoerd dat de toegepaste bevoegdheid van artikel 126uba Sv niet (goed) aansluit op het handelen van die autoriteiten én dat de verwerking van de berichten disproportioneel was.
Zoals door de Hoge Raad in zijn aangehaalde prejudiciële beslissingen overwogen, staat het het openbaar ministerie vrij om – zoals in casu - zonder wettelijke verplichting een machtiging van de rechter-commissaris te vorderen:
“Van de ruimte die het wettelijk stelsel (…) biedt, kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt als zich technologische ontwikkelingen voordoen die, ook in grensoverschrijdend verband, voor de opsporing relevant zijn, terwijl de bestaande (wettelijke) regelingen – en daarmee de normering van de betreffende vormen van opsporing – nog slechts in beperkte mate op die ontwikkelingen zijn toegesneden.
In de sfeer van grootschalige verzameling van met (crypto)communicatie verband houdende data kan de aanleiding voor het vorderen van zo’n machtiging erin zijn gelegen dat (i) door buitenlandse autoriteiten op eigen initiatief al is of zal worden overgegaan tot het onder hun verantwoordelijkheid toepassen van vergelijkbare bevoegdheden, (ii) terwijl daarmee grote hoeveelheden gegevens zijn of zullen worden verkregen die enerzijds van grote waarde kunnen zijn voor niet alleen het onderzoek waarin de machtiging wordt gevorderd maar ook met het oog op andere (toekomstige) opsporingsonderzoeken en anderzijds gegevens (kunnen) omvatten die betrekking hebben op personen die op het moment van de verkrijging daarvan (nog) niet concreet als verdachte in beeld zijn bij de opsporingsautoriteiten, en (iii) waarbij is overeengekomen dat de aldus verkregen gegevens op die ruime schaal zullen worden gedeeld met de Nederlandse autoriteiten met het oog op de verwerking van die gegevens ten behoeve van het lopende onderzoek en eventuele andere onderzoeken. Een aanleiding kan er ook (mede) in zijn gelegen dat het Nederlandse openbaar ministerie ermee bekend is dat door de buitenlandse autoriteiten op eigen initiatief zal worden overgegaan tot het aftappen of opnemen van telecommunicatie en dat daarbij de reële mogelijkheid bestaat dat het telecommunicatieadres van de af te tappen of afgetapte persoon in gebruik is in Nederland. (…)
Het (onverplicht) vorderen en verlenen van een machtiging kan er onder meer aan bijdragen dat, in de vorm van aan de machtiging te verbinden voorwaarden, door de rechter-commissaris kaders worden vastgesteld voor het gebruik van de gegevens die door de buitenlandse autoriteiten zijn of worden verzameld, vanaf het moment dat de Nederlandse autoriteiten daarover de beschikking krijgen. Aan de machtiging van de rechter-commissaris kunnen voorwaarden worden verbonden die de mogelijkheid van de toetsing van de authenticiteit en de betrouwbaarheid moeten waarborgen, en/of die verband houden met de wijze van selectie van gegevens voordat deze in een specifiek opsporingsonderzoek worden gebruikt, mede met het oog op de bescherming van belangen van derden – waaronder in het bijzonder ook personen tegen wie (nog) niet een vermoeden van betrokkenheid bij een strafbaar feit bestaat – en de aan het verschoningsrecht verbonden belangen”.
Mede gelet op de overwegingen van de Hoge Raad is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat artikel 126uba Sv een juiste wettelijke grondslag biedt voor het doorzoeken en analyseren van de Encrochat-data, zoals in onderhavige zaak aan de orde. Dit artikel omvat het binnendringen in een geautomatiseerd werk, het onderzoek van dat geautomatiseerde werk inclusief de vastlegging en verwerking van de daarbij aangetroffen gegevens. Dit wordt niet anders als het gaat om gegevens van vele (onbekende) gebruikers zolang het gebruikers betreffen van wie een verdenking bestaat dat zij betrokken zijn bij misdrijven in georganiseerd verband.
Het feitelijke binnendringen van het geautomatiseerde werk waar artikel 126uba Sv op ziet, is weliswaar gebeurd door en onder verantwoordelijkheid van de Franse justitiële autoriteiten, maar de Nederlandse opsporingsambtenaren hebben daarna de verkregen data geanalyseerd. De wettelijke bepaling is duidelijk en kenbaar. De inmenging van de Nederlandse politie in het privéleven en de correspondentie van verdachte is daarmee bij de wet voorzien.
