Kern van het geschil tussen partijen is vervolgens óf [eiser ] dezelfde werkzaamheden verrichtte als een vaste werknemer in salarisschaal 4.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat er door partijen wisselend wordt gesteld over de functieaanduiding van [eiser ] in de periode tot 1 januari 2019. Geen verschil van mening bestaat er over de verloning van [eiser ] in die periode in salarisschaal 2. Uit de standpunten en stukken van Rockwool volgt dat vaste medewerkers verloond werden in salarisschaal 3 en hoger.
Rockwool betwist dat [eiser ] als uitzendkracht dezelfde werkzaamheden verrichtte als een vaste medewerker. Bij de vaste medewerker behoort het zelfstandig verrichten van werkzaamheden op verschillende werkplekken, het beschikken over specifieke kennis, ervaring, competenties en certificaten. Volgens Rockwool verschilt dit van de uitzendkracht die op één specifieke werkplek wordt ingezet, slechts een deel van de werkzaamheden van de vaste medewerker verricht, in de regel geen machines bedient en niet volledig zelfstandig werkt. De uitzendkracht heeft dus volgens Rockwool geen vergelijkbare functie als de vaste medewerker.
[eiser ] stelt dat de geschetste verschillen in de praktijk niet aanwezig waren.
In wezen is het dus een bewijsvraag. De kantonrechter stelt voorop dat het aan [eiser ] is om onderbouwd te stellen en bij (voldoende gemotiveerde) betwisting te bewijzen dat de werkzaamheden van [eiser ] gelijk of vergelijkbaar waren met die van de medewerker in vaste dienst. Ter onderbouwing is door [eiser ] een door hemzelf opgestelde verklaring in geding gebracht. Mede gezien artikel 164 Rv is hierin onvoldoende bewijs gelegen. Dit is
niet het geval voor de verklaring van de heer [naam 1] . Rockwool stelt zich op het standpunt dat [naam 1] gezien moet worden als partijgetuige vanwege de door hem eveneens tegen Rockwool aangespannen zaak. Dit maakt [naam 1] echter niet formeel of materieel een partij in déze zaak en daarmee geen partijgetuige in de zin van artikel 164 Rv. [naam 1] verklaarde nadrukkelijk dat er geen onderscheid bestond tussen de werkzaamheden van de vaste medewerkers in de ploeg en de uitzendkrachten.
Tegenover deze verklaringen staan de verklaringen van twee managers die in geding zijn gebracht door Rockwool, aangevuld door een stuk waarin -gesteld- beide managers reageren op passages in de conclusie van repliek. Voorts verwijst Rockwool naar een algemene bespreking van de inschaling in een brief van de heer [naam 2] aan FNV, gevoegd als productie 13 bij dagvaarding. Deze verklaringen/stukken zijn uiterst beperkt en algemeen gesteld, zo wordt er geen aanduiding gegeven van de periode waarop de verklaring ziet. De verklaringen worden op stukken ook weersproken door de verklaring van [naam 3] van Olympia zoals besloten in de brief van 17 september 2020. Dat de praktijk en gewenste situatie vanuit managementperspectief bij Rockwool konden verschillen volgt daarbij ook uit de reactie van de beide managers op de conclusie van repliek, waar over de heer [naam 4] gesproken wordt.
De verklaring van [eiser ] is gedetailleerd in de beschrijvingen van werkzaamheden en wordt ook ondersteund door de verklaring van [naam 1] . De verklaringen die Rockwool in geding heeft gebracht zijn onvoldoende gedetailleerd en op onderdelen niet geloofwaardig gelet op andere stukken.