4.4.Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat eiseres haar hoofdverblijf in de gemeente Roermond had en dat het, omdat het om een aanvraag gaat, aan eiseres is om daarover duidelijkheid te verschaffen. Volgens verweerder blijkt uit het dossieronderzoek, de bankafschriften, het reisoverzicht en de retourzending van de post (de brief van 15 juli 2020) dat het centrum van het maatschappelijk leven van eiseres ten tijde van de aanvraag niet in de gemeente Roermond lag. Eiseres pinde nauwelijks in [woonplaats] en in de periode van 14 april 2020 tot 17 juni 2020 zelfs geen enkele keer. Zij reist in de periode van 15 juni 2020 tot en met 18 juli 2020 nooit vanuit of naar [woonplaats] met de trein, zij werkt in Venlo, gaat naar de kapper, de apotheek en het ziekenhuis in Venlo. Eiseres heeft verklaard dat zij vaak bij haar familie in Venlo verblijft en daar ook mee-eet tijdens de dagen dat zij het moeilijk heeft. Dit verklaart dat zij veel minder geld uitgeeft aan boodschappen dan gebruikelijk is voor een eenpersoonshuishouden volgens het Nibud. Bovendien vinden die uitgaven hoofdzakelijk in Venlo plaats. De enkele stelling van eiseres dat zij wel in [woonplaats] slaapt, blijkt volgens verweerder nergens uit en is niet voldoende om aan te nemen dat zij daadwerkelijk in [woonplaats] woont. Bovendien is deze verklaring niet verenigbaar met de verklaring van eiseres dat, als zij bij haar familie verblijft in Venlo, zij op de zware dagen niet naar buiten gaat en haar familieleden de boodschappen voor haar halen.
5. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij wel degelijk haar woonplaats in de gemeente Roermond heeft; zij overnacht nagenoeg iedere dag in haar woning in [woonplaats] . Zij heeft een ernstig posttraumatisch stress syndroom en kan en mag gedurende haar therapie niet alleen zijn. Zij bezoekt dan haar familieleden, meestal in Venlo, en keert nagenoeg iedere dag terug naar haar woning in [woonplaats] . Daar ontvangt zij ook haar post en heeft zij haar kleding en verzorgingsproducten. Ter zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat zij haar woning niet heeft prijsgegeven, zij haar woonplaats niet heeft verplaatst en haar woonplaats feitelijk niet heeft verlaten. Eiseres heeft gewezen op twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)waaruit volgens eiseres blijkt dat verweerder onderzoek had moeten doen naar de woning van eiseres omdat eiseres daar stond ingeschreven. Verweerder heeft dat onderzoek niet gedaan.
6. Verweerder heeft in het verweerschrift nog gewezen op een rapport in het kader van een andere aanvraag van eiseres voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand (gedingstuk 30, verder te noemen het rapport ‘bijzondere bijstand kosten eigen bijdrage rechtsbijstand’) en naar een verslag van een gesprek met eiseres op 18 juni 2021 waaruit volgens verweerder blijkt dat eiseres niet haar hoofdverblijf in Roermond heeft.
7. Eiseres heeft ter zitting naar voren gebracht dat aan dat rapport geen betekenis dient toe te komen omdat verweerder de bevindingen uit dat onderzoek niet heeft gebruikt bij het bestreden besluit en daarin ook niet wordt verwezen naar dat het huisbezoek. Volgens eiseres hoeft de rechtbank, die ex tunc beoordeelt, bij zijn uitspraak geen rekening te houden met de verwijzingen van verweerder naar het gesprek en het huisbezoek van 18 juni 2021. Verder heeft eiseres naar voren gebracht dat zij op 18 juni 2021 heeft verklaard over de leefsituatie die ongeveer anderhalve week voor het gesprek aan de orde was en niet over de leefsituatie over de periode 1 juli 2020 tot 1 juli 2021.
8. De rechtbank stelt voorop dat de te beoordelen periode in deze zaak is: 1 juni 2020 tot en met de datum van het primaire besluit, 2 februari 2021. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of aannemelijk is dat eiseres in die periode haar hoofdverblijf in de gemeente Roermond had.