De rechter-commissaris in de zaak [Naam 2] heeft, blijkens zijn proces-verbaal van 11 augustus 2021, de machtiging ex 126uba Sv verleend, mede omdat sprake was van verdenking van ernstige, het maatschappelijk verkeer ontwrichtende strafbare feiten, gepleegd in georganiseerd verband. Mede gelet op het feit dat het om versleutelde communicatie ging, is moeilijk denkbaar dat op andere effectieve wijze onderzoek kon worden gedaan naar die communicatie. Gelet hierop en door de aanvullende voorwaarden die door de rechter-commissaris zijn gesteld, is tevens voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Concluderend overweegt de rechtbank dat de inzet van de Nederlandse opsporingsambtenaren plaatsvond met inachtneming van de van toepassing zijnde wettelijke kaders en proportioneel was. Er zijn verder geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit de rechtbank kan afleiden dat er reden was om te veronderstellen dat het verwerken (analyseren en gebruiken) van de Encrochat-data in de strafzaak tegen verdachte onrechtmatig is geweest. De rechtbank verwerpt ook dit verweer van de verdediging.
Afrondend komt de rechtbank tot het oordeel dat de waarborgen van de artikelen 6 en 8 EVRM in acht genomen zijn. De wijze waarop van de resultaten van het Franse onderzoek in de strafzaak van de verdachte gebruik is gemaakt, maakt naar het oordeel van de rechtbank geen inbreuk op het recht op een eerlijk proces, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Evenmin is sprake geweest van een onrechtmatige inmenging van het openbaar gezag in het privéleven van verdachte. Bovendien heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de vergaarde informatie, te meer nu deze informatie, zoals hierna nog zal worden besproken, steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Tussenconclusie rechtbank
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de Encrochat-berichten kunnen worden gebruikt voor het bewijs. De rechtbank zal hierna eerst de gebruikte bewijsmiddelen weergeven. Vervolgens overweegt de rechtbank waarom zij op grond van deze bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van beide feiten komt.
Bewijsmiddelen [3]
Het Encrochat-account [Verdachte]
- Het proces-verbaal van bevindingen, waarin – zakelijk weergegeven – staat:
“Binnen opsporingsonderzoeken was gebleken dat criminele netwerken gebruik maakten van Encrochat om de onderlinge communicatie af te schermen voor politie en justitie. Het vermoeden bestond dat de gebruiker [Verdachte] @Encrochat.com [Verdachte] betrof. Uit een nader ingesteld onderzoek naar de identiteit van de gebruiker
[Verdachte] @Encrochat.com is als volgt gebleken:
6.1
Uit onderzoek in de Encrochat communicatie bleek dat de gebruiker
[Medeverdachte 1] @ Encrochat.com de verdachte [Medeverdachte 1] betrof. Uit onderzoek in de Encrochat communicatie bleek dat de gebruiker [Verdachte] @Encrochat.com een (crimineel) contact was van [Medeverdachte 1] @Encrochat.com.
6.2
Op [Geboortedatum 1] 2020 omstreeks 14.04 uur feliciteert [Medeverdachte 1] ( [Medeverdachte 1] ) de gebruiker [Verdachte] @Encrochat.com met zijn verjaardag. [Verdachte] is geboren op [Geboortedatum 1] 1977.
6.3
Op 14 mei 2020 omstreeks 10.35 uur maakt [Verdachte] @Encrochat.com een afspraak met [Medeverdachte 1] om elkaar te ontmoeten. [Medeverdachte 1] geeft aan dat hij zo op het werk is.
[Verdachte] zegt dat hij er al is. Op 14 mei omstreeks 10.34 uur werd op de camerabeelden opgenomen bij [Locatie 1] als volgt waargenomen: Grijze Audi ( [Kenteken 1] ) komt terrein op en rijdt tot kantoor. Bestuurder (kale man, grijze jas) stapt uit en voelt aan deur kantoor. Stapt weer in. Parkeert vervolgens aan de linkerkant van het terrein uit zicht. 14-05-2020 11.03 Q7 komt terrein op. [Medeverdachte 1] stapt uit. Man uit Audi A4 stapt uit en loopt naar [Medeverdachte 1] . [Medeverdachte 1] opent kantoor en gaat naar binnen.
6.4
De Audi A4 staat op naam van [Medeverdachte 2] , geboren [Geboortedatum 2] 1984, wonende [Adres 2] . [Medeverdachte 2] is de partner van [Verdachte] . Uit bovenstaande Encrochat-communicatie in samenhang met de opgenomen camerabeelden kan worden afgeleid dat de gebruiker [Verdachte] @Encrochat.com de kale man met baard/sik is die waar wordt genomen op de camerabeelden (bestuurder van de grijze Audi [Kenteken 1] ).
