Uitspraak
wonende te [woonplaats], Duitsland,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
12 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de werkneemster, eiseres tot cassatie, een verzoek tot heropening van het getuigenverhoor had ingediend. De werkneemster was in dienst bij [verweerster] B.V. en vorderde betaling van een bedrag van € 991,37, dat zij stelde te zijn verschuldigd voor loon over september 2014. De kantonrechter had in eerdere vonnissen geoordeeld dat [verweerster] het bewijs had geleverd dat het bedrag contant was betaald, en had de vordering van de werkneemster afgewezen.
De werkneemster stelde in cassatie dat de kantonrechter zonder motivering voorbij was gegaan aan haar verzoek om heropening van het getuigenverhoor. De Hoge Raad oordeelde dat de kantonrechter onvoldoende aandacht had besteed aan dit verzoek en dat het eindvonnis niet naar behoren was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de zaak terug voor verdere behandeling. Tevens werd de werkneemster niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep tegen het tussenvonnis. De kosten van het geding in cassatie werden gereserveerd, waarbij de Hoge Raad de kosten aan de zijde van de werkneemster begrootte op € 531,65 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.