ECLI:NL:RBLIM:2023:2141

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
9208157 EL 21-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomsten: aansprakelijkheid van Dexia voor handelen van tussenpersoon zonder vergunning

In deze zaak vorderden [eisers gezamenlijk] een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door hen als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon, Spaar Select, niet beschikte over de benodigde vergunning en hen persoonlijk had geadviseerd. De rechtbank Limburg oordeelde dat Dexia aansprakelijk is voor de schade die [eisers gezamenlijk] heeft geleden door de effectenleaseovereenkomsten, waarbij Dexia werd veroordeeld tot betaling van de door hen betaalde inleg en het niet vergoede gedeelte van de restschuld, rekening houdend met genoten voordelen. De rechtbank stelde vast dat Dexia haar zorgplicht had geschonden en dat er voldoende causaal verband was tussen de schade en de onrechtmatige daad van Dexia. De vordering van Dexia in reconventie werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aanbieders van financiële producten en de noodzaak voor hen om te verifiëren of tussenpersonen over de juiste vergunningen beschikken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9208157 EL 21-21
vonnis van de kantonrechter van 23 februari 2023
in de zaak van
[eiser sub 1] ,
en
[eiser sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces.
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.,
Partijen worden hierna [eisers gezamenlijk] (enkelvoud) en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 april 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
  • de akte wijziging van Dexia, met een productie,
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
  • de rolmededeling van 16 juni 2022;
  • de akte van 15 december 2022, met producties;
  • de antwoordakte van 26 januari 2023.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eisers gezamenlijk] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend waarop [eiser sub 1] danwel [eisers gezamenlijk] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer 1]
26-02-1999
Direct Rendement Effect
180 mnd
€ 44.708,49
II.
[contractnummer 2]
27-03-2000
Overwaarde Effect
240 mnd
€ 163.296,00
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
28-12-2004
- € 5.430,19
Ja
II
28-12-2004
- € 13.726,38
Ja
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eisers gezamenlijk] op grond van de leaseovereenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 43.941,10 aan maandtermijnen en een bedrag van € 19.156,57 wegens restschuld aan Dexia betaald.
heeft € 9.982,40 aan dividenden ontvangen. Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 17.380,70 aan [eisers gezamenlijk] uitgekeerd, zijnde tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.5.
De gemachtigde van [eisers gezamenlijk] , Leaseproces, heeft bij brief van 1 december 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
2.6.
[eisers gezamenlijk] heeft door middel van een zogenaamde ‘opt-out verklaring’ aangegeven niet gebonden te willen zijn aan de door het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2007 algemeen verbindend verklaarde Duisenberg-regeling.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eisers gezamenlijk] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1.
voorwaardelijk, voor zover Dexia de aanvraagformulieren en de getekende overeenkomsten niet uit eigen beweging in het geding brengt, haar ex artikel 843a Rv zal veroordelen afschrift daarvan te verstrekken,
2. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers gezamenlijk] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eisers gezamenlijk] van al datgene dat [eisers gezamenlijk] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
5. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eisers gezamenlijk] , met rente,
6. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2. Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten met nummers [contractnummer 1] en [contractnummer 2] niets meer aan [eisers gezamenlijk] verschuldigd is,
4. [eisers gezamenlijk] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eisers gezamenlijk]

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eisers gezamenlijk] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eisers gezamenlijk] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eisers gezamenlijk] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersonen Spaar- en Kredietcentrale en Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat deze tussenpersonen niet beschikten over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eisers gezamenlijk] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eisers gezamenlijk] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eisers gezamenlijk] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eisers gezamenlijk] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eisers gezamenlijk] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eisers gezamenlijk] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
In 1999 bevond [eisers gezamenlijk] zich in de situatie dat hij een grote gezinsauto nodig had om zijn gezin te vervoeren. De aanschaf van deze soort auto's was echter duur en dat geld had [eisers gezamenlijk] niet zomaar beschikbaar. Via via is hij toen in aanraking gekomen met de Spaar- en Kredietcentrale. Zij konden hem een lening geven voor een auto bij Vola en adviseerden hem om daarnaast een effectenlease constructie overeenkomst af te sluiten genaamd "Direct Rendement". Met de rendementen uit dit product zou hij in 5 jaar zijn lening kunnen aflossen. [eisers gezamenlijk] heeft hiermee ingestemd en heeft de overeenkomst afgesloten.