6.5
Naar aanleiding van bovenstaande Encrochat-communicatie vond er een ontmoeting plaats bij [Locatie 1] . [Verdachte] is al ter plaatse als [Medeverdachte 1] arriveert. Kort nadat [Medeverdachte 1] het kantoor van [Locatie 1] ontsloten heeft en het kantoorpand betrad, werd de OVC-communicatie opgenomen en afgeluisterd waarin [Verdachte] (benoemd als [Naam 4] ) verslag doet hoe hij vanuit Spanje naar terug naar Nederland is gereisd. (doorreis in/via Griekenland). [Medeverdachte 1] is te horen wanneer hij in de Albanese taal gesprekken voert met [Naam 4] .
6.6
Uit OVC communicatie kan worden afgeleid dat [Naam 4] kennelijk op of omstreeks 14 mei 2020 vanuit Spanje naar Nederland is gereisd. Uit de Encrochat-data blijkt dat het
Encro-toestel van [Verdachte] @Encrochat.com vanaf 14 mei t/m 21 mei 2020 maakt gebruik van zendmasten in Nederland, vooral omgeving [Locatie 2] , [Locatie 3] en [Locatie 4] . Vóór 14 mei 2020 maakte dit toestel geruime tijd gebruik van Spaanse zendmasten. Hieruit kan worden afgeleid dat de Encrochat gebruiker [Verdachte] net als [Naam 4] op of omstreeks 14 mei 2020 vanuit Spanje naar Nederland is gereisd.
6.7
Op 11 mei 2020 vanaf omstreeks 12.43 uur communiceerde [Verdachte] @Encrochat.com met [Medeverdachte 1] @Encrochat.com ( [Medeverdachte 1] ) over een geldtransactie die op dat moment afgewikkeld moest worden in [Locatie 5] en bijna verkeerd was gelopen door de aanwezigheid van de Spaanse politie. Nadat de transactie in [Locatie 5] niet was gelukt, werd besloten om naar [Locatie 6] te gaan om daar voor het geld “gras” (de rechtbank begrijpt: hennep) te kopen en heeft [Verdachte] met een zwarte tas vol geld in [Locatie 6] rondgelopen (dit gegeven komt later terug in OVC opnamen van 14 mei 2020 waarin [Naam 4] / [Verdachte] hierover spreekt).
6.8
In de aanloop naar de eerdergenoemde geldtransactie te [Locatie 5] werd Encrochat-communicatie onderschept waaruit bleek dat deze geldtransactie/overdracht werd opgezet.
Uit deze communicatie bleek waar en wanneer dat deze geldoverdracht plaats zou gaan vinden. De locatie betrof een supermarkt gelegen [Adres 3] te Spanje. De Spaanse politie werd hiervan op de hoogte gesteld en heeft ter plaatse
waarnemingen gedaan. Er werden foto's gemaakt van de persoon van wie het gedrag/ handelingen/verplaatsingen/locaties en diens gezelschap “passen” op de communicatie van [Verdachte] @Encrochat.com. Tijdens een controle van deze persoon identificeerde deze zich met een identiteitsbewijs op naam van [Verdachte] .
6.9
Uit het op 14-05-2020 opgenomen OVC gesprek is te horen dat [Naam 4] een geld-transactie beschrijft die bijna fout was gegaan. [Medeverdachte 1] is te horen wanneer hij in de Albanese taal gesprekken voert met [Naam 4] .
6.1
Op 11-05-20 zegt [Verdachte] “overmorgen” te komen en [Medeverdachte 1] onder 4 ogen te spreken. Op 11-05-2020 omstreeks 19.18 uur geeft [Verdachte] @Encrochat.com aan dat hij "overmorgen avond” komt en dan “onder 4 ogen” verder zal spreken met [Medeverdachte 1] .
6.11
Uit het op 14-05-2020 opgenomen OVC gesprek is te horen dat [Naam 4] een
telefoongesprek voert waarin hij verzoekt een ticket voor Griekenland voor [Locatie 7] te regelen. [Medeverdachte 1] is te horen wanneer hij in de Albanese taal gesprekken voert met [Naam 4] .
6.12
Op 11 mei 2020 omstreeks 19.22 uur communiceerde [Verdachte] @Encrochat.com als volgt met [Medeverdachte 1] @Encrochat.com ( [Medeverdachte 1] ):
[Verdachte] @Encrochat.com We hebben tickets geboekt,
[Medeverdachte 1] @Encrochat.com Dat weet ik niet.
