Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 16,
- de conclusie van antwoord en de daarbij overgelegde producties 1 en 2,
- de akte houdende overlegging producties van mr. Jager met de producties 17 tot en met 23,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 april 2021 en de daaraan gehechte comparitie-aantekeningen van de zijde van ING en pleitaantekeningen van de zijde P1 en Antario.
2.De feiten
€ 10.000,- op 15 oktober 2008;
€ 50.000,- op 13 augustus 2009;
€ 100.000,- op 17 december 2009;
4.De beoordeling
Art. 156 lid 1 Rv bepaalt dat akten ondertekende geschriften zijn die bestemd zijn om tot bewijs te dienen. Voor onderhandse akten gelden geen andere wettelijke vereisten dan uit de tekst van deze bepaling voortvloeien, te weten dat het moet gaan om een geschrift dat is ondertekend en dat is bestemd om tot bewijs te dienen. Art. 156 lid 1 Rv ziet ook op een meer bladzijden tellend stuk dat uitsluitend aan het slot daarvan is ondertekend. Een dergelijk stuk levert derhalve een onderhandse akte op als ook voor het overige aan de zojuist genoemde eisen van art. 156 lid 1 Rv is voldaan.
Looptijdis overeengekomen dat de overeenkomst door beide partijen dagelijks opzegbaar is. Daar komt bij dat in de van toepassing verklaarde Algemene Voorwaarden, specifiek in artikel 30 daarvan, is opgenomen dat de (krediet)relatie door de bank kan worden opgezegd. Bovendien heeft ING een alternatief aangeboden – mits aan een omzetvoorwaarde wordt voldaan – waarvan door P1 en Antario niet gesteld of gebleken is dat dit geen gelijkwaardig alternatief zou zijn. Daaruit volgt voor de rechtbank dat ING gerechtigd was het werkkapitaalkrediet te beëindigen. Waarom ING niet gerechtigd zou zijn om de voorwaarde te stellen dat de omzet van P1 minimaal 25% van het krediet diende te zijn, is door P1 en Antario niet of onvoldoende onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat ING en P1 die voorwaarde immers ook al zijn overeengekomen in de overeenkomst van 8 februari 2011. Op pagina 4 onder de kop “Omzet op de zakelijke rekening” is bepaald dat gemiddeld per maand 25% van de kredietlimiet aan omzet geboekt dient te worden op de rekening bij de kredietgever. Daarnaast is bepaald dat, indien daar niet binnen zes maanden na de offertedatum aan voldaan werd, ING het recht heeft de kredietlimiet te verlagen, dan wel het krediet in rekeningcourant op te zeggen. P1 heeft niet betwist dat aan dit vereiste niet is voldaan en wanneer P1 daar wel aan had voldaan, dat dan de alternatieve kredietvorm aan haar zou zijn verstrekt. Gelet op deze omstandigheden en het feit dat een geleidelijke afbouw van 24 maanden in acht is genomen, is de rechtbank van oordeel dat ING gerechtigd was om tot een beëindiging van het krediet over te gaan op het moment dat door P1 niet werd voldaan aan haar aflossingsverplichting.
De kredietfaciliteit wordt vrijgeven zodra de offerte is getekend, de zekerheden zijn gevestigd en aan de bijzondere bepalingen is voldaan.” Op de pagina 6, de pagina met de handtekeningen, is aan het slot bepaald dat de kredietnemer door ondertekening verklaart een exemplaar van (onder meer) de ABP te hebben ontvangen en zijn onder de kop ‘Bijlagen’ onder meer de ABP vermeld. De rechtbank is daarom van oordeel dat het blote verweer van P1 en Antario dat pagina 4 geen deel uitmaakt van de kredietovereenkomst, gepasseerd moet worden.
,komt het stille pandrecht op een later moment,
.
alsmede de toekomstige vorderingen die de kredietnemer op derden zal verkrijgen uit ten tijde van "deze" verpanding nog niet bestaande rechtsverhoudingen.Gelet op deze laatste zinsnede kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat hier is gekozen voor een combinatie van beide pandvormen, daar deze laatste zinsnede vanwege het grondslagvereiste niet kan slaan op het stil pandrecht. De mededeling aan Antario in de brief van 27 februari 2018 heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geleid tot de vestiging van een openbaar pandrecht op de vordering die P1 heeft op Antario.
5.De beslissing
11 augustus 2021voor het nemen van een akte door ING over hetgeen is vermeld onder rechtsoverweging 4.12, waarna P1 en Antario bij antwoordakte daarop mogen reageren,