In 2000 is [eisers gezamenlijk] telefonisch benaderd door een medewerker van Spaar Select. Deze bood hem aan om een medewerker te laten langskomen voor een vrijblijvend financieel adviesgesprek. [eisers gezamenlijk] heeft hiermee ingestemd. Er hebben meerdere huisbezoeken plaatsgevonden door adviseur [naam adviseur] (hierna: 'adviseur').
Tijdens deze huisbezoeken zijn de financiële situatie en de doelstellingen van [eisers gezamenlijk] besproken. [eisers gezamenlijk] vertelde dat hij graag wilde sparen voor de toekomst van zijn vijf kinderen. Zij zouden mogelijk gaan studeren, maar daarvoor zou tegen die tijd dan wel geld beschikbaar moeten zijn. Ook heeft [eisers gezamenlijk] uitgebreid inzicht gegeven in zijn inkomen, hypotheek, spaargeld, en zijn vaste lasten. De adviseur heeft van dit alles aantekeningen gemaakt. Hij vertelde dat hij op basis van al deze informatie een persoonlijk plan voor [eisers gezamenlijk] op zou gaan stellen. Er is afgesproken dat de adviseur later terug zou komen om zijn plan te presenteren.
Tijdens een latere bijeenkomst heeft de adviseur zijn plan gepresenteerd. De adviseur vertelde dat [eisers gezamenlijk] overwaarde op zijn huis had. Met deze waarde gebeurde niets en dit was daarom 'dood geld'. Dat kon echter ook worden aangewend om [eisers gezamenlijk] 's vermogen 'op een veilige manier te laten groeien'. Door zijn overwaarde te benutten zou [eisers gezamenlijk] NLG 121.000,- ter beschikking krijgen. NLG 45.000,- hiervan zou worden aangewend om zijn volgens de adviseur veel te dure lening bij Vola voor de gezinsauto af te lossen. NLG 72.000,- zou worden aangewend als inleg in een Overwaarde Effect aandelenpakket bij Bank Labouchere. De dividenden uit dit aandelenpakket zouden gedurende de looptijd de maandelijkse kosten van de hypotheekverhoging dekken, waardoor het [eisers gezamenlijk] netto niets zou kosten. Tot slot zouden met de overige NLG 4.000,- de kosten voor de nieuwe hypotheek kunnen worden betaald. Na 5 jaar zou [eisers gezamenlijk] het Overwaarde Effect kunnen beëindigen. Door de reële stijging van 12,5% zou [eisers gezamenlijk] de gehele nieuwe hypotheek weer kunnen aflossen.
De adviseur heeft [eisers gezamenlijk] niet geïnformeerd over de specifieke risico's van dit product. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor een lening (de effectenleasecontracten) werden betaald, dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan, en dat er bovendien een restschuld kon ontstaan uit hoofde van het effectenleasecontract.
[eisers gezamenlijk] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De adviseur heeft de aanvraag in orde gemaakt. Later heeft [eisers gezamenlijk] de overeenkomst ondertekend en retour gestuurd. Het opvolgen van het advies heeft voor [eisers gezamenlijk] desastreus uitgepakt. In plaats van het voorgespiegelde vermogen dat zou worden opgebouwd, is [eisers gezamenlijk] de betaalde inleg kwijtgeraakt. Daarnaast is er uit hoofde van de effectenleaseproducten een restschuld ontstaan vanwege tussentijdse beëindiging toen uitkwam dat een en ander niet het rendement opleverde dat was beloofd. [eisers gezamenlijk] heeft de ontstane restschulden betaald.
4.9.