[Verdachte] @Encrochat.com Als het klopt wat je zegt dan zouden ze ons niet laten boeken,
[Medeverdachte 1] @Encrochat.com Hopelijk.
[Verdachte] @Encrochat.com Want ik had ook een ticket voor naar Griekenland geboekt op dt 9. Die hebben ze wel geannuleerd.
6.13
Uit bovenstaande OVC communicatie kan worden afgeleid dat [Naam 4] kennelijk op of omstreeks 11 mei 2020 een ticket heeft geregeld voor (vermoedelijk Griekenland). Uit de Encrochat-data blijkt dat het Encro-toestel van [Verdachte] @ Encrochat.com vanaf 21 mei 2020 enige tijd gebruik heeft gemaakt van zendmasten in Griekenland.
Uit bovenstaande gegevens kan worden afgeleid dat [Verdachte] de [Naam 4] is in de OVC opnamen van 14 mei 2020 en (binnen het Encrochat PGP-netwerk) gebruik maakt van de gebruikersnaam of identiteit [Verdachte] @Encrochat.com.” [4]
Het transport van 4 juni 2020
- Het proces-verbaal van bevindingen, waarin – zakelijk weergegeven – staat:
“Transport 125 kilo
11 mei 2020. Chat [Verdachte] – [Medeverdachte 1] :
[Medeverdachte 1] : Dus het geld van mij dat je daar hebt is 223.6. Mijn geld. Exact. Als je goed spul regelt , koop spul met al mijn geld. Jullie mogen het zelf weten hoeveel jullie zelf inleggen. Als er geen spul is dan gaan we het delen. Ik ga morgen direct kijken of er spul is.
12 mei 2020:
De dag erna al komt [Verdachte] in beweging en we zien vervolgens dat hij samen met [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4] aan de slag gaat om een partij weed te gaan verzamelen in Spanje. Zo stuurt [Verdachte] op 12 mei al een foto van henneptoppen en legt dit voor aan [Medeverdachte 1] .
12-05-2020. Chat [Verdachte] – [Medeverdachte 1] :
[Verdachte] : Ziet er goed uit. Kijk zelf maar. Bij twijfel niet nemen.
14 mei 2020
[Verdachte] komt terug in Nederland en treft [Medeverdachte 1] ( [Medeverdachte 1] )
15 mei 2020
In de tussentijd is [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 4] druk bezig in Spanje een partij weed samen te stellen uit kleinere deelpartijen:
15-05-2020 Chat [Verdachte] - [Medeverdachte 4]
: Zullen we die 35 morgen halen?
[Verdachte] : morgen? Doe het maar beter maandag, we moeten geen risico’s nemen, er
zijn te veel controles. Zeg dat maar ook tegen die vriend daar. In het weekend zijn er veel controles. Zeg tegen hem ook dat we de betaling gaan doen op het moment dat we het hebben. Als er iets onderweg gebeurt, dan is het niet onze verantwoordelijkheid.
18 mei 2020.Chat [Verdachte] – [Mederverdachte] :
[Mederverdachte] : [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 3] doen/verzamelen elke dag beetje bij beetje.
[Verdachte] : Vandaag moeten/zullen ze ophalen/ontvangen/krijgen he, Praat even ook voor de vrachtwagen. Wanneer is onze beurt/mogelijkheid voor rit?
20 mei 2020: Chat [Verdachte] – [Mederverdachte] :
[Verdachte] : Je moet ook erop toezien als ze ze dicht doen, ivm ruiken/stank
20 mei 2020:Chat [Verdachte] – [Medeverdachte 1] :
[Verdachte] : Ik ga ervan uit dat het deze week wordt gestuurd/gebracht, want de chauffeur is aan het wachten om in te laden.
21 mei 2020: Chat [Verdachte] – [Mederverdachte] :
[Verdachte] : ik heb de spullen klaar liggen, 125 k in totaal. Ik heb ze in witte zakjes ingestopt. Morgen zal ik ze ook in zwarte zakjes doen en ze zijn klaar voor vertrek,
[Mederverdachte] : Op het moment dat die vriend mij zegt, laat ik je onmiddellijk weten.
[Verdachte] : Ok broer
2 juni 2020: Chat [Verdachte] – [Mederverdachte] :
[Mederverdachte] : Broer, hij is mij een video gestuurd en zijn vrachtwagens was in de loods en hij is pallets aan het ordenen. Hij vertrekt over 30 a 40 min.
