Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
zaak 298329blijkt uit:
- de conceptdagvaarding met producties 1 tot en met 10;
- het e-mailbericht van 4 november 2021 van mr. Zuidema, waarin hij laat weten
- de brief van 11 november 2021 zijdens [gedaagde] met producties 1 tot en met 9;
- het e-mailbericht van 15 november 2021 zijdens [eiser] met producties 11 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord met producties 10 tot en met 13;
zaak 298810blijkt uit:
2.De feiten in beide zaken
- de vordering inclusief rente en kosten te begroten op een bedrag van € 128.700,--;
- het verlof uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.”
IN CONSERVATOIR BESLAG GENOMENde onroerende zaak kadastraal omschreven als: Wonen, kadastraal bekend als [kadasternummer] groot 245 m2, plaatselijk bekend als [adres 2] te [woonplaats] ; staande voormelde onroerende zaak, voor ½ gedeelte in het onverdeeld volledig eigendom, ten name van [eiser] voornoemd (...)”.
3.Het geschil in beide zaken
- ii) de woning waarop beslag is gelegd behoort [eiser] toe in mede-eigendom, terwijl er geen beslag is gelegd op het aandeel van [eiser] in de woning en het beslag dus onrechtmatig is gelegd. Een ‘halvering’ van het beslag door gedeeltelijke opheffing is niet mogelijk,
- iii) het beslag is alleen gelegd door [gedaagde] , niet (ook) door de overige gedingvoerende partijen (de VOF en Loo),
- iv) er is geen lopende procedure in hoger beroep en de bij het gerechtshof op de parkeerrol staande zaak is tot op heden niet opnieuw opgebracht ter voortzetting.
4.De beoordeling in beide zaken
dagvaardingen
gehelewoning, en niet slechts op het
onverdeelde aandeelvan [eiser] . De voorzieningenrechter volgt [eiser] en [eiseres] hierin en verwijst daarbij naar hetgeen onder 2.3., 2.4. en 2.5. staat. Dat in het verzoekschrift (onder 28 aldaar) staat dat de woning slechts voor de helft aan [eiser] toebehoort, doet hieraan niet af, nu de voorzieningenrechter het verlof “als verzocht” heeft toegestaan, waarmee conservatoir beslag op de
gehelewoning is verleend. Dat de gerechtsdeurwaarder (zie onder 2.5.) zich vervolgens niet letterlijk heeft gehouden aan het door de voorzieningenrechter verleende verlof door zelf toe te voegen dat de woning “
voor ½ gedeelte in het onverdeeld volledig eigendom ten name van [eiser]”, maakt niet dat er – zoals zijdens [gedaagde] is bepleit – slechts op het
aandeelvan [eiser] in de woning conservatoir beslag is gelegd. Een deurwaarder dient immers uit te voeren waartoe een voorzieningenrechter verlof heeft verleend, hetgeen in dit geval niet door de deurwaarder is gedaan, nog daargelaten dat de enkele toevoeging dat [eiser] voor de helft eigenaar is van die woning, niet maakt dat daarmee ook slechts op zijn aandeel in de woning beslag is gelegd.
en/of het onverdeelde aandeel daarin[cursief door voorzieningenrechter]. Hiertegen is zijdens [gedaagde] geen bezwaar gemaakt, zodat recht wordt gedaan op de gewijzigde eis.
gehelewoning op het moment dat hij kennisneemt van de aankoop van de nieuwe woning door [eiser] , waardoor [eiser] en [eiseres] vermogensrechtelijk klem komen te zitten. [eiser] en [eiseres] hoefden niet, na 3 jaar parkeerrol, te verwachten dat [gedaagde] ineens hun maatschappelijk leven zou gaan blokkeren op het moment dat zij hun huidige woning verkopen en een nieuwe woning kopen. Van [gedaagde] kan en mag worden verwacht dat hij voldoende voortvarend procedeert, te meer nu hij beweerdelijk een vordering van kennelijk in elk geval circa € 100.000,00 op [eiser] stelt te hebben. Uit het 3 jaar op zijn beloop laten van het hoger beroep blijkt geen (voldoende) voortvarendheid. Voor zover zijdens [gedaagde] is betoogd dat is gewacht op de uitspraak van de strafrechter - 13 juli 2021 - alvorens in de civiele zaak verder te procederen, is dat op zich niet onvoorstelbaar, maar de gevolgen van die beslissing hoeven niet door [eiser] en [eiseres] te worden gedragen, zeker niet nu onderzocht moet worden iets wat [eiser] wel of niet heeft gehoord op 4 maart 2009. Daarnaast is de grondslag van de strafzaak niet zonder meer zodanig dat het beloop daarvan moest worden afgewacht voordat de civiele zaak kon worden voortgezet. Er bestaat geen bewijstechnische noodzaak om het vonnis in de strafzaak af te wachten. Gelet hierop én op de verstreken tijd tussen 4 maart 2009, de uitzending van Zembla op 22 november 2016 én het feit dat de zaak bij het gerechtshof al 3 jaar op de parkeerrol staat, terwijl er tot op heden geen memorie van grieven zijdens [gedaagde] is genomen, op wiens weg het ligt om voldoende onderbouwd te stellen en – eventueel – te bewijzen dat hij niet op 4 maart 2009 aan [eiser] heeft meegedeeld dat er op de boerderij Q-koorts heerste, maakt dat de belangenafweging in het voordeel van [eiser] en [eiseres] uitvalt. Dat, zoals zijdens [gedaagde] ter zitting is aangevoerd, [eiser] verval van instantie had kunnen vragen, doet hieraan niet af. Het is immers [gedaagde] die als eiser/appellant in die zaak stelt een vordering jegens [eiser] te hebben. Hetgeen [eiser] al dan niet kan doen, is onvoldoende relevant om het thans gevorderde af te wijzen.
- griffierecht € 618,00 (twee zaken x € 309,00)
- salaris advocaat