[eisers gezamenlijk] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst van 1 maart 1999 met contractnummer [contractnummer 1] , voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer 1],
- een kopie van de overeenkomst van 28 maart 2000 met contractnummer [contractnummer 2] , voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer 2]en van een stempel met het logo van Spaar Select en de naam van de adviseur [naam adviseur] ,
- een kopie van een aanvraagformulier aandelenlease van 8 maart 2000, voor [eisers gezamenlijk] ingevuld door de adviseur van Spaar Select, [naam adviseur] , en voorzien van diens [adviseursnummer 3] ,
- een Persoonlijk Financieel Plan, door [naam adviseur] van Spaar Select op 13 maart 2000 opgesteld voor [eisers gezamenlijk] ,
- een hypotheekofferte van de Postbank van 4 april 2000 voor een tweede hypothecaire lening van NLG 120.000,-, en een rekeningoverzicht van 4 juli 2003 waaruit blijkt van de afgesloten tweede hypotheek,
- een uittreksel uit de Kamer van Koophandel waaruit blijkt van de activiteiten van De Spaar- & Kredietcentrale als bemiddelaar in leningen, financieringen en hypotheken tussen 1996 en 2005.
4.10.
Met deze stukken heeft [eisers gezamenlijk] ten aanzien van de overeenkomst met nummer [contractnummer 1] (Direct Rendement Effect) onvoldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eisers gezamenlijk] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. [eisers gezamenlijk] stelt wel dat hij is geadviseerd maar geeft daar onvoldoende onderbouwing voor, terwijl Dexia de advisering betwist.
heeft met betrekking tot de overeenkomst met nummer [contractnummer 2] (Overwaarde Effect) de bedoelde onderbouwing wel genoegzaam gegeven, met name omdat uit de inhoud van het Persoonlijk Financieel Plan de gepersonaliseerde aanbeveling volgt.
Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eisers gezamenlijk] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon Spaar Selct sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.11.
[eisers gezamenlijk] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat deze tussenpersoon een op de persoon van [eisers gezamenlijk] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen zoals Spaar Select op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [eisers gezamenlijk] genoegzaam heeft aangetoond dat Spaar Select zich kenbaar profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van Spaar Select aan [eisers gezamenlijk] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [eisers gezamenlijk] , actief navraag te doen bij de desbetreffende tussenpersoon of de klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eisers gezamenlijk] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eisers gezamenlijk] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eisers gezamenlijk] de overeenkomst met nummer [contractnummer 2] is aangegaan, heeft zij jegens [eisers gezamenlijk] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eisers gezamenlijk] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eisers gezamenlijk] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eisers gezamenlijk]4.14. De door [eisers gezamenlijk] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst met nummer [contractnummer 2] onrechtmatig jegens [eisers gezamenlijk] heeft gehandeld door [eisers gezamenlijk] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers gezamenlijk] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers gezamenlijk] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eisers gezamenlijk] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. De hypotheekschade komt niet voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eisers gezamenlijk] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). De wettelijke rente wordt, als onvoldoende bestreden, toegewezen over het bedrag aan schadevergoeding voor zover deze nog door Dexia verschuldigd is. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eisers gezamenlijk] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de voorwaardelijke vordering
4.17.
[eisers gezamenlijk] vordert (voorwaardelijk, voor zover Dexia deze stukken niet uit eigen beweging in het geding brengt) Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [eisers gezamenlijk] een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier en de ondertekende overeenkomst behorende bij de overeenkomsten. Dexia heeft hieraan bij haar conclusie van antwoord voldaan, behoudens ten aanzien van het aanvraagformulier van overeenkomst [contractnummer 2] . Omdat [eisers gezamenlijk] in zijn vorderingen betreffende deze overeenkomst in het gelijk wordt gesteld, heeft hij geen belang meer bij de inbreng van het aanvraagformulier door Dexia, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
reconventionele vordering Dexia
4.18.
Gelet op de beoordeling in conventie wordt de vordering van Dexia ten aanzien van overeenkomst [contractnummer 1] toegewezen en ten aanzien van overeenkomst [contractnummer 2] afgewezen.
proceskosten
4.19.
Nu beide partijen over en weer op onderdelen in het (on)gelijk worden gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eisers gezamenlijk] heeft gehandeld door bij de overeenkomst met nummer [contractnummer 2] (Overwaarde Effect) [eisers gezamenlijk] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eisers gezamenlijk] niet alleen als klant aanbracht maar [eisers gezamenlijk] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eisers gezamenlijk] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.4.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eisers gezamenlijk] gesloten overeenkomst met nummer [contractnummer 1] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eisers gezamenlijk] verschuldigd is,
5.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M. van Walraven, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: JK
coll: ML