[Verdachte] : Ok. Laat me weten als hij vertrekt
[Mederverdachte] : Ja. Hij had het heel mooi geordend in die pallet
2 juni 2020:Chat [Verdachte] – [Medeverdachte 3]
[Verdachte] : De vrachtwagen vertrekt zo naar jullie. Hij is 20 min geleden vertrokken, jullie hebben toch alles klaar/gereed staan toch?
[Medeverdachte 3] : Alleeeees.
[Verdachte] : Ok
[Medeverdachte 3] : Als hij wilt, kunnen we het brengen man, Ik breng het als hij wilt.
[Verdachte] : Hij laat ons weten als hij komt.
[Verdachte] : Hij zei dat er twee vrachtwagens zijn, eentje rijdt voor op verkenning,
[Medeverdachte 3] : Hoezo?
[Verdachte] : Ga eens kijken of er politie is, Ik weet het ook niet broer. Er zouden misschien twee vrachtwagens daarheen gaan rijden. Maak foto’s van de nummerborden, voor en achter. Op het moment dat jullie inladen. Zodra hij komt laat ik je weten wat we gaan doen.
[Verdachte] : De vrachtwagen is er over 15 min daar. We gaan vandaag inladen. Vertrek jullie ook en breng het daar,
[Medeverdachte 3] : We zijn vetrokken. Hij heeft een cabinevrachtwagen achter ingeladen.
[Verdachte] : Ja, ik zag het.
[Medeverdachte 3] : 30 met 4 kilo en 1 met 5 kilo.
[Verdachte] : In totaal 125
[Medeverdachte 3] : Jaa,. Goede reis broer.
2 juni 2020: Chat [Verdachte] – [Medeverdachte 1] :
[Verdachte] : Hey wolf, we hebben de spullen ingeladen.
2 juni 2020:Chat [Verdachte] – [Medeverdachte 5]
[Verdachte] : Ik heb de spullen ingeladen. Houd het adres waar hij de vorige keer kwam, gereed/bij de hand, zodat we het aan hem geven wanneer ik het zeg.
Op 25 april 2020 is er communicatie tussen [Verdachte] en [Mederverdachte] waarbij gesproken wordt over een op handen zijnde transport. Ook hier is [Mederverdachte] degene die in contact staat met de chauffeur. In deze chat vraagt [Mederverdachte] [Verdachte] om een adres waar vrachtwagens kunnen stoppen. [Verdachte] geeft vervolgens 2 adressen door. [Adres 4] en [Adres 5] . Bovenstaand vormt de onderbouwing voor de hypothese dat het transport van 2 juni ook aan de [Adres 5] of aan de [Adres 4] zal worden opgevangen.
3 juni 2020: Chat [Verdachte] – [Medeverdachte 1] :
[Medeverdachte 1] : Moet ik het geld voor de rit aan de chauffeur geven.
[Verdachte] : Ja, dat gaan jullie daar doen, [Medeverdachte 6] heeft al 3 duizend aan hun gegeven. De rest moeten jullie het aan hun geven.
3 juni 2020:Chat [Verdachte] – [Medeverdachte 1] :
[Medeverdachte 1] : Fuck, ze zijn gepakt. Degene die de vrachtwagens heeft bestuurd is de politie. De zwarten (politie) hebben de vrachtwagens meegenomen en ergens geblokkeerd.
4 juni 2020:Chat [Verdachte] – [Medeverdachte 1] :
[Verdachte] : Moeten we een advocaat regelen?
[Medeverdachte 1] : Het is niet nodig. Het was maar gras hoor.” [5]
- Het proces-verbaal, waarin staat:
“Op 3 juni 2020 werd de navolgende informatie ontvangen: drugs smuggling operation from Spain via Luxembourg to Belgium and/of the Netherlands – Type of Drugs – Cannabis – Amount of Drugs – More than 100 kilos – Mean of transportation – a truck with licence plates [Kenteken 2] (Spanish)
Op 4 juni 2020, omstreeks 05.38 uur werd een hit op het kenteken van de Spaanse vrachtauto geregistreerd bij de grensovergang [Locatie 8] , vanuit Duitsland naar Nederland.
