3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 2
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit ten laste gelegde feit, in de primaire variant, ter terechtzitting van 16 november 2022 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens haar voor dit feit geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het feit, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, wettig en overtuigend bewezen, op grond van:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 13 januari 2020, p. 45-46 van de doornummering;
- het proces-verbaal van bevindingen doorzoeken voortuigen plaats delict d.d. 20 januari 2020, p. 43 van de doornummering;
- lijst van inbeslaggenomen goederen, p. 51-52 van de doornummering.
Feiten 1, 3, 4 en 5
Op 12 januari 2020 is de woning van de verdachte en de medeverdachte aan [adres 2] , doorzocht.Bij deze doorzoeking werden in de woning onder meer harddrugs aangetroffen. In de kleine slaapkamer lag amfetamine en MDMA. In de diepvries in de garage lag amfetamine. Deze harddrugs zijn onderzocht. Uit dit onderzoek volgt dat:
- op een dienblad in de slaapkamer 279,77 gram amfetamine in een pot met deksel werd aangetroffen;
- op een dienblad in de slaapkamer zeven pillen MDMA werden aangetroffen;
- in de diepvries in de garage een zak met 840 gram amfetamine werd aangetroffen;
- in de diepvries in de garage een pot met 532 gram amfetamine werd aangetroffen.
Verder zijn bij de doorzoeking wapens en munitie aangetroffen, te weten op de tafel in de woonkamer en in de kleine slaapkamer op de grond. Het wapen en de munitie op de tafel in de woonkamer zaten in doosjes. De wapens en munitie zijn in beslag genomen en onderzocht. Uit onderzoek volgt dat het ging om:
- op de tafel in de woonkamer een semi-automatisch gaspistool, merk Zoraki, in het kaliber 9 millimeter P.A.K. Dit betreft een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 Categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie;
- op de tafel in de woonkamer 25 knalpatronen in het kaliber 9 millimeter. Dit betreft munitie in de zin van artikel 1 lid 4 Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 2,
categorie III van de Wet wapens en munitie;
- in de ladekast in de woonkamer een spuitbus pepperspray. Dit betreft een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II sub 6 Wet Wapens en Munitie;
- in de woonkamer een slugpatroon in het kaliber 12 ga. Dit betreft munitie in de zin van artikel 1 lid 4 Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie;
- op de tafel in de woonkamer 62 kogelpatronen en één kogelpatroon in een sieradendoos onder het bureau. Het gaat om patronen van verschillend kaliber. De patronen betreffen allemaal munitie in de zin van artikel 1 lid 4 Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie;
- in een doos in de kleine slaapkamer vijf knalpatronen en 576 kogelpatronen, waarvan 144 voorzien van hollowpoints. Het gaat om patronen van verschillend kaliber. De kogelpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1 lid 4 Wet wapens en munitie, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. De hollowpoints zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie II sub 4 van de Wet wapens en munitie;
- op de grond in de kleine slaapkamer een semi-automatisch enkelloops kogelgeweer, merk Anschutz, model 520. Het betreft een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 Categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie;
- in een doos op de grond in de kleine slaapkamer een semi-automatisch pistool van het merk Mauser. Het betreft een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 Categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
In de inpandige garage van de woning werd een imitatiegeweer aangetroffen. Blijkens onderzoek heeft het wapen qua vorm en afmeting een sprekende gelijkenis met een vuurwapen van het merk Mauser, type K98. Dit voorwerp is voor bedreiging of afdreiging geschikt. Het betreft een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie.
Bij de doorzoeking werd voorts illegaal vuurwerk aangetroffen.Zo stonden in de woonkamer meerdere vuurpijlen. Op de eetkamertafel in de woonkamer lagen verpakte Cobra 6’s. In de inpandige garage werden Shells (mortierbommen), Bangers (knalvuurwerk), lawinepijlen en een romeinse kaars aangetroffen. Dit vuurwerk is onderzocht.Uit dit onderzoek volgt dat werd aangetroffen:
- 30 Shells;
- 7 vuurpijlen (signaalraketten en lawinepijlen);
- 56 Bangers (knalvuurwerk met meer dan 6 gram NEM of knalvuurwerk zonder opschriften en langer dan 55 mm);
- één romeinse kaars (> 35 mm inwendige diameter).
In een door [verbalisant] opgesteld aanvullend proces-verbaal werd gerelateerd dat al het vuurwerk en alle munitieartikelen die tijdens de doorzoeking van de woning werden gevonden, in het zicht lagen.
De verdachte heeft op 11 januari 2020 tegenover de politie de volgende verklaring afgelegd:
“Mijn vriend was met vuurwerk aan het knutselen in de garage. Hij is een echte vuurwerkliefhebber. Er liggen op de tafel in de woonkamer enkele lawinepijlen en nog wat vuurwerk in de garage. Mijn vriend heeft vaker mortierbommen en cobra's die hij dan afsteekt en mee knutselt.”
