Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[eiseres sub 1] ,
2.
BEVERAGES HOLDING B.V.,
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
[eiseressen] [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen hierna samen in mannelijk enkelvoud worden genoemd: [gedaagden]
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
[eiseressen] stelt ter staving van deze grondslagen dat [gedaagde sub 1] belang had bij het tot stand komen van de twee overeenkomsten tussen [eiseressen] en RV Infra. [gedaagde sub 1] heeft via die overeenkomsten namelijk een ‘u-bocht’ constructie gerealiseerd, die erop neerkwam dat [gedaagde sub 1] , via door RV Infra in haar overeenkomsten met [eiseressen] opgevoerde posten, in totaal € 64.958,85 inclusief BTW betaald zou krijgen. Voor de overeenkomst ‘ [adres 1] gebiedsontwikkeling’ gaat het om de post ‘directievoering en toezicht’ (productie 26 bij dagvaarding) en voor de overeenkomst ‘Infra gebiedsontwikkeling’ om de post ‘werkvoorbereiding/begeleiding/etc.’ (productie 29 bij dagvaarding). Het genoemde totaalbedrag was [eiseressen] niet verschuldigd aan RV Infra wegens aan deze laatste opgedragen werkzaamheden en evenmin aan [gedaagde sub 1] , omdat zij daarvoor ook geen opdracht had verleend aan [gedaagde sub 1] . Voor het genoemde totaalbedrag heeft [gedaagde sub 1] ook geen concrete werkzaamheden verricht, althans geen werkzaamheden die niet al onderdeel uitmaakten van de vier wél verleende en afgewikkelde opdrachten.
Voor wat betreft de gestelde vijfde opdracht heeft [eiseressen] aangevoerd dat zij de offerte van 10 december 2019 weliswaar heeft ontvangen, maar deze niet heeft geaccordeerd. [eiseressen] geeft aan dat zij aan [gedaagde sub 1] heeft medegedeeld in de bespreking op 23 december 2019 waarom zij die opdracht niet verleende: voor de realisatie van het terras waren al de benodigde werkzaamheden verricht in het kader van de vier eerder verleende opdrachten, met name in de vorm van tekeningen van Knapp architecten (productie 34 van [eiseressen] ). Er waren op dat moment, toen de projecten al ver klaar waren, helemaal geen nieuwe werkzaamheden door [gedaagde sub 1] meer noodzakelijk, aldus [eiseressen]
heeft bovendien aangegeven dat in het gesprek op 23 december 2019 de vierde opdracht wel is gesloten door ondertekening van de offerte (productie 9 bij dagvaarding). De offerte van de gestelde vijfde opdracht is door [eiseressen] echter niet getekend. [gedaagde sub 1] heeft, desgevraagd op de mondelinge behandeling, niet kunnen verklaren waarom de offerte voor de vierde opdracht wel en de offerte voor de vijfde opdracht niet is getekend, en beide opdrachten niettemin als verleend moeten worden beschouwd.
[gedaagde sub 1] is een kleine onderneming die (voor een groot deel) draait op persoonlijke werkzaamheden door [gedaagde sub 2] . In feitelijk opzicht was in ieder geval voor de projecten rondom het brouwerijcomplex [gedaagde sub 2] gelijk te stellen met [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 2] is ook degene geweest die, exclusief, persoonlijk de contacten met RV Infra en [eiseressen] had. Door met name de contacten met RV Infra heeft [gedaagde sub 2] niet alleen tot tweemaal toe voor een groot bedrag de ‘u-bocht’ betalingsconstructie ten behoeve van [gedaagde sub 1] gerealiseerd, maar hij heeft die constructie ook actief geprobeerd verborgen te houden voor [eiseressen] Daartoe is voor de rechtbank relevant dat [gedaagde sub 2] heeft erkend dat hij voor wat betreft de post ‘Directievoering en toezicht’ (productie 26 bij dagvaarding) uit de overeenkomst ‘ [adres 1] gebiedsontwikkeling’ RV infra persoonlijk heeft verzocht om de verwijzing naar [gedaagde sub 1] uit de postomschrijving te halen. [gedaagde sub 2] kon daar desgevraagd op de mondelinge behandeling geen verklaring voor geven. Voor wat betreft de post ‘Werkvoorbereiding/begeleiding/etc.’ (productie 29 bij dagvaarding) uit de overeenkomst ‘Infra gebiedsontwikkeling’ heeft [gedaagde sub 2] op de mondelinge behandeling bevestigd dat hij een document genaamd offertevergelijk heeft opgesteld aan de hand waarvan door RV infra is gefactureerd. Uit dat document blijkt dat over de door [gedaagde sub 1] ontvangen betaling aan [eiseressen] nog 3% algemene kosten en 3% winst en risico ten behoeve van RV Infra is berekend. [gedaagde sub 2] heeft het er zodoende door zijn eigen handelen toe geleid dat de aanneemsom die door [eiseressen] aan RV Infra werd betaald, meer dan al het geval was door de tekortkoming van [gedaagde sub 1] , kunstmatig en onterecht is verhoogd.
5.De beslissing
- het bedrag van € 18.550,00, met ingang van 5 augustus 2020,
- het bedrag van € 10.345,50, met ingang van 19 augustus 2020,
telkens tot de dag van volledige betaling,