Ik, [Verbalisant 1] , ontving hierover een bericht op 4 juni 2020 te 06:08 uur, waarna ik ging naar de A-76 te [Locatie 3] . Tijdens het aanrijden reed mij de genoemde Spaanse vrachtauto tegemoet op de [Adres 5] . Ik herkende het Spaanse teken [Kenteken 2] . Ik, [Verbalisant 2] , nam samen met [Verbalisant 1] waar dat intussen 3 manspersonen gezamenlijk naast twee vrachtwagens stonden, het hierboven reeds genoemde voertuig en een tweede vrachtwagen voorzien van het Spaanse kenteken [Kenteken 3] welk achter het hierboven genoemde voertuig geparkeerd was. Wij hebben alle drie de personen vervolgens staande gehouden. De identiteit van de 3 mannen bleek: [Medeverdachte 7] , [Medeverdachte 8] en [Medeverdachte 9] .” [6]
- De kennisgeving van inbeslagneming, waarin staat:
“Plaats: [Adres 5] , binnen de gemeente Sittard-Geleen
Datum en tijd: 4 juni 2020 te 07:00 uur
Beslagene [Medeverdachte 8]
Voertuig: Scania trekker met oplegger, kleur wit, Spanje, kenteken [Kenteken 2] (dieplader).” [7]
- Het proces-verbaal van bevindingen, waarin staat:
“Op 4 juni 2020, omstreeks 10.45 uur, vond er een doorzoeking plaats van een trekker- oplegger combinatie welke gestald was op adres [Adres 6] . Bij deze doorzoeking werd een trekker met Spaans kenteken [Kenteken 2] en een oplegger met Spaans kenteken [Kenteken 4] doorzocht. Ik zag dat er in elk van de zwarte sealbags verdovende middelen zaten namelijk hennep. Ik zag dat er in de zwarte zakken vier of vijf doorzichtige zakken zaten gevuld met hennep. Ik zag op de weegschaal dat de inhoud van de doorzichtige zakken bestond uit ca 1 kilogram henneptoppen. Ik hoorde een collega van Forensische Opsporing zeggen dat het totaal aan verdovende middelen uitkwam op 125 kilo hennep.” [8]
- Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, waarin staat:
“Bij [Locatie 9] waren twee Intermediaire Bulk Containers aangetroffen waarin vermoedelijk een hoeveelheid softdrugs verpakt was. Deze twee IBC's werden op 4 juni 2020 overgebracht vanuit [Locatie 9] naar het politiebureau te [Locatie 10] . De twee IBC's werden in een onderzoeksruimte van Forensische Opsporing in het politiebureau [Locatie 10] geplaatst. Na afronding van het onderzoek naar de inhoud van de twee IBC's bleek dat in de twee onderzochte IBC's plantaardig materiaal was aangetroffen met een totaal gewicht van een netto 125 kg en 50 gram dat wij ambtshalve herkenden als droge henneptoppen.
Indicatieve MMC kleurtesten gaven een positieve indicatie voor de aanwezigheid van
cannabis.” [9]
Het transport van 26 april 2020
- Het proces-verbaal van bevindingen, waarin – zakelijk weergegeven – staat:
“Transport 74 kilo.
15 april 2020:Chat [Verdachte] – [Mederverdachte] :
[Verdachte] : Luister even, we hebben bij de eerste loods 26 kilo opgehaald he, [Naam 5] weet dat, Bij die andere hebben we 56 kilo. [Medeverdachte 3] heeft het gras naar jou gebracht,.
[Mederverdachte] : Ik heb de helft van de gras opgehaald, de andere helft heeft [Medeverdachte 3] gebracht.
24 april 2020:Chat [Verdachte] – [Medeverdachte 1] :
[Verdachte] : we hebben net spullen gebracht/overhandigd
[Medeverdachte 1] : Komen ze deze kant op?
[Verdachte] : Ja,
[Medeverdachte 1] : Wanneer komen ze aan
[Verdachte] : We horen het zo wanneer precies, Want hij was even met de vrachtwagen bezig, de pomp moest gemaakt worden
[Verdachte] : Hij komt bij het adres dat je doorgaf.
[Medeverdachte 1] : Hoeveel zijn er?
[Verdachte] : Het zijn in totaal 37 zakjes van 2 kilo, Hij had ze in dozen maar hij haalde ze eruit. Zodra ik weet hoe laat hij komt laat ik je weten.
25 april 2020:Chat [Verdachte] – [Mederverdachte]
[Verdachte] : Morgen is niet goed zegt hij, Kan de vrachtwagen vandaag even bij het adres wachten denk je?
[Mederverdachte] : Ergens een klein straaltje of een opslagplaats waar jullie je gereedschap laten?
[Verdachte] : Ze zijn hun best aan het doen.
[Mederverdachte] : Eerst gaan jullie de spullen weghalen, als hij dan wordt gecontroleerd is het geen probleem. Hij kan gaan waar jij wilt, Als jij maar een goede plek regelt
[Verdachte] : Laat hem gaan waar we hebben gezegd, het is prima daar
[Verdachte] : [Adres 5] , Broer, kan je deze adres aan hem doorgeven. En laat mij weten wanneer hij bij deze adres kan zijn. Laat hem hier in deze straat parkeren, iets verderop is een parkeerplaats voor vrachtwagens.
