ECLI:NL:RBLIM:2021:4269

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
ROE 20/3252
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming loonkosten NOW-2 door MVV Maastricht B.V. wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in het beroep van MVV Maastricht B.V. tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-2). De rechtbank oordeelde dat de aanvraag te laat was ingediend, aangezien deze uiterlijk op 31 augustus 2020 had moeten worden ingediend. De rechtbank stelde vast dat de NOW-2 en de Kaderwet SZW-subsidies geen hardheidsclausule bevatten, waardoor er geen ruimte was voor een belangenafweging. De rechtbank ging niet in op de vraag of de termijnoverschrijding aan eiseres te wijten was, omdat de wet dwingend voorschrijft dat een te laat ingediende aanvraag moet worden afgewezen. Eiseres had betoogd dat er sprake was van overmacht, maar de rechtbank oordeelde dat er geen zeer uitzonderlijke situatie was die een afwijking van de regels rechtvaardigde. Het beroep van MVV Maastricht B.V. werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/3252

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 mei 2021 in de zaak tussen

de besloten vennootschap MVV Maastricht B.V. (MVV), te Maastricht, eiseres,

(gemachtigden: mr. A.W. Brantjes en mr. P.A.M. Neijtzell de Wilde),
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (minister), verweerder,

(gemachtigde: M. Wardenburg).