Op 12 januari 2020 heeft de verdachte over het incident op 11 januari 2020 tegenover de politie de volgende verklaring afgelegd:
“Ik was omstreeks 18:30 uur in de woning. Mijn zoontje [naam 1] zat in de woonkamer. Mijn vriend [naam 2] en een vriend genaamd [naam 3] waren ook aanwezig. [naam 2] was in de garage. Ik liep naar de garage om [naam 2] te vragen of hij naar de frituur kon gaan. Toen ik de deur van de garage openmaakte hoorde ik een zeer harde knal en zag een enorme lichtflits.” Voorts heeft zij verklaard dat zij sinds mei 2019 samen met de medeverdachte woonachtig was in de woning aan [adres 2] .
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij wist dat er in de woning en de auto hennep en hasjiesj aanwezig waren. Ook heeft zij verklaard dat zij een vermoeden had dat de medeverdachte speed gebruikte.
Bewijsoverweging
Voor een bewezenverklaring van ‘aanwezig hebben’ dan wel ‘voorhanden hebben’ van voorwerpen is vereist dat de dader niet alleen wetenschap heeft van, maar ook de beschikkingsmacht heeft over de voorwerpen, in die zin dat deze voorwerpen zich in zijn of haar machtssfeer bevinden. Voor de betekenis van het bestanddeel ‘voorhanden hebben’ in de zin van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit zoekt de rechtbank aansluiting bij de uitleg die aan dit bestanddeel wordt gegeven in het kader van de Wet wapens en munitie.
Het is vaste jurisprudentie dat de bewoner van een woning geacht mag worden weet te hebben van (en dus opzet te hebben op) al hetgeen zich in de woning bevindt, tenzij er feiten en omstandigheden aan te wijzen zijn die dit anders zouden moeten maken. Die feiten en omstandigheden zijn hier niet aannemelijk geworden.
De verdachte woonde sinds ongeveer 8 maanden samen met de medeverdachte in de woning aan [adres 2] , toen daar op 11 januari 2020 het in de tenlastelegging genoemde vuurwerk, de softdrugs, de harddrugs, de wapens en munitie werden aangetroffen. Het meeste daarvan lag blijkens het proces-verbaal van doorzoeking en de verklaring van [verbalisant] zichtbaar in de woning. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanwezigheid van deze voorwerpen in de woning.
Nu het de gemeenschappelijke woning betrof, en niet blijkt dat er ruimten waren waar zij geen toegang toe had, komt de rechtbank tot het oordeel dat alle in de tenlastelegging genoemde voorwerpen zich in haar machtssfeer bevonden, en dat zij zich bewust was van hun aanwezigheid in de woning en de auto.
Aan de door de verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting, inhoudende dat zij niet in de kleine slaapkamer en in de garage kwam en daarom niets wist van de drugs, het vuurwerk en de wapens die daar lagen, hecht de rechtbank geen geloof. De verdachte heeft over het incident op 11 januari 2020 immers zelf verklaard dat zij onderweg van de woonkamer naar de garage was, om de medeverdachte - die in de garage was - een vraag te stellen. Toen zij de deur van de garage opende, vond de ontploffing plaats. Reeds uit deze verklaring volgt dat de verdachte wèl in de garage kwam. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte wist van de aanwezigheid van het vuurwerk en de harddrugs in de garage. Hierbij betrekt de rechtbank de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting dat zij vermoedde dat de medeverdachte speed gebruikte. De speed is in de garage gevonden.
Voorts heeft de verdachte bekend dat zij wetenschap had van de aanwezigheid van de wiet en hasjiesj in de woning (ten laste gelegd onder feit 2). Nu deze wiet en hasjiesj onder meer in de kleine slaapkamer zijn aangetroffen, impliceert dit dat de verdachte ook die kamer betrad en daardoor wist wat daar lag.
De verdachte heeft verder verklaard dat zij wel wetenschap had van de aanwezigheid van bepaald vuurwerk en sommige wapens, maar dat zij in de veronderstelling was dat dit legaal vuurwerk en legale wapens waren.
Ingevolge jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een veroordeling ter zake het ‘voorhanden hebben’ van vuurwerk, wapens en munitie vereist dat de verdachte het vuurwerk, de wapens en de munitie bewust aanwezig heeft gehad. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van 'een meerdere of mindere mate' van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het vuurwerk en de wapens, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het vuurwerk en de wapens of tot de exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (vgl. o.a. HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6138, rov. 2.3.; HR 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504, rov. 2.4 en HR 24 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:757, rov. 2.3). De vereiste bewustheid hoeft zich in de door de Hoge Raad gegeven uitleg niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het vuurwerk, de wapens en munitie. Dat de verdachte niet wist dat het verboden vuurwerk betrof, doet daarom niet ter zake. Daarbij wijst de rechtbank ten overvloede naar de verklaring van de verdachte bij haar aanhouding op 11 januari 2020, waarbij zij zegt dat de medeverdachte vaker lawinepijlen, mortierbommen en cobra’s heeft waar hij mee knutselt en die hij afsteekt. Zeker wat betreft de cobra’s en mortierbommen is het naar het oordeel van de rechtbank een feit van algemene bekendheid dat dit illegaal vuurwerk is.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verdachte de harddrugs, het vuurwerk, de wapens en de munitie bewust aanwezig respectievelijk voorhanden heeft gehad.
Medeplegen
Nu de verdachte en de medeverdachte tezamen wetenschap hadden van de drugs, het vuurwerk, de wapens en de munitie in de woning en deze zich in hun gezamenlijke machtssfeer bevonden, acht de rechtbank ook het medeplegen bewezen.