[Mederverdachte] : Ik heb het hem gestuurd.
[Verdachte] : Het is een super plaats.
25 april 2020:Chat [Naam 6] – [Medeverdachte 1] :
[Naam 6] : Hoeveel heb je
[Medeverdachte 1] : Is nog niet klaar. Rond 70-80 kg
[Naam 6] : Wanneer is die klaar?
[Medeverdachte 1] : Paar uurtjes
[Naam 6] : Ik heb hier iemand die wilt alles in een x wilt pakken. Meteen cash
[Medeverdachte 1] : Ga niet minder als 45
[Naam 6] : Ik moet 20 kilo hebben ik betaal 45. Is voor andere klant.
26 april 2020:Chat [Verdachte] – [Mederverdachte]
: Hij is daar over 30 min
[Verdachte] : Hij is er
[Verdachte] : Spaans kenteken?
[Mederverdachte] : Ja ja
26 april 2020:Chat [Medeverdachte 1] – [Naam 6]
[Medeverdachte 1] : Handel is klar vd
[Naam 6] : Kan ik nu komen
[Medeverdachte 1] : Ja (…) [Adres 7] . Matrial is mooie toch. Ik kan vandag alles weg doen vor 45. Handel is mooie zonder gruis.
26 april 2020:Chat [Medeverdachte 1] – [Naam 7] :
[Medeverdachte 1] : Heb wandag een ret van spane gdan. Gillijk alles weg. Mensen waren vekten boor die matrial.” [10]
Bewijsoverwegingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij betrokken is geweest bij twee drugstransporten van respectievelijk 125,25 en 74 kilogram hennep vanuit Spanje naar Nederland. Voor beide feiten vormen Encrochat-gesprekken het voornaamste bewijs. De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen waarom zij de Encrochat-gegevens bruikbaar acht voor het bewijs.
Ten aanzien van het door de raadsman gevoerde betoog dat de bewezenverklaring van met name feit 1 niet alleen op de chatgesprekken kan worden gebaseerd en dat daarom vrijspraak moet volgen, overweegt de rechtbank als volgt. De Encrochat-berichten vormen “een ander geschrift” als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 5 Sv, hetgeen betekent dat de inhoud daarvan alleen als bewijsmiddel kan dienen als er ook een ander bewijsmiddel is, waaronder begrepen ook overige “andere geschriften”. Aangezien sprake is van vele berichten-wisselingen tussen de verdachte en andere gebruikers van Encrochat, bestaat het bewijs niet uitsluitend uit één ander geschrift maar uit diverse bewijsmiddelen. De inhoud van de Encrochat-berichten staat beschreven in ambtsedig opgemaakte processen-verbaal. De bewezenverklaring berust bovendien niet slechts op de Encrochat-berichten, maar ook op observaties en tapgesprekken zoals die weergegeven zijn in de bewijsmiddelen en die in onderling verband relevant dienen te worden beschouwd. Dit betekent dat de rechtbank het verweer van de verdediging op dit punt verwerpt.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte, overigens zelf van Albanese afkomst en de taal van dat land machtig, de gebruiker van het Encrochat-account ‘ [Verdachte] ’ was. De verdachte heeft ook op geen enkel moment betwist dat hij als
‘ [Verdachte] ’ aan het Encrochat-verkeer heeft deelgenomen, noch heeft hij overigens een alternatieve uitleg voor de voornoemde gesprekken, waarnemingen en bevindingen gegeven. Mede gelet daarop is de enkele opmerking van de raadsman, inhoudende dat de verdachte mogelijk
niet altijdde gebruiker van dit Encrochat-account is geweest, bepaald onvoldoende om die mogelijkheid bij de beoordeling van de feiten te betrekken. De rechtbank neemt dan ook als vaststaand aan dat alle gesprekken van ‘ [Verdachte] ’ door de verdachte zijn gevoerd. En deze gesprekken kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden begrepen dan dat zij betrekking hebben op de invoer van hennep vanuit Spanje naar Nederland, waarbij het de rechtbank ambtshalve bekend is dat met ‘gras’ hennep wordt bedoeld. Van belang is voorts dat de gesprekken over een van de transporten van ‘gras’ vanuit Spanje, volledige bevestiging vinden in de bevindingen omtrent het door de politie op 4 juni 2020 in [Locatie 3] onderschepte transport van hennep. Het transport van 26 april 2020 is weliswaar niet onderschept, maar uit de communicatie volgt glashelder dat dit ook heeft plaatsgevonden, en wel met succes, omdat [Medeverdachte 1] nog dezelfde dag weet te melden dat ‘alles weg’ was. De rechtbank acht kortom beide tenlastegelegde transporten wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan door de verdediging geopperd, volgt uit de bewijsmiddelen verder onmiskenbaar dat de verdachte een spilfunctie bij beide transporten heeft gehad, zodat vast staat dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met [Medeverdachte 1] en andere aan het transport te linken personen. De rechtbank acht daarmee, ook gelet op de hoeveelheid communicatie in korte tijd, tevens het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
t.a.v. feit 1:
op 26 april 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 74 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
t.a.v. feit 2:
