44.Eiseres heeft beroep ingesteld op de hierna te bespreken gronden.
45. Tussen partijen is in geschil of verweerder heeft mogen overgaan tot het geven van schriftelijke waarschuwing preventieve stillegging van werk.
De bespreking van de beroepsgronden
46. Eiseres heeft betoogd dat de schriftelijke waarschuwing preventieve stillegging van werk prematuur is, nu in de boetezaak nog geen uitsluitsel is gegeven over de overtredingen op grond van de Wml. In die zaak is het primaire standpunt van eiseres dat het boetebesluit in zijn geheel vernietigd dient te worden en in ieder geval gedeeltelijk voor wat betreft de overtredingen op grond van artikel 18b, tweede lid, van de Wml.
Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat de hoogte van de boete aanzienlijk gematigd dient te worden. Het in de boetezaak aangetekende beroep dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, omdat ten aanzien van die boetefeiten de waarschuwing wordt gegeven. Verder acht eiseres de schriftelijke waarschuwing voorbarig, nu op grond van artikel 4 van de Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten (hierna: de Beleidsregel) de waarschuwing achterwege kan worden gelaten wanneer de toezichthouder de opgelegde boete heeft gematigd.
47. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit terecht het standpunt ingenomen dat de geconstateerde overtreding of opgelegde boete niet eerst in rechte hoeft vast staan alvorens een schriftelijke waarschuwing preventieve stillegging van werk kan worden gegeven. Verwezen wordt naar de Memorie van Toelichting op artikel 18i van de Wml (kamerstukken II 2011-2012, 33 207, p. 50 en 51). Dit ligt evenmin voor de hand omdat in het geval de boete bestuursrechtelijk wordt aangevochten, het wel jaren kan duren voordat daarover in hoogste rechtsinstantie uitsluitsel is gegeven. De overtreder zou dan in de tussentijd overtredingen kunnen blijven begaan zonder dat de Inspectie de mogelijkheid heeft om hem door middel van de waarschuwing orde op zaken te laten stellen. Verder heeft de rechtbank reeds hiervoor geoordeeld dat verweerder op goede gronden is overgegaan tot het opleggen van de boete wegens overtreding van artikel 18b, tweede lid, van de Wml en heeft hij geen aanleiding hoeven zien om tot matiging overgegaan. Gelet hierop hoeven de overige beroepsgronden van eiseres in dit verband geen nadere bespreking.
48. Eiseres heeft bestreden dat verweerder een evenredige belangenafweging heeft gemaakt. Er wordt volgens haar enkel – zonder nadere motivering – aangegeven dat verweerder op dit moment geen aanleiding ziet om de waarschuwing achterwege te laten. De enkele verwijzing naar het boeterapport met de daarin geconstateerde overtredingen is onvoldoende. Dit klemt temeer nu eiseres in de boetezaak uitvoerig is ingegaan op de aard, de omvang en de gevolgen van de overtreding.
49. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres niet in haar beroepsgrond worden gevolgd. In het onderhavige geval is er sprake van een tweetal overtredingen van artikel 18b, tweede lid, van de Wml. Omdat er geen dan wel onvoldoende (administratieve) bescheiden zijn overgelegd, kunnen de inspecteurs niet controleren of de werknemers conform de bepalingen van de Wml zijn uitbetaald. Wanneer een dergelijk onderzoek niet mogelijk is worden de inspecteurs in hun onderzoek naar de naleving van de Wml belemmerd en kan een eventuele onderbetaling voortduren. Daarom wordt het overtreden van artikel 18b, tweede lid, van de Wml aangemerkt als een ernstige overtreding en is het geven van een schriftelijke waarschuwing niet disproportioneel. Het voorgaande klemt temeer nu de rechtbank van oordeel is dat verweerder op goede gronden tot het opleggen van een boete is overgegaan wegens niet naleving van de Wml. Verder is niet gebleken dat sprake is van een situatie dat de overtredingen eiseres niet of in mindere mate kunnen worden verweten. Ook is geen sprake van feiten of omstandigheden die afdoen aan de ernst van de overtredingen. Eiseres heeft daarnaast geen concrete of doeltreffende maatregelen getroffen om soortgelijke overtredingen in de toekomst te voorkomen. De waarschuwing preventieve stillegging is het aangewezen middel om te bewerkstelligen dat een mogelijke nieuwe overtreding wordt voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank is de opgelegde schriftelijke waarschuwing preventieve stillegging van werk niet onevenredig te achten.
50. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden de boetes vastgesteld op € 88.000,- wegens overtreding van de Wav en € 15.250,- wegens het niet naleven van de Wml. Voor matiging van de hoogte van deze boetebedragen heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen overgegaan tot het geven van een schriftelijke waarschuwing preventieve stillegging van werk. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de bestreden besluiten de toets in rechte doorstaan.
51. De beroepen zijn daarom ongegrond.
52. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken (voorzitter), en mr. M.A.H. Span-Henkens en mr. D. Wenders, leden, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op: 30 september 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
1. Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.
2. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.
3. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten:
a. onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;
b. te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging;
c. zich zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen;
d. de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge;
e. zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt.
Algemene wet bestuursrecht
1. Degene die wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie, is niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen omtrent de overtreding af te leggen.
2. Voor het verhoor wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.
Artikel 5:16
Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen
1. Een toezichthouder is bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.
2. Hij is bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.
3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.
1. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
2. Het rapport is gedagtekend en vermeldt:
a. de naam van de overtreder;
b. de overtreding alsmede het overtreden voorschrift;
c. zo nodig een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd.
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
1°. degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten;
[…]
1. Het is een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning of zonder dat een vreemdeling in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij die werkgever.
1. Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is niet van toepassing met betrekking tot:
c. een vreemdeling die behoort tot een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie, dan wel bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie van werkzaamheden verricht.
Artikel 15a
De werkgever is verplicht om binnen 48 uren na een daartoe strekkende vordering van de toezichthouder de identiteit vast te stellen van een persoon van wie op grond van feiten en omstandigheden het vermoeden bestaat dat hij arbeid voor hem verricht of heeft verricht, aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht en de toezichthouder te informeren door een afschrift van dit document te verstrekken.
Beleidsregel boeteoplegging Wav 2020
Artikel 1
Bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen wordt voor alle overtredingen als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die zijn neergelegd in de ‘Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Wet arbeid vreemdelingen’ die als bijlage I bij deze beleidsregel is gevoegd.
Bijlage I. behorende bij artikel 1 van de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2020
Boetenormbedragen bestuursrechtelijke overtredingen als bedoeld in de artikelen 2 eerste lid, en 15a Wet arbeid vreemdelingen
2 1 Het is een werkgever verboden een vreemdeling in
Nederland arbeid te laten verrichten zonder
tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning;
15a De werkgever laat na om binnen 48 uren na een daartoe
strekkende vordering van de toezichthouder de identiteit vast
te stellen van een persoon van wie op grond van feiten en omstandigheden het vermoeden bestaat dat hij arbeid voor hem verricht of heeft verricht, aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht en de toezichthouder te informeren door een afschrift van dit
document te verstrekken.
OvertrederBoetenormbedrag
Natuurlijk persoon, die een huishoudelijke of persoonlijke dienst laat verrichten € 2.000
Natuurlijk persoon, die handelt uit ambt, beroep of bedrijf € 4.000
Stichting of vereniging met algemeen nut beogende doelstelling, waarbij sprake
is van arbeid in de niet-zakelijke sfeer. Onder arbeid in de niet-zakelijke sfeer
wordt verstaan arbeid die niet bedrijfsmatig van aard is en niet gericht is op het
verwerven van inkomsten. € 4.000
Feitelijk leidinggevende die leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging € 6.000
Overige rechtspersonen of daarmee gelijkgestelden € 8.000
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
1. In afwijking van artikel 620 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek geschiedt de voldoening van het verschuldigde minimumloon door girale betaling overeenkomstig artikel 114 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Als overtreding wordt tevens aangemerkt het door de werkgever desgevraagd niet of niet tijdig aan de toezichthouder verstrekken van:
a. een opgave als bedoeld in artikel 626 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel andere bescheiden waaruit de in dat artikel voorgeschreven gegevens blijken;
b. bescheiden waaruit blijkt welk loon en welke vakantiebijslag aan de werknemer zijn voldaan;
c. bescheiden waaruit blijkt hoeveel uren de werknemer heeft gewerkt;
1. Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar kan, nadat een overtreding van een voorschrift bij of krachtens deze wet is geconstateerd die bestuurlijk beboetbaar is gesteld, aan de werkgever een schriftelijke waarschuwing geven dat bij herhaling van de overtreding of bij een latere overtreding van eenzelfde in de waarschuwing aangegeven wettelijke verplichting of het niet naleven van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen, door hem een bevel kan worden opgelegd dat door hem aangewezen werkzaamheden voor ten hoogste drie maanden worden gestaakt dan wel niet mogen worden aangevangen. Artikel 18a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, vervalt indien na de dagtekening van de waarschuwing vijf jaren zijn verstreken.
Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag
2. Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 18i, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw dezelfde of een soortgelijke overtreding is geconstateerd die eveneens ernstig is, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.
3. Als een ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij:
c. artikel 18b, tweede lid, van de wet niet is nageleefd.
Beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag 2018
1. Indien een werkgever de op hem rustende verplichting, bedoeld in artikel 7a, van de wet, niet of onvoldoende nakomt, wordt hem per werknemer ten aanzien van wie de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opgelegd waarvan de hoogte wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel.
Boetebedragen overtreding artikel 7a
Periode waarin ten minste eenmaal het loon niet giraal is uitbetaald
6 maanden of langer € 1.250
Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten
1. Bij de overweging een waarschuwing of een bevel tot preventieve stillegging achterwege te laten in verband met de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden wordt onder meer rekening gehouden met het type overtreding en de omvang van de overtreding.
2. Bij de overweging een waarschuwing of een bevel tot preventieve stillegging achterwege te laten in verband met de gevolgen van de overtreding wordt onder meer rekening gehouden met de maatschappelijke gevolgen en met de economische gevolgen voor derden.
3. Bij de overweging een waarschuwing of een bevel tot preventieve stillegging achterwege te laten kan rekening worden gehouden met het feit dat de toezichthouder de opgelegde boete heeft gematigd.
4. Bij een overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag blijft een waarschuwing of bevel tot preventieve stillegging achterwege indien het boetenormbedrag dat voor de overtreding op grond van artikel 1, eerste of tweede lid, van de vigerende beleidsregel in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag geldt, minder bedraagt dan € 1.250.
1. Indien een werkgever niet of niet tijdig de bescheiden verstrekt als bedoeld in artikel 18b, tweede lid, van de wet wordt hem voor iedere werknemer die het betreft een bestuurlijke boete opgelegd van € 12.000.
2. De boete voor een overtreding van artikel 18b, tweede lid, van de wet wordt gematigd, indien de werkgever kan aantonen dat sprake is geweest van een arbeidsduur die korter was dan zes maanden. In dat geval wordt de boetehoogte bepaald aan de hand van onderstaande tabel.
Boetebedragen overtreding artikel 18b, tweede lid, bij arbeidsduur korter dan zes maanden
Duur tewerkstelling