Procesverloop

In het besluit van 17 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-2) afgewezen.
In het besluit van 27 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Mr. Brantjes heeft door middel van videobellen deelgenomen aan de zitting. Ook zijn namens eiseres verschenen [naam 1] en [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.2.
Eiseres is een betaald voetbalorganisatie die gevestigd is in de gemeente Maastricht. Op dit moment speelt eiseres in de Eerste Divisie. Dat is de laagste divisie waar betaald voetbal gespeeld wordt. Daarnaast exploiteert eiseres een horecabedrijf. De reguliere inkomsten van eiseres bestaan vooral uit opbrengsten uit kaartverkoop, sponsoring en mediagelden.
1.3.
Eiseres heeft op 11 mei 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1) voor de periode van maart tot en met mei 2020.
Bij besluit van 15 mei 2020 heeft verweerder deze aanvraag toegewezen.
1.4.
Op 7 september 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-2 voor de periode van juni tot en met september 2020. Deze aanvraag heeft verweerder op 11 en 14 september 2020 ontvangen.
1.5.
Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag van eiseres afgewezen, omdat een aanvraag op grond van de NOW-2 uiterlijk op 31 augustus 2020 had moeten worden ingediend. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Beroepsgronden
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan.
Er is sprake van overmacht. De verantwoordelijke medewerker bij eiseres kampte met een burn-out. Hierdoor is onder meer de deadline voor de NOW-2 aanvraag uit het oog verloren. Er liepen in die periode meerdere belangrijke deadlines, zoals inzake de jaarcijfers, de subsidieverantwoordingen, de transferperiode en de aanvraag voor het voorschot op grond van de NOW-2. Voor wat betreft de NOW-2 aanvraag kwam de verantwoordelijke medewerker van eiseres er te laat achter dat niet de datum 15 november 2020 gold (van de vaststelling van de subsidie), maar dat de aanvraag met betrekking tot het voorschot op grond van de NOW-2 uiterlijk 31 augustus 2020 moest zijn ingediend. Hierdoor kan het te laat indienen van de aanvraag eiseres niet worden toegerekend, althans de gevolgen daarvan. Als het afwijzingsbesluit in stand blijft, heeft dat onomkeerbare en catastrofale gevolgen. Niet alleen omdat er gedwongen ontslagen moeten vallen, maar ook omdat de continuïteit van eiseres in gevaar komt. Als zij de subsidie niet krijgt, raakt zij in acute financiële problemen.
Daarnaast is eiseres van mening dat het feit dat een hardheidsclausule ontbreekt, niets afdoet aan het feit dat er andere mogelijkheden zijn om uitzonderingen op de NOW-bepalingen te bewerkstelligen. In deze zaak is sprake van dermate bijzondere omstandigheden dat een toetsing op individueel niveau (maatwerk) niet achterwege kan blijven en die toetsing hoort ten gunste van eiseres uit te vallen, nu afwijzing van de NOW-2 aanvraag tot een voor eiseres onevenredige uitkomst leidt. Het afwijzende besluit klemt temeer nu eiseres aan alle voorwaarden voor de te verkrijgen subsidie voldoet en de subsidie circa € 250.000,- zou bedragen.
Tot slot stelt eiseres zich op het standpunt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het motiveringsbeginsel van artikel 7:12 van de Awb. De relevante feiten en belangen moeten worden betrokken in de besluitvorming en dat is niet gebeurd.
Reactie verweerder
3. Verweerder heeft in het verweerschrift nader toegelicht dat de aanvraagperiode van de tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-2 liep van 6 juli 2020 tot en met 31 augustus 2020. De regeling NOW is zo eenvoudig mogelijk gehouden. Dat betekent dat niet met alle bijzondere situaties rekening kan worden gehouden. Eenvoud in de uitvoering gaat hier voor op het zoveel mogelijk recht doen aan alle omstandigheden van het geval. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties is ruimte voor maatwerk. In het geval van eiseres ziet verweerder die ruimte niet. Het niet tijdig aanvragen van een NOW-2 tegemoetkoming komt volgens verweerder voor rekening en risico van eiseres.
Wettelijk kader
4.1.
De voor dit geding relevante wettelijke bepalingen uit de NOW-2 luidden ten tijde van het primaire besluit en het bestreden besluit als volgt:
4.2.
Artikel 5. Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 4:35, eerste en tweede lid, van de Awb wordt de subsidieverlening geweigerd, indien of voor zover:
a. niet of onvoldoende aannemelijk is dat de omzetdaling van de betreffende werkgever ten minste 20% zal zijn;
b. het rekeningnummer dat bij de aanvraag is opgegeven niet correspondeert met het in de aanvraag opgegeven loonheffingennummer en de daaraan verbonden rekeninggegevens;
c. geen loongegevens beschikbaar zijn in de polisadministratie, bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, over de aangiftetijdvakken, bedoeld in artikel 8, tweede tot en met vierde lid; of
d. de aanvraag anderszins niet voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen.
4.3.
Artikel 10. Aanvraag van de subsidieverlening
1. De werkgever dient een subsidieaanvraag in door middel van een door de Minister beschikbaar gesteld formulier.
2 Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 6 juli 2020 tot en met 31 augustus 2020.
(…)
7 De subsidieaanvraag wordt elektronisch gedaan, tenzij op www.uwv.nl kenbaar wordt gemaakt dat een schriftelijke subsidieaanvraag ook mogelijk is.
(…)
4.4.
In de nota van toelichting (Staatscourant 2020, 34308) staat bij artikel 10, tweede lid, van de NOW-2 het volgende:
Voor de subsidieaanvraag geldt een aanvraagtijdvak. De werkgever kan een aanvraag doen tot en met 31 augustus 2020. De aanvraag kan in ieder geval vanaf 6 juli 2020 ingediend worden. Indien een aanvraag buiten de gestelde periode valt, zal deze worden afgewezen.
4.5.
Op pagina 15 van de nota van toelichting staat:
De aanvraagperiode voor subsidie loopt van 6 juli tot en met 31 augustus 2020. Aanvragen kunnen alleen worden ingediend via het daarvoor ontworpen formulier dat via www.uwv.nl beschikbaar wordt gesteld.
Beoordeling
5. Vast staat dat eiseres de aanvraag voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-2 eerst op 11 september 2020 heeft ingediend. Dit is na het aanvraagtijdvak genoemd in artikel 10, tweede lid, van de NOW-2. Daarnaast heeft eiseres de aanvraag niet ingediend via het daarvoor ontworpen formulier als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de NOW-2.
6. De rechtbank is van oordeel dat in artikel 5, aanhef en onder d, in combinatie met artikel 10, tweede lid, van de NOW-2 dwingend is voorgeschreven dat een te laat ingediende aanvraag om subsidie moet worden afgewezen. Dit blijkt eveneens uit de nota van toelichting bij de NOW-2. De NOW-2 noch de Kaderwet SZW-subsidies, waarop de NOW-2 is gebaseerd, bevat een hardheidsclausule en biedt verweerder dan ook geen ruimte voor een belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Awb.
Verweerder was daarom gehouden de aanvraag van eiseres af te wijzen. Gelet op deze dwingend geformuleerde afwijzingsgrond, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder het door eiseres ter zitting gedane beroep op een verschoonbare termijnoverschrijding in dit geval niet heeft toegekend. De rechtbank verwijst in dit verband naar vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven ter zake de weliswaar op een andere wettelijke grondslag gebaseerde maar wel vergelijkbare Regeling nationale EZ-subsidies (ECLI:NL:CBB:2019:143 en ECLI:NL:CBB:2019:560). Aan de vraag of de termijnoverschrijding al dan niet aan eiseres is te wijten, komt de rechtbank reeds hierom niet toe. Het bestreden besluit is dan ook niet in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb.
Voor zover eiseres heeft betoogd dat verweerder in incidentele gevallen kan afwijken van het geschetste dwingende stramien, hetgeen verweerder ter zitting bevestigde, merkt de rechtbank op dat een dergelijk buitenwettelijk begunstigend beleid zich voor kan doen in een situatie dat eiseres door een zeer uitzonderlijke situatie buiten staat was haar aanvraag tijdig in te dienen. De rechtbank verwijst in dit kader naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 januari 2021 ten aanzien van een vergelijkbare situatie waarin in het kader van NOW-2 de peildatum voor het doen van loonaangifte in het geding was (vergelijk: ECLI:NL:CRVB:2021:87). De rechtbank is niet gebleken van een dergelijke zeer uitzonderlijke situatie. Daarom was er voor verweerder ook om die reden geen aanleiding om in het geval van eiseres af te wijken van de aanvraagperiode.
Conclusie
7. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanvraag van eiseres om een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-2 terecht en op goede gronden heeft afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzitter, en mr. M.A.H. Span-Henkens en mr. E.M.J. Hardy, leden, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2021.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 26 mei 2021

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.