Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
producties 1 t/m 3
2.De feiten
31 augustus 2021 (hierna: het arrest) [3] heeft het gerechtshof geoordeeld dat vier leveringen besmet waren. De koopovereenkomsten die betrekking hebben op die vier leveringen heeft het gerechtshof, na gedeeltelijke vernietiging van het vonnis, in reconventie ontbonden. Van twee leveringen, waaronder de levering van augustus 2016, is volgens het gerechtshof niet gebleken dat deze besmet waren. Voor die twee leveringen bestaat een betalingsverplichting voor [eiseres] waaraan [eiseres] nog niet volledig voldaan had. Het gerechtshof heeft vervolgens het vonnis vernietigd ten aanzien van deze twee leveringen en in conventie [eiseres] veroordeeld tot betaling van € 42.930,21 (waaronder factuur 20160643) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 26 november 2019 tot de dag van algehele voldoening. In reconventie is verder, voor zover van belang, de vordering tot het op straffe van verbeurte van een dwangsom terughalen en afvoeren van onder meer de levering van augustus 2016 afgewezen.
[gedaagde] van mening dat het gerechtshof ten onrechte geoordeeld heeft dat [gedaagde] geen dienstverrichter is in de zin van artikel 6:230a BW. De uitkomst van deze klacht is relevant voor het antwoord op de vraag of [gedaagde] op juiste wijze haar algemene voorwaarden bekend heeft gemaakt. De tweede klacht van [gedaagde] hangt daarmee samen en is gericht tegen de overweging van het gerechtshof waarin het beroep van [gedaagde] op haar algemene voorwaarden is afgewezen. [gedaagde] betoogt dat haar beroep op de algemene voorwaarden gehonoreerd moet worden omdat zij deze overeenkomstig artikel 6:230c sub 3 BW aan [eiseres] verstrekt heeft door op haar facturen te verwijzen naar haar website www.vanleendert.nl waarop de algemene voorwaarden te vinden zijn. Zij kan dan ook een beroep doen op het klachtplichtbeding in die algemene voorwaarden, aldus [gedaagde] . De derde klacht houdt in dat het gerechtshof slechts wettelijke handelsrente heeft toegewezen vanaf 26 november 2019, terwijl zij ook wettelijke handelsrente gevorderd heeft berekend tot en met 25 november 2019.
3.Het geschil
[gedaagde] veroordeelt:
4.De beoordeling
een leverings- of nakomingsverplichting rust.
dat na verwijzing [eiseres] mogelijk forse nabetalingen aan haar zal moeten doen. In verband daarmee doet [gedaagde] in deze zaak uiterst subsidiair een beroep op opschorting zodat later tot verrekening kan worden overgegaan met het bedrag dat zij verschuldigd is aan [eiseres] .
het vlees niet levert binnen veertien dagen na het vonnis, zal zij dit bedrag moeten betalen aan [eiseres] . De wettelijke rente die gevorderd wordt over de schadevergoeding zal, gelet op de termijn van veertien dagen die gesteld is in de sommatiebrief van 6 september 2021 [11] worden toegewezen vanaf 20 september 2021 tot de dag van algehele voldoening.
- kosten exploot € 98,52
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).
[gedaagde] is uitgeoefend om de levering van augustus 2016 op te halen door betekening van het vonnis door [eiseres] aan [gedaagde] , gelet op de latere vernietiging van het vonnis door het gerechtshof, onrechtmatig was. Gelet hierop is de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar.
€ 30.005,96 geleden heeft, wijst de rechtbank deze vordering af.
5.De beslissing
19 april 2023.