ECLI:NL:HR:2000:AA4278
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- F. Herrmann
- J. Jansen
- M. Fleers
- H. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verduistering van kunstwerken en de rechtsgeldigheid van overeenkomsten
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], verweerster in cassatie, aangeduid als [verweerster], gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. Eiser vorderde schadevergoeding van ƒ 2.990.000,-- wegens verduistering van acht kunstwerken van Piet Mondriaan, alsook de afgifte van twee andere kunstwerken, en diverse geldbedragen met rente. De Rechtbank heeft op 12 mei 1993 in conventie de vorderingen van eiser toegewezen, maar in reconventie verweerster veroordeeld tot betaling van ƒ 18.000,-- aan eiser. Verweerster ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waar eiser voorwaardelijk incidenteel hoger beroep instelde. Het Hof bepaalde dat eiser zekerheid moest stellen voor de executie van het vonnis. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen een tussenarrest van het Hof, dat oordeelde dat de tekst van de overeenkomsten mogelijk later boven de handtekening van de oprichtster was geplaatst. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, oordelend dat het Hof terecht de bewijslast bij verweerster heeft gelegd en dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad veroordeelt eiser in de kosten van het geding in cassatie.