op 4 juni 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 125,25 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. de feiten 1 en 2:
telkens: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte niet een dermate lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, mede gelet op uitspraken in andere zaken waarin het ging om de invoer van softdrugs. Bovendien heeft de verdachte zijn leven op orde in België en heeft hij zich al ruim twee jaren aan de schorsingsvoorwaarden, waaronder de tweewekelijkse meldplicht, gehouden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is als medepleger betrokken geweest bij de invoer van in totaal ongeveer 200 kilogram hennep vanuit Spanje naar Nederland. Het ging hierbij om twee drugstransporten die aan het licht zijn gekomen nadat versleutelde Encrochat-berichtgeving was gekraakt. Het is de politie gelukt om het tweede transport te onderscheppen, waardoor werd voorkomen dat ruim 125 kilogram hennep in Nederland of elders ter wereld op de markt zou worden gebracht. Gelet op de grote financiële belangen bij de internationale handel in grote partijen softdrugs, de daarmee veelal gepaard gaande (vermogens)criminaliteit en de schadelijkheid van het gebruik van hennep voor de volksgezondheid, dient deze handel krachtig te worden bestreden. Enkel een vrijheidsstraf vormt op het gedrag van de verdachte een passende reactie.
Dat de handel in drugs voor de verdachte en zijn mededaders bijzonder lucratief was, volgt niet alleen uit het algemene gegeven dat met de grootschalige handel in drugs aanzienlijke financiële winsten worden behaald, maar dit volgt ook uit de onderschepte berichten. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij bij de transporten een spilfunctie heeft gehad. Hij vormde blijkens het dossier een onmisbare schakel tussen (de activiteiten in) Spanje en Nederland en was hiermee, gelet op de hoeveelheid berichten die in korte tijd verstuurd zijn, ook erg druk. De verdachte heeft aldus kennelijk slechts heeft gekeken naar zijn eigen financieel gewin, zonder oog te hebben voor voornoemde (maatschappelijke) gevolgen van zijn handelen.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank er ook rekening mee gehouden dat de verdachte op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel in de drugstransporten.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend. In beginsel, omdat de rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden is overschreden, en wel met ruim een half jaar. Daarmee houdt de rechtbank ten voordele van de verdachte rekening mee: zij zal daarom op de in beginsel passende straf vier maanden in mindering brengen, zodat een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden resteert.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 2 tot een gevangenisstraf van 38 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. C.J.M. Brands en
mr. K. Mestrom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2023.
Buiten staat
mr. Brands en mr. Mestrom zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
t.a.v. feit 1:
hij, op of omstreeks 26 april 2020 in de gemeente Sittard-Geleen,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten
ongeveer 74 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
t.a.v. feit 2:
hij, op of omstreeks 4 juni 2020 in de gemeente Sittard-Geleen,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 125,25 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

2.Aldus recent nog bevestigd door de Hoge Raad in zijn prejudiciële beslissingen (ECLI:NL:HR:2023:913).
3.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie team opsporing (LB), onderzoeknummer [Nummer 1] , onderzoek [Nummer 2] , gesloten op 15 maart 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 798.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 321-339.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 120-140.
6.Het proces-verbaal aanhouding verdachte [Medeverdachte 8] , pagina 173-175 van het dossier van politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche (LB), afdeling generiek opsporing (LB), team opsporing (LB) met proces-verbaalnummer [Nummer 3] .
7.De kennisgeving van inbeslagname, pagina 51 van het dossier van politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche (LB), afdeling generieke opsporing (LB), team opsporing (LB) met registratienummer [Nummer 4] .
8.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 676.
9.Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, pagina 454-459 van het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche (LB), afdeling specialistische ondersteuning (LB), team forensische opsporing (LB) met proces-verbaalnummer [Nummer 5] .
10.Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 141-156.